‘Er lijkt niets veranderd’

Tekst: Ignace Schretlen

Beste arts-assistent en coassistent,

Zou het kunnen dat wij elkaar hebben gezien? Nou ja, ik zag jou, maar jij zag mij vermoedelijk niet. Ik zat in de ruime wachtruimte van een poli van een academisch medisch centrum. Jij liep over de gang die deze ruimte doorkruist. Ik kon niet inschatten of je arts-assistent of coassistent was. Half voor jou zette een specialist er stevig de pas in. Jullie kwamen van rechts, hielden vlak bij de plek waar ik zat even in – werd één van beiden opgeroepen? – en liepen toen weer gehaast verder.

Want ja, zo lopen dokters door het ziekenhuis: altijd net iets sneller dan patiënten en bezoekers maar vooral een stuk zelfverzekerder. En let vooral eens op hun blik. Ze maken louter oogcontact met anderen die een witte jas dragen. Ik moest drie kwartier wachten en observeerde dokters die patiënten uit de wachtruimte kwamen halen. Sommigen schreeuwden een naam en draaiden nonchalant wat met hun hoofd op en neer om te kijken of iemand reageerde.

Onder de titel ‘Noem de co bij z’n naam’ schreef Pim den Boon eerder dit jaar in Medisch Contact: ‘(…) Vanaf heden wil ik de naamloosheid die de coassistent soms beschoren is achter me laten. En ik heb dat voorrecht; als voorzitter van De Geneeskundestudent is het zelfs mijn taak alle geneeskundestudenten van een gezicht en een stem te voorzien. (…) Iedere student heeft een naam (…). Vaak zit er een interessant persoon aan vast, met grootse plannen en veel initiatief.’

‘Iedere student heeft een naam’

Ik las deze regels en moest direct terugdenken aan een passage uit het dagboek* dat ik vijfenveertig jaar geleden heb bijgehouden tijdens mijn coschap interne geneeskunde: ‘Vanmiddag zat ik in de assistentenkamer, toen de kar met koffie en thee voorbijkwam. Het meisje dat voor deze kar zorgt, deed de deur open, keek mij even aan, klapte toen de deur weer achter zich dicht en riep waarschijnlijk tegen iemand die de koffie en thee inschenkt: ‘Niemand’… en zo voel ik mij inderdaad.’

Misschien had ik toen even mijn witte jas uitgetrokken. Als huisarts heb ik er nooit een gedragen, maar in een ziekenhuis zou het dan één grote warboel worden. In mijn dagboek komt hierover een zekere dokter De Wael aan het woord: “Wanneer ik die witte jas uittrek, stoot iedereen aan alle kanten tegen mij op. Heb ik hem aan, dan splijt de meute zich als de Rode Zee in twee groepen uit elkaar.” Elders vermeld ik dat ‘collega’s’ mij niet groeten wanneer ik zonder witte jas eet.


Terug naar Pim: ‘Hoe mythisch de studie (geneeskunde) in de gedachten van menig middelbare scholier is, zo zwaar blijkt de studie uiteindelijk te zijn. En dan bedoel ik niet alleen de studielast. Nee, de bachelor en de coschappen missen de menselijke maat. Ze missen de interactie tussen leermeester en gezel, tussen mentor en student. Tijdens de studie mis ik vaak het vertrouwen van supervisors (…). Ik mis de betrokkenheid en interesse in de persoon achter de student.’

Er lijkt niets veranderd. In mijn dagboek schreef ik vijfenveertig jaar geleden: ‘Hoe vaak krijg je niet te horen dat een patiënt in wezen ‘een uniek individu’ is (en) dat je hem niet mag beschouwen als ‘een nummer’ (…). Maar ondertussen (…) ben je zélf als student niet veel meer dan ‘een nummer’, op zijn hoogst kent men je achternaam. Dit laatste geldt helaas vaak ook voor de periode waarin je als coassistent werkt. Het komt zelden voor dat iemand echt in je geïnteresseerd is.’

