Flexibiliteit

Terwijl de coronacrisis ons nog volop in zijn greep houdt, wordt ook al nagedacht over de lessen die er voor de toekomst uit kunnen worden getrokken. Terecht, want iedereen zal beseffen dat dit niet de laatste zoönose is waarmee we ooit te maken krijgen. Waarschijnlijk zelfs niet de laatste die zich op een zo grote schaal afspeelt.

We moeten er, beter dan we nu waren, op voorbereid zijn als het weer gebeurt. Met zorgreservisten, een voorstel van CDA en PVV, gaat dit volgens ziekenhuisbestuurders Bart Berden en Bert Kleinlugtenbelt niet lukken. Hun argumentatie – medewerkers moeten veelvuldig worden ingezet om routines te behouden en zorg voor coronapatiënten is ingewikkeld – klinkt steekhoudend.

‘Iedereen zal beseffen dat COVID-19 niet de laatste zoönose is waarmee we ooit te maken krijgen’

Het alternatief dat ze noemen – en dat we de laatste tijd al meer horen – is het creëren van een flexibele schil. Hierin krijgen ic-verpleegkundigen hulp van OK-medewerkers of verpleegkundigen om te kunnen opschalen van één of twee naar drie of vier patiënten. De ic-verpleegkundigen werken hierbij met een flexibel contract, waarbij het de bedoeling is dat ze in tijden van crisis bereid zijn op te schalen. Met Berdens standpunt dat die flexibiliteit moet worden beloond kun je het moeilijk oneens zijn.

“Op die manier creëren ziekenhuizen flexibiliteit, zonder dat ze structureel opschalen naar meer ic-bedden”, zegt Berden. Dat klinkt als een scenario dat beter haalbaar is dan de ic-capaciteit structureel uitbreiden. Dit zou niet alleen kostentechnisch een slecht idee zijn, maar is ook onwerkbaar, omdat het personeel ervoor simpelweg niet voorhanden is. Wie daar tegenin brengt dat het creëren van een flexibele schil een compromis met de kwaliteit van zorg betekent, heeft natuurlijk gelijk. Wat dat betreft is ook een discussie op zijn plaats over de vraag hoeveel optimale zorgkwaliteit ons mag kosten, of hoeveel flexibiliteit we bereid zijn dáárin te accepteren.

Delen