Huisarts Nico Tromp en de IGZ
Ook in een beschaafd ogend land als Nederland worden burgers opgeofferd om het (zelf)beeld van een goed functionerende overheid te bekrachtigen. Zo het al niet gaat om geheel onschuldige mensen, treft dit lot burgers die weinig meer te verwijten valt dan de gemiddelde Nederlander. Op wat hier speelt heeft de argeloze burger gelukkig geen zicht, zijn logica verzet zich hiertegen, eigenlijk wil je zelfs niet eens geloven dat het waar is of zou kunnen zijn. Pas wanneer men zelf op een kwade dag wordt meegezogen in de processen die hier spelen – moge het u nooit overkomen – dringt langzaam het besef door dat het basisvertrouwen, wat je tot dan toe in de overheid had, misplaatst was. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ook Nico Tromp het slachtoffer is geworden van een overheidsinstantie die geen verzet duldt.
Onder de vette kop ‘Patiënt stierf niet door huisarts Tromp’ berichtte Eva Nyst op 14 april 2016 in Medisch Contact het volgende: “Het is onwaarschijnlijk dat de patiënt uit Tuitjenhorn bij wie huisarts Nico Tromp 1000 milligram morfine en 350 milligram Dormicum in het been spoot, daaraan is overleden. Dat stelde anesthesioloog en pijnbestrijder Kees Besse van het Radboudumc vorige week voor de Raad van State. Echtgenote Anneke Tromp van overleden huisarts Nico Tromp en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hebben hun standpunten toegelicht in de zitting in hoger beroep bij de Raad van State. Tromp was in hoger beroep gegaan nadat de bestuursrechter in juli 2015 had geoordeeld dat het volgens de regels was dat de IGZ haar man zeven dagen op non-actief stelde. (…)”
Het is niet aan mij om te oordelen over het handelen van een inmiddels overleden collega. Op basis van de berichtgeving en mijn jarenlange ervaring als huisarts is echter wel mijn eerste indruk steevast overeind gebleven: je wordt als arts plots geconfronteerd met een fors lijdende, terminale patiënt en bent gedwongen om te handelen. De aandacht lijkt zich echter niet te richten op het lijden en de compassie, maar op het afwijken van bestaande richtlijnen. Dat deze richtlijnen geen dogma’s zijn en in specifieke situaties te kort kunnen schieten lijkt minder belangrijk te worden gevonden. Om dit gebeuren heen bevindt zich een grauwe schil van allerlei mensen die hierbij een kleine of grotere rol hebben gespeeld. Wanneer eenmaal de toon is gezet, lijken al die pionnen als kompasnaaldjes in dezelfde richting te gaan wijzen, waardoor de opgeworpen schijn van schuld wordt bevestigd. In de Middeleeuwen kon aldus een gerucht tot de brandstapel leiden.
In Nederland is martelen verboden maar het murw maken van burgers niet
Net als dokters beschikken ambtenaren over kennis en macht. Daardoor is de relatie tussen arts en patiënt, c.q. ambtenaar en burger – hoe hard dit ook wordt geroepen – beslist níet gelijkwaardig. Dat komt echter pas tot uiting bij een conflict. Natuurlijk mogen wij er van uitgaan dat de meeste dokters en ambtenaren keurig hun werk doen. Beide beroepsgroepen leren ook hoe er gehandeld moet worden bij klachten. Maar wanneer er sprake is van een forse kwetsing, kan het slechtste in de mens tot uiting komen. Dat geldt a fortiori wanneer het imago van de instelling – een ziekenhuis of de IGZ – wordt bezoedeld. Bij een aanvaring met een inspecteur kreeg ik van mijn rechtsbijstandsverzekering het advies om gebruik te maken van een ervaren advocaat om mij “uit de klauwen van de IGZ” te houden. Ik vond dat niet alleen belachelijk omdat ik volledig overtuigd was van mijn onschuld, maar ook beschamend om zo over respectabele overheidsinstelling te spreken. Helaas heb ik aan den lijve ondervonden dat de IGZ onschuldige burgers kapot kan maken en dat er inspecteurs zijn die zodra zij bloed ruiken hiertoe ook in staat zijn.