In de geneeskunde barst het van paradoxen. Dat begint al met het academisch centrum waar ik jou mogelijk zag. Het megalomane complex oogt als een mix van een winkelcentrum, luchthaven en chic kantoor van een multinational. Maar planten ontbreken en juist die mis ik. Ik ben bang: wat hangt mij boven het hoofd?

De anticlimax is een raamloos, kaal kamertje. Daar staat de dokter mij te woord. Er staan een bureau, een paar stoelen, een onderzoeksbank en wat medische spullen.

‘Het komt zelden voor dat iemand echt in je geïnteresseerd is’

In de wachtruimte zelf zijn de stoelen vervangen door fauteuils. Schuin voor mij hangt een scherm. Elke vijf minuten word ik aangemaand om met de behandelaar te overleggen over het beleid, want het ziekenhuis is ‘persoonsgericht’. Nonsens, ik was twintig jaar huisarts en ben twintig jaar patiënt. Het zijn twee universums die los van elkaar staan. Ik twijfel niet aan het nut van richtlijnen, standaarden en protocollen, maar wanneer deze als dogma’s fungeren, wordt de afstand nog groter.

Heb jij gelezen over het Integraal Zorgakkoord? Dit gaat over de toekomst van de zorg. Huisartsen moeten meer tijd voor patiënten krijgen? Maar tegelijk neemt van alle kanten de druk op hen toe. Hoe moet deze paradox worden overbrugd? Van patiënten wordt verwacht dat zij vaker websites als Thuisarts.nl raadplegen, maar hoe verantwoord is dit? Verder is een grote toekomst weggelegd voor het videoconsult. Lichamelijk onderzoek lijkt op deze wijze een stille dood te sterven.

Met mijn blik volgde ik jou en de specialist met wie je meeliep tot jullie waren verdwenen. Twee jaar na mijn coschap interne geneeskunde schreef ik in een nabeschouwing over mijn dagboek: ‘Ik ben mij ervan bewust dat elke specialist vroeger ook assistent en coassistent is geweest. Misschien hebben ze toen dezelfde gedachten geopperd als die ik heb verwoord. En toch… een aantal van hen is – hoe dan ook – blijkbaar zo geworden als ze toen vreesden.’

‘Menig arts lijkt moegestreden en functioneert in overlevingsmodus’

Ik stuurde Pim mijn dagboek. Hij schreef mij: ‘De situaties die jij in drie maanden tegenkwam, zijn voor mij nog heel herkenbaar. Natuurlijk is er veel veranderd in de dagelijkse praktijk, maar de overleggen, de manier van begeleiden, de inhoudelijke redenaties en de gevoelens van een coassistent tegenover de indrukken van al die patiënten kan ik goed plaatsen. En je dagboek geeft me een mogelijkheid te relativeren, want ik kan veel positiever kijken naar dat ik nú studeer, en niet toen.’

Jij bent jong en staat nog aan het begin van jouw loopbaan. Op jouw leeftijd waren mijn ervaringen als patiënt beperkt tot kleine chirurgische ingrepen. Ik sta nu aan de andere kant van het leven. Wanneer ik met angst de toekomst tegemoet ga, dan speelt vooral het gebrek aan het vertrouwen in het zorgsysteem (dus niet jou!). De ironie wil dat jij en ik beiden met zieken hebben te maken. Maar voor jou gaat het om patiënten en bij mij om gezinsleden, familie, vrienden en kennissen.

Levenslang voel ik mij betrokken tot ontwikkelingen binnen de geneeskunde. Het is niet aan mij om te oordelen. Ik probeer slechts te observeren en te luisteren. Er is écht geen enkele reden om te veronderstellen dat dokters beter of slechter zijn geworden maar misschien wel anders. Dat anders heeft volgens mij alles te maken met de wijze waarop zij leren, c.q. geleerd hebben om hun vak uit te oefenen; de werkomstandigheden en trends in onze samenleving.

