gegoochel met cijfers

Het aantal openbare apotheken is in 2013 voor het tweede jaar op rij gedaald. De cijfers in de berichtgeving hierover van de Stichting Farmaceutische Kengetallen onder de kop ‘Opnieuw minder apotheken’ spreken voor zich. Toch? Nee, toch niet.

In de eerste plaats zijn de cijfers niet bepaald schokkend. Het ging in die twee jaar om een daling met respectievelijk achttien en zeven. ‘Daling aantal openbare apotheken vlakt alweer af’ was dus ook een passende kop boven het nieuwsbericht geweest. Maar je kunt ook stellen: ‘Apotheeklandschap verandert’, want tegenover de 36 apotheken die hun deuren sloten staan 29 nieuwe apotheken en ruim een kwart daarvan betreft een poliklinische apotheek. Poliklinische apotheken spelen een belangrijke rol in de verstrekking van duurdere geneesmiddelen die vanuit het ziekenhuisbudget worden betaald, aldus SFK. Maar zoals A.N.H. Jansen op www.farmaactueel.nl stelt, doen ze heel wat meer dan alleen dat.

Wat mij verbaast aan de berichtgeving van SFK is dat ze stelt dat de daling van het aantal openbare apotheken haaks staat op de groeiende zorgvraag. Hoezo dat dan? Is groei van het aantal vestigingen dan echt de enige manier om die groeiende zorgvraag aan te kunnen? Het moet toch ook mogelijk zijn om dit te doen door in de al bestaande apotheken efficiënter – of simpelweg: meer – te gaan werken? Bovendien is de daling slechts een ontwikkeling van de laatste twee jaar en betreft deze slechts 25 op in totaal 1974 apotheken. Ten opzichte van 2004 is nog altijd sprake van een stijging van 242. Je kunt dus ook stellen: op die groeiende zorgvraag is de afgelopen jaren al ruimschoots voorgesorteerd.

Delen