Geen keuzestress, wel luxeprobleem
Eerst het slechte nieuws: de moderne wereld is ‘bad for your brain’. Dit staat in het Engelse dagblad The Guardian, in een uittreksel uit een boek van de Canadese psycholoog en neurowetenschapper Daniel Levitin. Dat boek heet The Organized Mind: Thinking Straight in the Age of Information Overload, en het probleem, vindt professor Levitin, zit hem vooral in al dat ‘multitasken’.
Dat begint al met dat woord zelf, met de misleidende suggestie dat wij in staat zijn om meer dan een ding tegelijk te doen. Maar dat klopt niet. Wie voortdurend bezig is met alles wat je met een computer, tablet of smartphone kunt doen (mailen, sms’en, lezen, kijken, zoeken, luisteren, vinden, tweeten, posten…) is niet bezig met ‘multitasken’, maar met voortdurend switchen tússen taken. En dat is niet alleen tijd-inefficiënt, doordat je ook veel nutteloze dingen doet. Het is ook cognitief inefficiënt: serieuze informatie, wordt door de ongecontroleerde manier waarop je er mee omgaat, op een verkeerde manier in de hersenen opgeslagen, waardoor er minder van beklijft.
Dan het goede nieuws, ook van afgelopen week: ‘Smartphones Don’t Make Us Dumb’. Dit stond in The New York Times, in een artikel door psycholoog Daniel Willingham van de University of Virginia. Want nee: we kunnen ons nog zo veel door onze smartphones laten meeslepen en afleiden, dat onze hersenen hier structureel ‘slechter van worden’ is simpelweg niet aantoonbaar. Ook niet op het punt van onze ‘attention span’. Ons vermogen tot aandacht en concentratie is niet minder goed dan zeg vijftig jaar geleden, en zit zozeer in onze hersenen verankerd dat een verandering op dat vlak alleen denkbaar is “over evolutionary time, not because you got a smartphone.”
Maar dat is niet het hele verhaal, vindt ook professor Willingham. “It may be that digital devices have not left us unable to pay attention, but have made us unwilling to do so.” En dát is natuurlijk een ander verhaal: zijn wij mentaal sterk genoeg om ons te concentreren, als steeds de verleiding zo groot is om steeds maar weer op zoek te gaan, al is het maar voor ‘even tussendoor’, naar iets dat nog meer de moeite waard is dan datgene waarmee we eigenlijk bezig (zouden moeten) zijn.
Dat kan inderdaad een reëel probleem zijn. Niet alleen vanwege de oorzaak die hier het meest als schuldige wordt aangewezen: die enorme hoeveelheid ‘onzin’ die de ronde doet in dat immense digitale universum, en die ons afleidt van dingen die er echt toe doen. Want het is nog erger. We worden óók permanent afgeleid door een al even eindeloze hoeveelheid informatie die juist helemaal niet onzinnig is, maar juist boeiend, belangrijk en waardevol. Waardoor ook mensen met een meer intellectuele nieuwsgierigheid en interesse, steeds meer bedreigd worden door wat je inderdaad een ‘overload’ mag noemen.
Ook dit konden we afgelopen week lezen, bij het Amerikaanse maandblad The Atlantic: dat een ‘Netflix for magazines’ een ‘impossible dream’ is. Dit artikel gaat vooral over de moeite die exploitanten van tijdschriften hebben bij het vinden van betalende abonnees voor hun websites of apps. Maar waarom dan niet, net zoals bij films/tv-series of muziek, het tijdschriftenaanbod bundelen in één schappelijk geprijsd ’all you can read’-abonnement, vergelijkbaar met die nog geen tien dollar per maand die je voor Netflix of Spotify kwijt bent?
Omdat, anders dan bij films/series of muziek, er bij tijdschriften al lang een gratis alternatief is, namelijk het internet zelf. Wie op zoek is naar films, series of muziek naar eigen smaak en voorkeur, kán daar wel gratis aankomen, maar dan wel hooguit half-legaal en met een hoop gedoe en gezoek; wat niet opweegt tegen het gemak en de lage kosten een betaalde streaming-dienst. Voor boeken geldt trouwens iets vergelijkbaars, en een ‘Netflix voor boeken’ is dan ook een reële mogelijkheid. Maar voor bladen?
