Fysiotherapeuten over toen en nu: ‘Zoveel administratieve hoepels’

toen & nu / Fysiotherapeuten Rob Nobels (77) en Sanne Zwarteveen (25)

In het VvAA-jubileumjaar brengt Arts en Auto zorgprofessionals van toen en nu samen. Deze keer: fysiotherapeuten Rob Nobels en Sanne Zwarteveen.

Rob (77): “Toen ik in 1969 aan mijn studie begon, was de naam net veranderd in fysiotherapie. Daarvoor heette ons vak heilgymnastiek.”

Sanne (25): “Wanneer wist je dat je fysiotherapeut wilde worden?”

Rob: “Toen ik bij het leger in dienst ging. Als hospik kwam ik voor het eerst in contact met fysiotherapeuten. Wat een geweldig beroep, dacht ik. De combinatie van met je hoofd en handen werken vond ik fantastisch. En ik houd van contact met mensen. Eerst praten, dan behandelen, was mijn motto. Je moet een band opbouwen met een patiënt. Om vertrouwen te creëren en goede diagnostiek te kunnen plegen.”

Sanne: “Helemaal eens. Het gebeurt me zelden, maar als er echt geen klik is, stuur ik een patiënt door naar een collega.”

Rob: “Waarom heb jij voor dit vak gekozen?”

Sanne: “Nadat ik als tiener een keer van mijn paard was gevallen, belandde ik bij een manueel therapeut. Ik vond het mateloos interessant wat hij deed; in een paar behandelingen was ik van mijn rugklachten af.”

Rob Nobels (77) studeerde fysio­therapie en manueel therapie. Hij werkte onafgebroken van 1974 tot aan zijn pensioen in 2012. 34 jaar was hij mede-eigenaar van een praktijk in Harlingen.
Sanne Zwarteveen (25) studeerde in 2020 af als fysiotherapeut. In 2023 voltooide ze de post-hbo-opleiding fysiotherapie bij dieren. Ze is in dienst bij AAFysio in het Friese Burgum en heeft daarnaast een eigen bedrijf.

Beeld De Beeldredaktie/Jaap Schaaf | Rob Nobels

Rob: “Meteen na mijn studie heb ik de vervolgopleiding tot manueel therapeut gedaan. Daar vond ik de verdieping die ik zocht. Als een detective speuren naar de oorzaak van klachten was fantastisch. Het heeft het werk al die jaren leuk gehouden. Dat, en de omgang met mensen.”

Sanne: “Is het vak de afgelopen vijftig jaar erg veranderd?”

Rob: “Eigenlijk niet, al heb ik in de loop van de jaren natuurlijk wel veel nieuwe kennis vergaard. Bijvoorbeeld over segmentale therapie, waarbij je je richt op alle segmenten in een bepaald gebied, van spieren en de huid tot botten en zenuwen. Daarmee kon ik vaak goede resultaten behalen bij mensen met vage klachten, zoals ondefinieerbare en onbegrensde pijn.”

Sanne: “De laatste bijscholing die ik heb gedaan, was over dry needling. Ik vind de toegevoegde waarde van deze behandeltechniek heel groot, omdat je juist op een heel specifieke plek kunt ingrijpen.”

Rob: “Samen met twee collega’s heb ik 35 jaar een eigen praktijk in Harlingen gehad. Lang werkten we daar én in het lokale ziekenhuis. Die afwisseling vond ik heel leuk. In het ziekenhuis hadden we zelfs een eigen behandelkamer. Als ik wilde overleggen, liep ik gewoon bij specialisten binnen. In de loop dan de tijd groeide onze praktijk uit tot een vijftallige maatschap met vijftien mensen in loondienst. Wil jij eigenlijk ooit een eigen praktijk?”

Sanne: “Eerlijk gezegd moet ik daar niet aan denken. Patiënten behandelen vind ik super, maar ik zit niet te wachten op alle administratieve rompslomp en de onderhandelingen met verzekeraars. Hoe heb jij die zaken ervaren?”

Rob: ‘Gaandeweg moesten we steeds meer registreren en verantwoorden’

Rob: “Breek me de bek niet open. In de jaren 70 hadden we patiëntenkaarten waar we korte aantekeningen op maakten. Gaandeweg moesten we steeds meer gaan registreren en verantwoorden. Alsof we als professionals niet werden vertrouwd om de juiste dingen te doen. Het was mijn grootste frustratie.”

Sanne: “Dat begrijp ik volledig. De praktijk waar ik nu werk, is bezig een pluspraktijk te worden. Daarvoor moet je door zoveel administratieve hoepels springen. Al die extra taken gaan ten koste van behandeltijd.” 

Rob: “Toch heb ik er nooit over gedacht om te stoppen. Doe jij dit werk over twintig of dertig jaar nog, denk je?”

Sanne: “Dat hoop ik wel, want het geeft me veel voldoening. Overigens haken veel jonge collega’s af omdat je als fysiotherapeut relatief weinig verdient.”

Beeld De Beeldredaktie/Jaap Schaaf | Sanne Zwarteveen

Rob: “Helaas is dat altijd zo geweest. Ik werkte vroeger makkelijk 45 uur per week. Omdat ik het leuk vond, maar ook omdat het financieel moest.”

Sanne: “Gelukkig heb ik verschillende inkomstenbronnen. Naast mijn dienstverband werk ik namelijk twee dagen per week als zelfstandig paardenfysiotherapeut.”

Rob: “Wat leuk! Hoe ben je daar zo bijgekomen?”

Sanne: “Mijn leven draait grotendeels om paarden; ik ben springruiter en run samen met mijn vriend ook nog een sportpaardenstal. Daarom heb ik de tweeënhalfjarige post-hbo-opleiding fysiotherapie voor dieren gedaan. Dat ik nu mensen én dieren kan helpen, vind ik echt geweldig.”

Rob: “Welke klachten behandel je het meest bij paarden?”

‘Het werken met paarden maakt me een betere fysiotherapeut voor mensen’

Sanne: “Rugklachten. Bij een dier met vier benen werkt het natuurlijk allemaal net even anders, maar de behandeltechnieken zijn toch grotendeels hetzelfde. Bij paarden gebruik ik bijvoorbeeld ook dry needling.”

Rob: “Maakt het werken met paarden je een betere fysiotherapeut voor mensen, denk je?”

Sanne: “Dat geloof ik wel. Bij paarden behandel ik niet alleen de lokale klacht, maar kijk ik naar het hele plaatje. Dus ook naar wat een paard eet en hoe het wordt bereden, bijvoorbeeld. Die brede blik werkt door in hoe ik mensen benader, vooral bij het stellen van een diagnose.”

Rob: “Dat geloof ik meteen. Het goed uitvragen van klachten is het aller-, allerbelangrijkst. Dat moet je echt jezelf aanleren.”

Delen