Hoorn

Nog geen kwartier in Hoorn dreef vanuit het zuidwesten donkere bewolking ons tegemoet. Het zag er dreigend uit. Buienradar gunde ons hooguit nog een uurtje voor er vermoedelijk een hoosbui zou vallen. Er was dus op het terras in hartje Hoorn geen tijd meer om in alle rust van een sorbet te genieten en als mager alternatief werd het Cola Light.

En toen gebeurde het. Op slechts een paar passen van ons vandaan viel een oudere heer van zijn fiets. Een ongeval zíen gebeuren is heel anders dan wanneer het net is gebeurd. Ik zag louter die naar links vallende fietser pal bij het trottoir. Pas later hoorde ik van een hevig geschrokken automobilist, dat hij op het nippertje de man had kunnen uitwijken. Het slachtoffer reed op de verkeerde weghelft.

Het ene moment ben je de patiënt die je nooit had willen worden en het andere de dokter die je nooit meer zult zijn. Onmiddellijk schoot ik te hulp om als eerste heldendaad zijn mobieltje te redden. Dat lag op straat en leek gelukkig onbeschadigd. Mijn eerste indruk was dat de onfortuinlijke fietser er ook redelijk goed van was afgekomen.

‘Het ene moment ben je de patiënt die je nooit had willen worden en het andere de dokter die je nooit meer zult zijn’

Met drie man hielpen wij de man op de been. Van verschillende kanten waren nog meer mensen op het ongeluk afgekomen. ‘Ik voel mij kiplekker,’ herhaalde het slachtoffer verschillende malen. Dat stelde de omstanders gerust. Iemand raapte de fiets – een damesfiets – op en zette deze tegen een boom. Naast de boom stond een metalen bank, waar de man van de schrik kon bekomen.

Ik nam naast hem plaats, sloeg mijn arm over zijn schouder en al na een paar minuten zaten wij daar met zijn tweetjes te keuvelen. Wat te doen? Voor iemand die alsmaar roept dat hij zich kiplekker voelt, kun je moeilijk een ambulance laten komen. De midzeventiger leek echter niet stabiel op zijn benen te staan, niet vanwege een blessure maar omdat hij naar eigen zeggen minstens vijf borreltje achter de kiezen had.

De man zou wel even zijn broer, die vlakbij woonde, bellen maar wist plots niet meer hoe zijn mobieltje werkte. Helaas kreeg ik geen gehoor. Op de lijst met contactpersonen stond een aantal voornamen van familieleden, maar iedereen zou ‘aan de andere kant van het land’ wonen. Ik keek om mij heen maar er was niemand om advies te vragen. Het enige alternatief was een taxi. Er werd niet afgenomen!

‘Ik voel een plens bloed,’ zei de man plots. Hij wees naar zijn linker elleboog. Ik stroopte de mouw van zijn overhemd op. De huid was geschaafd maar bloedde nauwelijks. ‘Tot nu toe ging het prima in mijn leven maar nu is het echt mis.’ Ik schrok van zijn woorden. ‘Maar u bent er toch goed van afgekomen… we moeten alleen iemand zoeken om u naar huis te brengen.’

Met mensen die te veel alcohol op hebben, heb ik moeite. Maar op de een of andere wijze voelde ik sympathie voor deze man, die alleen bleek te wonen. Weldra zou de regenbui ons bereiken maar ik vond het onverantwoord om hem aan zijn lot over te laten. Een vrouw die schuin achter ons bezig was om kledingrekken naar binnen te rijden zou nogmaals een poging doen om een taxi te bellen.

Op mijn vraag welk beroep de man had uitgeoefend, betrok zijn gezicht en verschenen er tranen: ‘Ik heb 34 jaar als politieman in Amsterdam gewerkt.’ Zijn emotionele reactie greep mij aan. Het leek mij verstandig om zijn huisarts te bellen maar daarvoor was het te laat. De assistente van de huisartsenpost vond dit ‘typisch een geval voor 112’. Wanneer de man thuis was, kon hij opnieuw contact opnemen.

‘Ik kan geen taxi bereiken,’ zei de vrouw van de kledingwinkel. Wat nu? Ik geloof niet in engelen maar wel in onverwachte goedheid van mensen. Vanaf het terras had een andere gast vermoedelijk al die tijd het gebeuren aanschouwd. Ik wist echt niet meer wat te doen toen hij spontaan aanbood om het slachtoffer naar huis te brengen. Een beetje goedheid kwam trouwens ook van boven: pas toen wij terug bij onze wagen waren barstte de bui los.

Delen