Hoe vlijt ons nekt

Petje af voor ‘juf & meester’. Zonder pedagogische bagage tem je geen klas. Maar maak mij niet wijs dat het vroeger anders was. Zelfs met tweemaal zoveel leerlingen was gedrag belangrijker dan kennisoverdracht. De zes jaarlijkse schoolrapporten begonnen met punten voor gedrag, vlijt en netheid. Elk rapport moest door ‘Ouders of Verzorgers’ van een handtekening worden voorzien. Toen bij mij vlijt ooit met ‘slechts’ een 7 werd beloond, schreef vader ongevraagd onder zijn handtekening, dat hij hierop extra attent zou zijn. Die 7 was natuurlijk een schande!

Vanaf mijn eerste jeugdherinneringen tot de dag van vandaag ken ik mijzelf niet anders dan als een ‘overijverig baasje’. Maar denk niet dat ik zo wil zijn. De lat ligt nog altijd even hoog als vroeger maar wordt wel steeds moeilijker bereikbaar. Ik verzeker je dat een mens hiervan niet gelukkig wordt. Nog voor ik ging studeren zweerde ik bij God en alle heiligen dat ik mijn eigen kinderen nooit deze kwelling aan zou doen. Voor mijzelf was het echter te laat. Gedrag, vlijt en netheid waren er ingedramd. In dat opzicht had opvoeding trekjes van een hersenspoeling.

Het leven koos de kant van mijn ouders. Dat halve vakanties verloren gingen aan ‘taken’ voor drie, vier of vijf vakken om vijfjes op te halen tot een voldoende, aanvaardde ik als normaal. De noodzaak van échte ontspannen vakanties werd beslist níet ingezien. Vader was kinderarts en tijdens vakanties in Oostenrijk behandelde hij zelf daar kinderen met struma door jodiumtekort. Mede vanwege opgedrongen vakantiebaantjes kreeg ik een hartstochtelijke hekel aan vakanties. Die hekel is inmiddels wel wat afgezwakt maar nog altijd wantrouw ik vakanties.

Ik had een uitstekende band met mijn vader. Tóch heb ik lange tijd niet begrepen dat hij – nota bene als hoogleraar kindergeneeskunde – mij heeft opgevoed op een manier waarop ik vind dat je kinderen níet kunt opvoeden. Ook wijze mensen zijn echter kinderen van hun tijd. Misschien kón mijn vader niet anders dan zó mijn vader zijn. De morele druk die hij moet hebben ervaren beperkte hem in zijn vrijheid om mij ánders op te voeden. Die vrijheid konden vrouwlief en ik ons wel veroorloven maar slechts tot op zekere hoogte. Sommige ontwikkelingen die te maken hebben met gebrek aan inzet baren mij grote zorg.

‘Je zou verwachten dat dokters enige mensenkennis hebben. Voor zover hiervan sprake is, geldt die kennis niet voor henzelf en voor collegae’

Nu zou je verwachten dat de tijdsgeest van toen op de puinhopen van die tijd ligt. Elementen van die tijdsgeest blijken echter resistent tegen de meest revolutionaire ontwikkelingen. Tijdens mijn eerste coschap maakte ik werkdagen van twaalf uur of meer en dat wérd ook van jou verwacht. Door de fysieke uitputting en aanslag op jouw geestelijke gesteldheid transformeerde je van student tot dokter. Dit proces ging gepaard met cynische buien en overmoedig gedrag. Eigenlijk was opnieuw sprake van een soort hersenspoeling. Als huisarts herhaalde zich dit door te lange werkdagen en diensten, waardoor je continu moe was.

Vakanties waren bijna gevaarlijke onderbrekingen van mijn bestaan. Zowel tevoren als daarna was het gigantisch druk in de praktijk. De omslag naar een vakantieritme ging altijd gepaard met een geradbraakt gevoel en ontreddering. Menigmaal moest daardoor het vertrek naar onze vakantiebestemming worden uitgesteld. Nog geen dag thuis was het mijn plicht om mij door een berg verslagen van waarnemers en specialistenbrieven te worstelen. En na een week was je weer toe aan een échte vakantie.

Je zou verwachten dat dokters enige mensenkennis hebben. Voor zover hiervan sprake is, geldt die kennis niet voor henzelf en voor collegae. Ik geef je te raden hoeveel arts-assistenten – al dan niet in opleiding ­ en veelal jonge specialisten nog altijd werkdagen van meer dan twaalf uur maken. Hun bazen deden hetzelfde en hebben aan den lijve ervaren wat hiervan de gevolgen waren. En tóch waren en zijn ze niet in staat om zich aan ‘iets’ te ontworstelen waardoor er ‘een gezonde verandering’ komt. Dat zou niet alleen deze zorgverleners maar ook patiënten ten goede komen. Ik denk diep in mijn hart dat íedereen dit wel zou willen maar wij zitten opgesloten in een tijdsgeest met desalniettemin elementen die sinds generaties niet veranderd zijn.

Delen