De meest gehoorde klacht over medische zorg is gebrek aan betrokkenheid. Het klinkt misschien wrang, maar waarom zou je als dokter veel tijd en energie moeten investeren in patiënten wanneer het beleid toch grotendeels wordt bepaald door richtlijnen, protocollen en standaarden? Een blik buiten jouw werkveld werpen kan riskant zijn. Wanneer ik reageer dat betrokkenheid zowel de patiëntenzorg als de arbeidsvreugde ten goede kan komen, worden prioriteiten vaak toch elders gelegd.

‘Ik sta nu aan de andere kant van het leven’

Wat mij keer op keer verbaast, is een tamelijk fatalistische houding. Menig arts lijkt moegestreden, voelt zich lamgeslagen en functioneert in een overlevingsmodus. Met het enthousiasme is ook de strijdlust verdwenen. Ik ben ervan overtuigd dat vrijwel élke arts wel weet hoe de zorg op zijn of haar eigen vakgebied beter, zinvoller en misschien ook zuiniger kan, maar tegenkrachten dwingen tot zwijgen. De geneeskunde heeft behoefte aan reflectie van binnenuit, maar de fut ontbreekt.

Voor jou is geneeskunde zonder richtlijnen, standaarden en protocollen misschien zoiets als verkeer zonder regels. Ga eens na hoe deze zijn ontstaan. De basis wordt gevormd door evidence-based medicine: niet de autoriteit van de professor, maar betrouwbaar wetenschappelijk onderzoek vormt het fundament van medisch handelen. Bij de toepassing moet je jezelf echter kritisch opstellen en richten op de patiënt. Richtlijnen mogen nooit verder reiken dan de grenzen van hun fundament.

Soms lijkt het of dokters geen vertrouwen meer in hun eigen capaciteiten hebben. Ellenlange vragenlijsten die voor het bezoek aan de specialist ingevuld moeten worden vervangen deels de anamnese. Steeds vaker zien dokter en patiënt elkaar pas nadat routinematig peperduur onderzoek is aangevraagd. Bij binnenkomst ligt er dan al vaak een diagnose (of is er niets aan de hand). De richtlijnen bepalen het beleid. Aan jou de vraag: oefent de dokter wel of geen ambacht uit?

Het wezen van patiënt-zijn is echter niet veranderd. Daarom blijf ik heilig geloven in persoonlijk contact tussen hulpvrager en hulpverlener. En ik sta niet alleen. Tal van initiatieven bevestigen de noodzaak hiervan. Nog één vraag aan mijzelf: zou ik als patiënt behandeld willen worden zoals ik patiënten behandelde? Ja, dolgraag! Maar dan volgt een laatste paradox: word vooral nooit zo’n dokter als ik want dan knap je vroeg of laat af. Hoe dan wel? Een mooie vraag voor Pim en ook voor jou!

Hartelijk dank aan Pim den Boon voor zijn medewerking aan deze publicatie.

Ignace Schretlen

Onder vijf pseudoniemen en zijn eigen naam publiceerde voormalig huisarts, auteur en kunstenaar Ignace Schretlen zeven boeken en honderden artikelen, columns en blogs over zijn alledaagse ervaringen in de praktijk. Toen hij zelf patiënt werd en met verschillende aandoeningen kreeg te maken, werden deze ervaringen er ook bij betrokken.

‘Anatomie van het gevoel, dagboek van een coassistent’, geschreven onder het pseudoniem Alexander van Es, veroorzaakte grote commotie in de medische wereld. Vijfenveertig jaar later schrijft Ignace Schretlen een open brief aan allen die nu als arts-assistent of coassistent werkzaam zijn.


*Het enkel nog tweedehands te verkrijgen dagboek van Ignace Schretlen is uitgegeven onder de titel Anatomie van het gevoel en verscheen onder het pseudoniem van Alexander van Es. De zevende en laatste druk dateert uit 2006.

Delen