Help, een tuchtklacht!
Je hoopt er nooit mee te maken te krijgen: het tuchtrecht. Maar de kans dat je ooit een klacht aan je broek krijgt, is aanwezig. Toch worden (para)medisch studenten daar niet of nauwelijks op voorbereid.
Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Tamar Smit
Je hebt vast niet vanwege het ‘riante’ salaris of de relaxte werktijden voor een (para)medische opleiding gekozen. “Wie in de zorg wil werken, doet dat doorgaans om anderen te helpen”, zegt psycholoog Martin Appelo. “Díe motivatie maakt dat zorgverleners vaak zo geraakt zijn als een patiënt een (tucht)klacht tegen hen indient.
Voor advocaten is een tuchtzaak ook niet fijn, maar over het algemeen kunnen zij hun persoonlijke en hun professionele identiteit goed scheiden. Terwijl een zorgverlener als het ware versmolten is met zijn vak. Daardoor voelt een klacht van een patiënt vaak als een aanslag op de eigen identiteit. Als een afkeuring van de persoon.”
In Verslagen door het Tuchtrecht laat de psycholoog zien waartoe dat kan leiden. In dit boek vertelt hij zijn verhaal en dat van acht andere zorgverleners die voor het tuchtcollege hebben gestaan. “Ik heb er dertig benaderd, maar de meesten zegden af uit angst of omdat ze het niet aankonden om alles nog een keer op te rakelen.
‘Een klacht van een patiënt voelt vaak als een aanslag op de eigen identiteit’
Overkomt mij niet
Zelf stond Appelo, na dertig jaar klachtloos werken, in korte tijd twee keer ‘achter het hekje’. “Toen ik een brief van het tuchtcollege op de deurmat vond, schrok ik me kapot. Ik had altijd gedacht dat het tuchtrecht er was voor hulpverleners die een patiënt in een kleedhokje filmden. Die associatie had ik erbij. Dat het mij ook zou kunnen overkomen, had ik me nooit gerealiseerd, en dat geldt voor alle aangeklaagde zorgverleners die ik heb gesproken.
Ik ben ervan overtuigd dat de schok en het leed veel minder groot zouden zijn geweest, als we in onze opleidingen waren voorbereid op wat een tuchtprocedure inhoudt, wie ermee te maken kan krijgen – iedereen dus! – en wat de praktische en emotionele gevolgen kunnen zijn.” In de tijd dat Appelo studeerde, was er nul aandacht voor het tuchtrecht in zijn opleiding. De laatste jaren lijkt daar wel verandering in te komen. “Als er aandacht aan wordt besteed, is dat vaak in de vorm van een gastles of een workshop”, weet jurist Esmée van der Linde.
Dat zegt genoeg. Degenen die hebben meegewerkt, ondervonden heftige gevolgen van hun tuchtzaak, variërend van schaamte en verlies van werkplezier tot slaapklachten, hartkloppingen, angst en andere lichamelijke en psychische problemen. Er zijn er zelfs die gestopt zijn met hun werk.”
Zij maakt onderdeel uit van het team Gezondheidsrecht van VvAA, dat regelmatig door medische faculteiten wordt gevraagd om zo’n workshop te geven. “Het verschilt per opleiding, maar mijn ervaring is dat studenten nog bar weinig weten van het tuchtrecht, maar ook van preventie. Hoe ga je om met een ontevreden patiënt op je spreekuur of met ontevreden familieleden?”
Tuchtrechtquiz
Wat weet jij van het medisch tuchtrecht?
Zijn deze stellingen waar of niet waar?
1. Een patiënt kan een tuchtklacht indienen tegen een stagiair of coassistent.
2. Als je een berisping krijgt, wordt dat met naam en toenaam in het openbare BIG-register en in een lokale krant gepubliceerd.
3. Een patiënt kan tot vijf jaar na dato een tuchtklacht indienen.
4. Een medisch tuchtcollege bestaat uit juristen en beroepsgenoten van de aangeklaagde zorgverlener.
5. Als een tuchtklacht ongegrond wordt verklaard, kan de aangeklaagde zorgverlener gemaakte kosten op de klager verhalen.
De antwoorden lees je verderop in het artikel.
Gesprekstechnieken op de Universiteit Leiden
Vierdejaars geneeskunde Britt Warmerdam geeft aan dat ze in haar opleiding aan de Universiteit Leiden wel oefenen in gesprekstechnieken. “Met een acteur of actrice die een boze of een claimende patiënt speelt.” Ook over het tuchtrecht heeft zij college gehad. “We hebben vooral uitleg gekregen over de praktische dingen. Eén college kan ik me nog echt goed herinneren.
