Favoriete pil – Jozef en zijn broers
Aleid Leemhuis (Veendam, 1959) is kinderarts op de afdeling neanatologie in het Amsterdam UMC, locatie AMC. Haar favoriete pil: de roman Jozef en zijn broers van de Duitse romanschrijver Thomas Mann.
Tekst: Frank van Kolfschooten | Beeld: De Beeldredaktie/Diederik van der Laan
“We kennen allemaal het Bijbelse verhaal van Jakob en zijn lievelingszoon Jozef, maar de manier waarop Thomas Mann dat in Jozef en zijn broers uitbouwt, is fantastisch”, zegt kinderarts Aleid Leemhuis uit Amsterdam. “In ruim veertienhonderd pagina’s brengt hij talloze karakters tot leven die in de Bijbel veel vlakker zijn. Dat doet hij met groot oog voor detail, zonder dat het ooit verveelt, en ook met veel humor, hoe moeilijk de situaties die hij beschrijft ook zijn.”
Thomas Mann schreef maar liefst tien jaar aan deze ingenieuze roman, in een periode die hij grotendeels in ballingschap doorbracht in Zwitserland en de Verenigde Staten, gevlucht voor het naziregime. “Verwijzingen daarnaar vind je onder meer subtiel terug in Jozefs ballingschap in Egypte, waar hij opklimt van slaaf tot adviseur van de farao. Maar dit boek gaat over alle aspecten van het leven en is geen sleutelroman over de nazitijd.”
Een van de mooiste fragmenten van het boek vindt Leemhuis dat waarin Jozef door zijn halfbroers in een droge waterput wordt gegooid, omdat ze jaloers zijn dat hun vader Jakob zoveel van hem houdt. “Het is briljant hoe Mann Jozefs gejammer en de woede van zijn broers beschrijft”, zegt Leemhuis. “Je gaat als lezer houden van de jonge Jozef, hoe onuitstaanbaar hij ook kan zijn in zijn eigenliefde. ‘Hou je mond toch eens’, denk je voortdurend.”
‘Dit boek gaat over alle aspecten van het leven’
Een terugkerend thema in het boek is de omgang met tegenslagen en daarin liggen de parallellen met Leemhuis’ werk als kinderarts op de afdeling neonatologie voor het oprapen. “Na een vroeggeboorte belanden ouders vanaf een roze wolk in één keer in een diepe put, vol zorgen en onzekerheid. Ze zijn bang voor meer slecht nieuws en gaan zich daartegen harnassen. De uitdaging in de polikliniek is om ouders na hun schrik te helpen om hun hart te openen voor het kindje, terwijl je wel eerlijk blijft benoemen wat er nog op hun weg kan komen. Dat is soms een kwestie van lange adem.”
Ontwikkelingsproblemen kunnen de liefde tussen ouder en kind in de weg staan, maar het ouderschap wekt ook diepmenselijke instincten op om dat te boven te komen. “In het Amsterdam UMC komen alle nationaliteiten voorbij, meer dan de helft van de kinderen heeft een niet-westerse achtergrond. Maar of je nu uit Afrika, China of Het Gooi komt, het ouderschapsgevoel is toch wel heel erg hetzelfde in mensen en dat blijft roerend om te zien.”