Geen verbod leeftijdsselectie bij code zwart

Eind november vorig jaar publiceerden de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de KNMG de tweede versie van het Draaiboek over keuzes in ic-opname bij schaarste. Het Draaiboek beschrijft hoe artsen moeten beslissen over wie wel en wie niet een plek op de ic krijgt als er niet genoeg ic-plekken meer zijn.

Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout | Beeld: Shutterstock

Als er door de druk op de zorg tekorten op de ic ontstaan (Fase 3, ook genoemd code zwart), gelden volgens het draaiboek de volgende uitgangspunten: gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en zoveel mogelijk levens redden. In het Draaiboek wordt ook beschreven welke overwegingen géén rol mogen spelen als er niet genoeg ic-plekken zijn. Het doet er bijvoorbeeld niet toe of iemand door ‘eigen schuld’ ic-zorg nodig heeft. Ook zaken als persoonlijke relaties, iemands financiële situatie of sociale of juridische status, etniciteit, nationaliteit of sekse doen er niet toe. Iedereen heeft recht op de beste zorg.

Drie criteria

Er zijn een drietal ‘niet medische overwegingen’ benoemd die wél een rol mogen spelen bij het maken van onderscheid (als er geen onderscheid kan worden gemaakt op medische criteria). 

Zo kan allereerst worden gekeken hoe lang mensen naar verwachting ic-zorg nodig hebben. Patiënten van wie verwacht wordt dat ze minder lang op de ic-liggen, krijgen voorrang. Dan kunnen meer patiënten worden geholpen en levens worden gered. 

In de tweede plaats krijgen medewerkers in de zorg die COVID-19 hebben, voorrang. Hierbij wordt wel als voorwaarde gesteld dat zij door hun werk veelvuldig en risicovol contact hebben gehad met verschillende COVID-19-patiënten en zichzelf daarbij onvoldoende konden beschermen omdat er een landelijk of regionaal vastgesteld tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen was in de zorgsector waarin zij werkzaam waren.

Het Draaiboek benoemt als derde criterium dat iemand uit een jongere generatie voorgaat boven iemand uit een oudere generatie. De gedachte hierachter is dat mensen zoveel mogelijk gelijke kansen moeten hebben om verschillende levensfases te doorlopen (het fair inningsprincipe). Gekozen is voor een verdeling in categorieën die twintig jaren omvatten. Dit sluit grofweg aan bij de biologische generaties en biedt onderscheidingskracht. Een onderscheid wordt gemaakt tussen vijf generaties: 0-20 jaar, 20-40 jaar, 40-60 jaar, 60-80 jaar en 80-plus.

Als er op basis van bovenstaande drie criteria nog geen keuze kan worden gemaakt, dan zal de procedure op basis van loting zijn. In november vorig jaar heeft IGJ het Draaiboek bestempeld als veldnorm.

Verbod

Opvallend is dat minister Tamara van Ark, minister van Medische Zorg, in haar brief van 4 januari jl. aan de Tweede Kamer kenbaar heeft gemaakt dat zij met een spoedwet het hanteren van de leeftijdsselectie (het fair inningsprincipe), zoals vermeld in het Draaiboek, wilde verbieden. Het standpunt van het kabinet is ingegeven door de stellingname dat elk leven gelijk is. Het kabinet geeft de voorkeur aan loting.

Debat

In het daaropvolgend kamerdebat op 5 januari jl. met minister Van Ark heeft D66-leider Rob Jetten namens een aantal Kamerfracties de regering verzocht het standpunt op het verbod op leeftijdsselectie te heroverwegen. De minister heeft in het debat aangegeven zelf ook met de kwestie te worstelen. Ze gaf bovendien aan dat het standpunt van het kabinet was ingegeven doordat eerder een meerderheid van de Tweede Kamer in het voorjaar van 2020 tegen het selectiecriterium op basis van leeftijd was.

Kabinet herziet standpunt

In de brief van 11 januari jl. heeft minister Van Ark vervolgens de Tweede Kamer laten weten dat de spoedwet voor een verbod op leeftijdsselectie er niet komt. Er is naar het oordeel van het kabinet sprake van een (ethische afweging) waarover in redelijkheid verschillend kan worden gedacht binnen de juridische grenzen van het verbod op leeftijdsdiscriminatie. Het is een dilemma waarbij in een crisissituatie keuzes ten aanzien van de toegang tot de schaarse ic-zorg onvermijdelijk zijn. Het kabinet heeft zijn standpunt herzien omdat er een brede maatschappelijke en politieke steun is voor het gebruik van leeftijd als selectiecriterium.

Onrust

Het komt niet vaak voor dat een minister door middel van spoedwetgeving wil ingrijpen op een veldnorm die door de beroepsorganisaties zelf (FMS en KNMG) is opgesteld. Een norm waar ook de IGJ in is gekend en waarover uitvoerig overleg heeft plaatsgehad. De IGJ had al in de brief van 19 november jl. bevestigd dat het Draaiboek als invulling geldt van de normen voor goede zorg zoals beschreven in de Wkkgz. De timing van het bekendmaken van de voorbereiding van de spoedwet door de minister midden in de tweede golf heeft geleid tot veel onrust in de zorg. Nu is er eindelijk toch duidelijkheid. Hopelijk zal discussie over de ‘code zwart’ een theoretische discussie blijven. Gezien het opduiken van de Britse COVID-19-variant (en andere mogelijke varianten) blijven het Draaiboek en het dreigende gebrek aan capaciteit actueel. Wellicht zal het leeftijdscriterium als discussie-item terugkeren bij de komende Tweede Kamerverkiezingen.

Daling noodzakelijk 

Overigens hebben de NZa en de IGJ minister Van Ark er op 12 december 2020 al per brief op gewezendat wanneer het aantal coronabesmettingen niet snel daalt, dit onvermijdelijk leidt tot crisis op het gebied van toegankelijkheid, kwaliteit en veiligheid van zorg met ernstige gevolgen voor iedereen. De inhaalzorg en de reguliere zorg komen in het gedrang als er niet minder mensen met corona in het ziekenhuis terechtkomen. De vrees bestaat dat bij veel mensen van wie de zorg tijdens de eerste coronagolf is uitgesteld, behandelingen nu mogelijk te laat komen. Vanuit die optiek bezien, is er al sprake van een andere vorm van code zwart.

Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij stichting VvAA Rechtsbijstand.

Delen