Daarbij kwam een arts langs, met een patiënt die een klacht tegen hem had ingediend. Dat maakte indruk. Dan is het ineens geen ‘ver-van-je-bed-show’ meer.” VvAA-jurist Van der Linde: “Zittingen van tuchtcolleges zijn altijd openbaar. Er zijn weleens groepjes studenten die zo’n zitting bijwonen. Dan krijg je écht een beeld van hoe het eraan toegaat.”
Niet afzijdig houden
Britt vindt dat ‘op zich een goed plan’, zolang het geen ‘sensatiebezoek’ wordt. “Sommigen denken bij een tuchtzaak aan een collegiaal rondetafelgesprek”, heeft zij gemerkt. “Het is goed om te weten dat het echt een rechtbanksetting is.” Zelf is ze – in tegenstelling tot haar studiegenoten – zeer geïnteresseerd in het gezondheidsrecht.
Zo heeft ze een bachelor rechtsgeleerdheid gedaan voordat ze aan geneeskunde begon. En in het tweede jaar van haar geneeskundestudie volgde Britt tegelijkertijd nog een master gezondheidsrecht.
‘Het is goed om te weten dat het echt een rechtbanksetting is’
“De medische en juridische wereld zijn nauw met elkaar verbonden. Ik vind dat je je als arts of toekomstig arts daarom niet afzijdig kunt houden van het recht. Als ik dat tegen medestudenten zeg, dan voel ik weerstand. Ze hebben het er liever niet over.”
Terwijl dat in haar ogen wel belangrijk is. “Als je weet wat er zoal beklaagd wordt, dan weet je waar het mis kan gaan én besef je dat het iedereen kan gebeuren. Het zou ook waardevol zijn om van zorgverleners te horen welke impact een tuchtprocedure op hen heeft gehad en hoe zij daarmee zijn omgegaan. Niet dat elke arts even zijn tuchtzaak moet bespreken op de afdeling, maar het zou zonde zijn als er tijdens de studie aandacht aan wordt
besteed en je er vervolgens op de werkvloer nooit meer iets over hoort.”
Toch een berisping
Appelo vindt dat in elke opleiding tot BIG-geregistreerde hulpverlener een tuchtrechtcursus verplicht zou moeten zijn, die voor de helft bestaat uit kennis en kunde. “Aangeklaagde zorgverleners hebben bijvoorbeeld de neiging om het tuchtcollege eindeloos te vertellen waarom ze iets hebben gedaan, maar daarin is het tuchtcollege helemaal niet geïnteresseerd. Ze kijken alleen naar wát je hebt gedaan en of dat overeenkomt met protocollen en richtlijnen.
Bij mijn eerste tuchtzaak ging het om het feit dat ik een patiënt ‘dramaqueen’ had genoemd. Ik wist precies waarom en in welke context ik dat had gezegd: ik was er zeker van dat ze geen zaak had. Toch kreeg ik een berisping.”
Antwoorden Tuchtrechtquiz
1. Niet waar – als stagiair of coassistent val je niet onder het tuchtrecht, omdat je nog niet in het BIG-register staat ingeschreven. Mocht er iets misgaan en er wordt een tuchtklacht ingediend, dan moet de opdrachtgevende zorgverlener hierover verantwoording afleggen aan het tuchtcollege.
2. Niet waar – Dit was tot 1 april vorig jaar wel zo, maar vanaf die datum zijn er aantal tuchtrechtelijke wijzigingen doorgevoerd in de Wet BIG en worden berispingen en boetes alleen nog openbaar gemaakt als de tuchtrechter dit nodig acht.
3. Niet waar – Tot tien jaar na dato.
4. Waar.
5. Niet waar – Andersom trouwens wel: als een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, kan het tuchtcollege de aangeklaagde veroordelen in de kosten die de klager heeft moeten maken.
De andere helft van de cursus zou volgens hem moeten gaan over het voorkomen van een (tucht)klacht. De meeste tuchtklachten worden ingediend nadat er iets is misgegaan in de relatie of communicatie tussen patiënt en zorgverlener. Als zorgverlener moet je dat op tijd signaleren. Vervolgens is de vraag: hoe ga je daarmee om?
‘Het tuchtcollege kijkt naar wát je hebt gedaan en of dat volgens het protocol en de juiste richtlijnen is gegaan’
In medische opleidingen leren studenten gevoelsreflecties te geven. Dus als een patiënt boos wordt, dan zeg je: ‘Ik merk dat u boos wordt.’ Nou, als ik boos ben en iemand zegt dat tegen mij, wat gebeurt er dan? Precies: dan word ik nóg bozer. Beter kun je je als behandelaar kwetsbaar opstellen: wat doe ík fout? Ik merk dat de meesten dat lastig vinden, omdat van hen kennis wordt verwacht. En het is menselijk: als er iets fout gaat, dan hebben we de neiging om dat bij de ander neer te leggen. Volgens mij is er op dat vlak veel winst te halen.”