Er is intussen zó veel gratis online aanbod voorhanden van tijdschriftartikelen, ook van de hoogste kwaliteit, dat tijdschriften die proberen deze trend te keren door een betaalmuur op te werpen, meteen merken dat veel lezers weglopen naar een eindeloos grote hoeveelheid concurrenten die wél gratis zijn en zullen blijven.
Dat laatste gaat ook nooit meer veranderen. En dat is, vanuit de ‘consument’ bekeken, mooi. Maar het kan, om terug te keren naar het hoofdonderwerp van deze blog, tegelijk ook een probleem zijn. Want al die verleiding, ook als die van de inhoudelijk hoogste kwaliteit is – hoe ga je daar nou goed mee om?
Een jaar of tien geleden was het onder psychologen mode om ons ‘keuzestresss’ aan te praten. De welvaart van onze moderne tijd was intussen zo ver doorgeschoten dat we daar helemaal geen extra baat meer bij hadden, en alleen maar door in de war raakten. Vroeger had je van elk type product maar één of hooguit een paar varianten, waaruit het overzichtelijk en makkelijk kiezen was. Maar wie nu een (web)winkel binnenstapt, voor bijvoorbeeld een of ander elektronisch apparaat, vindt daarvan zó veel varianten dat je het al snel niet meer weet. En dat je, ten prooi aan ernstige geestelijk ontreddering, uiteindelijk maar een keuze maakt waarvan je wéét dat die niet de optimale is.
Erger nog: al die nauwelijks van elkaar verschillende producten betekenen een enorme economische verspilling. Vroeger zag je in de supermarkt hooguit een paar soorten koffie – maar kijk eens wat er nu allemaal in die schappen staat. En allemaal nergens voor nodig…
Die theorie van keuzestress heeft mij nooit erg kunnen overtuigen. Vanwege de empirische niet-onderbouwdheid, als speeltje voor vooral psychologen op zoek naar een nieuw en tot de verbeelding sprekend modewoord dat kan dienen als vlag waaronder je fondsen kunt binnenhalen voor (steevast ‘broodnodig’) ‘nader onderzoek’. En vanwege de, mij niet aansprekende, moralistische kritiek die erin besloten zit op onze moderne welvaart; en op het principe van vrij ondernemerschap en van concurrentie tussen veel aanbieders, waarzonder die hele welvaart er nooit gekomen was.
Ook het probleem van ‘information overload’ is er niet in de eerste plaats een van keuzestress. Het is, letterlijk, een ‘luxevraagstuk’. Voorbeelden van (echte) keuzestress zijn er denk ik niet heel veel.
Maar je zou kunnen denken aan het uitkiezen van een zorgpolis. Dat kan intussen knap lastig zijn, en soms frustrerend. Doordat er zo veel varianten zijn, en zo veel verschillen waarvan de betekenis moeilijk te beoordelen is, maar met misschien zware potentiële consequenties, dat je door de bomen het bos niet meer ziet.
Maar er is een belangrijk verschil met dat ‘luxe overaanbod’ van informatie. Voor al die varianten zorgpolissen geldt, dat je er daarvan ééntje wilt hebben, namelijk de beste; en niet dat je ze eigenlijk allemáál wel zou willen hebben. Met informatie, zeker als die gratis is, ligt dit anders. Er is in principe geen reden waarom je niet alles wat op dat gebied te vinden valt, tot je zou willen nemen. Of beter: geen andere redenen dan praktische, zoals een gebrek aan tijd. Of zoals het gevaar dat je aan verder niks anders meer toekomt – wat in wezen een vorm van verslaving is.
Dus wel, in potentie, een probleem. Maar gelukkig wel redelijk hanteerbaar voor wie het onder ogen wil zien, en voor wie het opbrengen van een beetje extra (zelf)discipline juist een productieve uitdaging is. Vandaar dat, ondanks de waarschuwende woorden van wijze mannen als de hoogleraren Levitin en Willingham, voor cultuurpessimisme echt geen reden is. Ook niet in deze mooie tijd van digitaal overaanbod van van alles en nog wat. Gewoon een beetje selectief mee omgaan, en verder vooral veel van genieten.