Exit vrije artsenkeuze?

De vrije artsenkeuze staat weer onder druk. Dit keer is het de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) die pleit voor afschaffing ervan. Want de vrije artsenkeuze belemmert volgens de NZa een effectieve zorginkoop. Met die stelling neemt de NZa weer stevig plaats op de schoot van een van de machtigste en rijkste particuliere lobby-organisaties van het land, Zorgverzekeraars Nederland.

De Nza publiceerde op 12 maart jl. haar Monitor Zorginkoop. De belangrijkste conclusie van de NZa is dat de zorgverzekeraars “nog beter zorg kunnen inkopen als zij mogen kiezen om niets te vergoeden voor zorg geleverd door aanbieders waar geen contract mee is.” Nu nog is in de wet geregeld dat in die gevallen de zorgverzekeraar wél een (redelijke) vergoeding moet betalen. Die vergoeding bedraagt tussen de 70 en 80 procent van de kosten die de zorgverzekeraar betaalt als wel sprake is van gecontracteerde zorg. Behoorlijk goedkoper dus. Het is evident dat het goed is voor de winst van de zorgverzekeraar als deze niets meer hoeft te vergoeden voor niet-gecontracteerde zorg, maar waarom dat goed zou zijn voor de patiënt is volslagen onduidelijk. Want als de NZa haar zin krijgt, bepaalt straks de zorgverzekeraar naar welke arts of instelling de patiënt mag gaan. De patiënt heeft dan dus niets meer te kiezen. Een echte besparing op de kosten is echter feitelijk pas mogelijk als de aanbieders die gecontracteerd worden nog verder worden uitgeknepen. Want alleen door zorgaanbieders van vergoeding uit te sluiten neemt de zorgvraag natuurlijk niet af.

BNR besteedde diezelfde dag aandacht aan de conclusie van de NZa en interviewde de woordvoerder van de NZa, Natasja Wijnbeek. Die leek geen problemen te hebben met het verdraaien van de waarheid om haar boodschap te onderbouwen.  Zij verdedigde het afschaffen van de keuzevrijheid van de patiënt door te wijzen op het volgens haar positieve effect ervan voor de hoogte van de premie. Zonder daarvoor overigens enige onderbouwing te leveren, stelde NZa dat de zorgpremie met 100 euro omlaag zou kunnen.

Beluister hier het interview met NZa woordvoerder Natasja (het interview start op minuut 1.03)
PvdA voorman Diederik Samsom stond toevallig presentator Roelof Hennen als ‘co-host’ bij, en stelde aan Wijnbeek een aantal vragen. Eén van de vragen van Samsom was of hij na het doorvoeren van de voorgestelde maatregel wel gewoon bij de huisarts van zijn keuze terecht zou kunnen. Geen probleem, volgens Wijnbeek. En dat was een glasharde leugen. Want als de NZa haar zin krijgt, krijgt Samsom geen enkele vergoeding als hij de huisarts kiest die door zijn zorgverzekeraar níet is gecontracteerd. Hij kan feitelijk dus niet meer kiezen. En dat had Wijnbeek natuurlijk gewoon moeten antwoorden, maar vermoedelijk begrijpt zelfs zij dat dat voor de burger niet acceptabel zal zijn.

De NZa vindt dat wij met elkaar een belangrijk recht op moeten geven. Met het vooruitzicht van een veronderstelde kostenbesparing gelijk aan het bedrag dat een Nederlander jaarlijks gemiddeld aan de kapper uitgeeft, stelt de NZa dat die besparing voor iedereen belangrijker zou moeten zijn dan de vrije artsenkeuze. De NZa toont zich kritiekloos waar het gaat om de grote nadelen die het afschaffen van de vrije artsenkeuze met zich meebrengt. Daarmee getuigt de NZa zich geen goede toezichthouder, maar alleen een verlengstuk van de toch al oppermachtige lobby van de zorgverzekeraars.

De NZa van nu lijkt qua gedrag en houding sterk op de toezichthouder voor de banken, DNB, van voor de kredietcrisis. DNB was meer een faciliterende partij voor de grote banken, die hun invloed en macht steeds verder uitbreidden. Met inmiddels bekende gevolgen. De maatschappelijke consequenties van het falende toezicht zijn nog dagelijks zichtbaar. Wanneer de woordvoerder van de NZa zelfs leugens niet schuwt, belooft dat niet veel voor het functioneren van de voor de zorg zo invloedrijke overheidsinstelling.

Blijkbaar kunnen slechts weinigen zich voorstellen dat de politiek in Nederland daadwerkelijk zal besluiten tot het afschaffen van een van de belangrijkste rechten die we hebben, namelijk die van de vrije artsenkeuze. Want zelfs patiënten- en consumentenorganisaties roeren zich niet en het is toch nauwelijks denkbaar dat zij het afschaffen van de vrije artsenkeuze een gewenste ontwikkeling vinden. Want dat grote en machtige organisaties als zorgverzekeraars – met een primaire focus op kosten en winst – altijd de beste keuze voor de patiënt maken, is volstrekt onaannemelijk. Dit nog los van de vraag of het wenselijk is om dergelijke grote en private organisaties zoveel macht en invloed te geven. Want gebleken is dat dat op termijn altijd ten koste gaat van het belang van de burger.

Het is de werkelijkheid dat het voorstel al enige tijd bij de tweede kamer ligt, in afwachting van een gunstig moment van behandeling. Het is niet uit te sluiten dat besluitvorming op korte termijn – net voor of na een of andere crisis in de kamer – plaatsvindt en dat het advies van de NZa door de minister wordt gevolgd. Het is dan de vraag of de volgende parlementaire enquête zich richt naar de vraag hoe het toch zo heeft kunnen komen dat het in kwalitatief opzicht als zeer goed bekend staande Nederlandse zorgstelsel in enkele jaren tijd tot een bedenkelijk niveau is afgedaald. Het is te hopen dat het publiek zich de consequenties van het afschaffen van de vrije artsenkeuze op tijd realiseert en dat de volksvertegenwoordigers snel wakker worden. Want zulke belangrijke rechten uitruilen voor de kosten van kappersbezoek lijkt toch wat al te goedkoop.

Delen