In Nederland is martelen verboden maar het murw maken van burgers niet. Er zijn tot in de ministeriële top ambtenaren die feilloos de mazen in het web van regels weten te vinden en hiervan maximaal gebruik maken om de lastige burger het zwijgen op te leggen en het liefst nog te vermorzelen. Het morele oordeel van de Nationale ombudsman is voor hen gebakken lucht en lappen zij als lariekoek aan hun laars. Wanneer het op een juridische strijd aankomt, doet de rechter voor hen al het belangrijkste werk: emoties tellen niet mee en een complex geheel wordt gesimplificeerd tot zoiets als een rekensom, waarbij alle nuanceringen als ruis worden weggefilterd. Wat er over lijkt te zijn gebleven van de affaire Tromp, is gereduceerd tot het prominent gebrachte bericht over een anesthesioloog die het onwaarschijnlijk acht dat de patiënt bij wie huisarts Nico Tromp 1000 milligram morfine en 350 milligram Dormicum in het been spoot, daaraan is overleden.
Ik gun Anneke Tromp van harte een gunstige uitspraak van de Raad van State. Maar helaas biedt deze geen enkele garantie op een adequate reactie van de IGZ, die uiteindelijk toch het laatste woord heeft. Een excuusbrief – zo deze er al komt – zal niet meer inhouden dan een papieren pleister op een aangetast rechtsgevoel dat tot in elke cel is doorgedrongen.
5 reacties
Onderstaand verhaal is de laatste in een serie van 16. Ze behandelen de mooie en minder mooie kanten verbonden aan mensen die zich arts noemen. (Alle verhalen hebben de titel van een lied). Dit laatste verhaal sluit perfect aan bij de beschouwing van Ignace van Schretlen. Ik heb het tweede deel weggelaten omdat het anders te lang zou zijn. De bespiegelingen over het doorgeschoten protocol denken en handelen passen wellicht elders. Net zo als de kritische kanttekeningen bij de selectiecriteria die gelden voor het allerhoogste in de medische hiërarchie. Het IGZ kent de inhoud van dit verhaal wel.
Slotakkoord
16. Gelukkig zijn (Raymond van het Groenewoud)
Nadat ze verhuisd zijn, blijven we elkaar zien. Met Kerst is er het gezamenlijke diner en daartussen zijn er momenten waarop we elkaar treffen en van gedachten wisselen. In die gesprekken proef je een soort zielsverwantschap. Daarbij hoort dat je openstaat voor elkaars zwakheden en die ter discussie kunt stellen. Haar zorg over zijn hartstochtelijk rook en drinkgedrag is er een van. Het verstoort echter nooit een mooi samenzijn. Tot hij eind 2014 ziek wordt en aan een Werdegang begint die hen leidt langs allerlei winkeltjes van de medische stand.
In mijn gedachten staan alle signalen op rood, ik denk aan zijn manier van leven. Het verbaast me dan ook dat medische specialisten zo hardnekkig blijven focussen op de plek van zijn klachten. Ja, die hoofdpijn is extreem hevig en de gedachte aan een arteriïtis temporalis lijkt even logisch. Maar ze valt af. Een iets te zelfverzekerde neurologe blijft dan onverklaarbaar lang hangen bij haar overtuiging van clusterhoofdpijn. Tot er iemand doorpakt en verder kijkt; ook die clusterhoofdpijn kan in één veeg van tafel. Op een MRI blijkt een tumor zich te hebben verschanst in zijn longen. Inmiddels heeft het een paar nauwelijks zichtbare filialen geopend in zijn hersenen. Daarna gaat het snel. Samen besluiten ze dat hij thuis wil sterven. Een fantastische huisarts staat hen daarin bij. Nee, het woord euthanasie valt nergens, maar onder de noemer welwillende palliatieve benadering blijkt veel haalbaar.
