Geen hernia

Erik Jan Harmens (1970) is schrijver en dichter. Zijn bekendste romans zijn Hallo muur en Door het licht. Onlangs verscheen een nieuwe dichtbundel: kom. Voor Trouw maakt hij de podcast Onverdoofd, over leven na de bedwelming.

Wie mijn boeken of stukken in de krant leest of mij volgt op social media, weet dat ik drie keer per week hardloop en graag op muziek van The Skatalites mag skanken. Mijn beweeglijkheid is echter allesbehalve vanzelfsprekend, want al sinds mijn jeugd heb ik van tijd tot tijd last van mijn rug gehad. Vijf jaar geleden tikte de pijn een geheel ander niveau aan en werd ik getergd door stroomstoten van duizend volt in de onderrug. Was ik een stripfiguur geweest, dan had er in dikke letters “zwjoinggggg!” boven me gestaan. 

Fysiotherapeut Jeffrey wist de allerergste pijn te stoppen en daarvoor ben ik ‘m eeuwig dankbaar. Wat hij niet weg kon nemen, bestreed ik met paracetamollen die ik wegvrat als snoepgoed. Op afspraak in het ziekenhuis zei de specialist zonder te kijken dat het “in ieder geval geen hernia” was. Ja, maar die stroomstoten, kermde ik. Wat vervelend, las de ander van een denkbeeldige autocue, helemaal in lijn met de protocollen, waarna ik in opeenvolgende bezoekjes steeds sterkere pijnstillers kreeg voorgeschreven en uiteindelijk morfine. 

‘Ik ben zenuwachtig.
Ik niet, zei de chirurg’

Twee jaar eerder was ik afgekickt van alcohol en ik had wel bezwaar tegen het nemen van harddrugs, maar de mogelijkheid verlost te zijn van die schokken net boven de billen woog zwaarder: kom maar door met die oxycodon! Na nog een bezoek (“Wat vervelend”, “In ieder geval geen hernia”) besloot ik vreemd te gaan en klopte aan bij een privékliniek die zich voorstond op een ‘can do’-mentaliteit. Ik vertelde wat eraan scheelde en mocht achtenveertig uur later al een MRI-scan laten maken. 

Die dag vroegen ze of ik eigen muziek had meegenomen, want dat mocht, dus mijn vriendin rende naar de auto en griste een cd uit het dashboardkastje. Vanuit de mijnschacht in de buik van het apparaat hoorde ik dat het traditionele Afrikaanse trommelmuziek was geworden. Dat in combinatie met het monotone knarsen van de scanner deed me heel zachtjes schuddebuiken.

De diagnose was voor mij geen verrassing: dubbele hernia in de onderrug. Niet veel later mocht ik onder het mes. Ik ben zenuwachtig, zei ik tegen de chirurg. Ik niet, zei hij terug. Wat de anesthesist me toevoegde, was als douchewater, het ging allemaal langs me heen. Even werd het donker, voor mijn gevoel nog geen tel, daarna werd ik wakker in de uitslaapkamer in de wetenschap dat er in mijn lichaam was gerotzooid. Ik wist me geen raad met het feit dat ik daar niets van had meegekregen en begon te snikken. De verpleegster vroeg mijn geboortedatum en toen ik niet antwoordde nog ’ns. Ze was gespeend van empathie, of had misschien haar dag niet.

Van de morfine kickte ik veel te snel af, maar ik wilde die horse mijn lijf uit. Toen ik via social media de achteraf gezien wel heel domme vraag stelde of ik de morfine die ik overhad gewoon bij het huisvuil mocht gooien, kreeg ik naast terechtwijzingen ook een mailtje: “Ik bied 100 euro voor het hele doosje.” Lekker betaald, maar toch maar niet gedaan.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen