Gezondheidszorg en boekhouders

Naar aanleiding van de oproep in Arts en Auto om voorbeelden van doorgeslagen regelgeving in de zorg door te geven, stuurde psycholoog en psychotherapeut Gert Reedijk een blog in.

 

 

De gezondheidzorg verdwaalt al jaren verder en verder in de regelgeving. Veiligheidsprotocollen, afvinklijsten, patiënttevredenheidsvragenlijsten, declaratiesystemen en ingewikkelde contractuele verplichtingen met verzekeraars, ze vormen een woud waardoor de dokter en de psycholoog steeds minder toekomen aan contact met de patiënt. Gemiddeld wordt zo 40 procent van de zorgverleners tijd verdaan. Dokters komen in opstand. Het roer moet om, wordt er geroepen. En de nieuwste actie is: [Ont]Regel de Zorg. Deze actiegroep deed onlangs een oproep op de sociale media om met praktijkvoorbeelden te komen.

Hier een bericht uit mijn eigen psychotherapiepraktijk. In het eerste gesprek na aanmelding wordt de problematiek door mij geïnventariseerd en een behandelplan opgesteld. Daarna start de behandeling bij een van de therapeuten in onze praktijk. De gemaakte match tussen de cliënt en de behandelend therapeut is van groot belang. Het succes van de behandeling in de GGZ wordt zelfs voor 60 tot 70 procent bepaald door de chemie van dat contact. Reeksen van onderzoek bevestigen dat.

Het succes van de behandeling in de GGZ wordt voor 60 tot 70 procent bepaald door de chemie tussen cliënt en therapeut

Zo wil bijvoorbeeld een vrouw met een seksueel misbruik verleden vaak liever bij een vrouwelijke therapeut. Zo zijn er cliënten die graag een zachtaardige empathisch luisterende therapeut hebben, maar er zijn ook cliënten die directief willen worden aangesproken. Verder zijn er soorten problematiek waarin bepaalde collega’s een specifieke deskundigheid bezitten. Of er zijn cliënten die denken dat ze beter begrepen worden als hun therapeut een christelijke achtergrond heeft. En er zijn cliënten die per se in behandeling willen bij therapeut X om dat iemand uit de kennissenkring daar eerder zeer positieve ervaringen mee had.

Kortom: allemaal legitieme redenen waarmee moet worden gepast en gemeten. Jarenlang kwamen we daar goed uit. Maar toen kwamen de verzekeraars met hun eisen over de praktijkvoering die dat alles doorkruisten.

Er zijn meer dan vijftig verschillende verzekeringsmaatschappijen waarmee professionals een contract moeten sluiten om te kunnen declareren. De meeste verzekeraars werken samen onder één paraplu, maar dan nog steeds moet er jaarlijks met vijf verschillende conglomeraten een contract worden gesloten. Niet dat je met vijf contracten klaar bent, nee er wordt ook (kunstmatig) onderscheid gemaakt tussen basis GGZ en specialistische GGZ. Dat betekent dus al dat er tien verschillende contracten moeten worden gesloten.

En al die verschillende contracten brengen verschillende eisen met zich mee. Die eisen gaan niet alleen over de wijze van declareren, maar ook over de inhoud van de geleverde zorg. Hoe het dossierbeheer eruit moet zien, hoe de rapportage aan de huisarts moet verlopen en hoe vaak je moet bijscholen. Wat een stoornis is en wat slechts een klacht. Sommige contracten bepalen zelfs hoe lang een vrijgevestigde op vakantie mag gaan.

Ook bepaalt de verzekeraar wie er een zogenaamde hoofdbehandelaar is, en dus uren mag schrijven en mag declareren. En wie er geen hoofdbehandelaar is en valt in de categorie ondersteunend personeel. En hoeveel procent van de behandeling die zogenoemde ondersteuner dan voor zijn rekening mag nemen. En dat terwijl alle therapeuten in onze praktijk meer dan gekwalificeerd zijn.

En alsof dat allemaal nog niet voldoende is, bepalen de boekhouders ook jaarlijks voor iedere praktijk het omzetplafond. Dat wil zeggen, tien omzetplafonds. Van vijf verzekeringsconglomeraten, elk een plafond voor basis GGZ en een plafond voor specialistische GGZ. Of…. je gelooft het niet: bij sommige verzekeraars is er een omzetplafond per stoornis!

De regelgeving van de boekhouders is onwerkbaar geworden

Terug naar het eerste gesprek en de te maken match. Mevrouw Jansen zou verreweg het beste af zijn bij collega X. En daar morgen kunnen beginnen. Maar mevrouw Jansen behoeft specialistische zorg en collega X is geen hoofdbehandelaar en mag deze behandeling niet zelfstandig uitvoeren. Meneer de Bruijn heeft een stoornis waar collega Y een expert in is. Maar collega Y heeft zijn omzetplafond bij deze verzekeringsmaatschappij al verbruikt voor dit jaar. Dat wil zeggen zijn omzetplafond voor angststoornissen is bereikt, maar nog niet voor depressies. En de diagnose omzetten betekent frauderen. En mevrouw de Vrede wil heel graag in behandeling bij collega Z en wachten tot die collega plaats heeft. Maar dan gaan we de maximale wachttijd overschrijden die haar verzekeringsmaatschappij in ons contract heeft vastgelegd.

De regelgeving van de boekhouders is onwerkbaar geworden. De keuzes voor de therapeut zijn beperkt. Ofwel de regels negeren en boetes riskeren. Ofwel contractloos werken en je richten op zelfbetalers. Daarmee ontstaat een tweedeling in de gezondheidszorg. Ofwel moedeloos worden en de praktijk opgeven zoals veel collega’s inmiddels deden. Ofwel in de pen klimmen en hopen dat je ooit gehoor vindt.

Delen