Op een vrijdagavond, de dag erna blijkt zijn laatste te zijn, nemen we afscheid. Vrijwel gelijk met ons komt de vrouwelijke collega van de huisarts nog even langs. De morfinepomp hapert. Pal tegenover ons zien we hoe de jongedame, op zijn bed zittend, zich vastbijt in de weerspannige techniek. Uiteindelijk krijgt ze het apparaat aan de praat. Ik luister mee als ze de dosering morfine invoert. Die wordt verhoogd. Ze doet het op verzoek van mijn voormalige buurman. Met gebroken stem vraagt hij haar daarom. De pijn blijft tot het laatst zijn indrukwekkende aandacht opeisen.
Tuitjenhorn
Even denk ik aan Tuitjenhorn. De hoeveelheden daar gebruikt verschillen nauwelijks en de uiteindelijke intentie evenmin. Wel is de sfeer waarin dit gebeurt onvergelijkbaar. Hier gaat alles in overleg, is er geen stoer studentikoos gedoe tegenover een coassistent. Vanaf het moment dat duidelijk wordt dat deze aandoening hem fataal zal worden, is er intensief contact met hun zeer betrokken huisarts. De rolverdeling tussen hem en onze voormalige buurvrouw is voor beiden als vanzelfsprekend. Zij, ooit kleuterleidster oude stijl, signaleert, entameert en initieert. Steeds vindt ze bij de huisarts een luisterend oor en een even zo grote bereidheid om haar echtgenoot een zo goed mogelijk einde te gunnen. Vanaf het begin is er nooit een woord vuil gemaakt over de gelijkwaardigheid van elkaars rol, nergens vervelende misverstanden. Over hoe de laatste rit de volgende dag ten slotte eindigt, vertelt ze een indrukwekkend detail.
Wanneer alles voorbij is, laat ze de huisarts uit. Ze kijkt hem na en net als hij om de hoek verdwijnt, draait hij zich plotseling om en loopt dezelfde weg terug. Ze is verbaasd als hij voor haar stil houdt, haar aankijkt, omarmt en zegt: ‘We waren een goed team samen.’
Fysieke distantie
Wat betekent zo’n ervaring voor iemand die alleen achterblijft? Volgens mijn buurvrouw, veel. Die opmerking plus de spontane omarming leggen een soort van fundament. Samen met de opluchting om het eind van 5 maanden totale opoffering en ruim 10 kilo gewichtsverlies, heeft het verdomd veel weg van een oud cliché, namelijk een spoor van licht dat gloort aan het eind van een tunnel. Het idee ooit weer gelukkig te kunnen zijn, lijkt opeens een tikje minder onwaarschijnlijk.
Misschien liggen in de spontane aanraking, het passende woord op het juiste moment, wel de kern van het hoogst haalbare in het vak van arts.
Toch wordt er in de medische wereld over het aanraken van patiënten niet eenduidig gedacht. Net als in het onderwijs lijkt onderliggende angst een belangrijke raadgever. Zelfs de nationale toezichthouder doet mee in die treurige gewoonte. Eind 2015 verwoordt een inspecteur voor de Volksgezondheid tijdens een zitting van het medisch tuchtcollege het als volgt: ‘Voor de zorgprofessional geldt dat ieder lichamelijk contact, anders dan het geven van een hand, te ver gaat. Professionele houding betekent fysieke distantie.’
IGZ, Kop van Jut of bureaucratische moloch zonder gevoel?
7 oktober 2013 maakt huisarts Nico Tromp een eind aan zijn leven. Het is de aanzet tot de reconstructie van een geschiedenis die zicht biedt op een cascade van menselijk falen in de medische zorg. Zijn dood is niet los te zien van zijn handelen aan het bed van een dodelijk zieke patiënt. Amper twee maanden daarvoor, op 19 augustus bezoekt Tromp die patiënt en schrikt van zijn ernstige toestand – de man verdrinkt langzaam in zijn eigen vocht. Hij besluit te handelen. Dat doet hij door een ongebruikelijk hoge dosering morfine als bolusinjectie toe te dienen. De coassistente die bij hem stage loopt, maakt daarover een opmerking. Terug in de auto is zijn reactie op het te verwachten telefoontje van het overlijden van de patiënt bijna puberaal stoer. De hele situatie zit de coassistente dwars. De volgende dag besluit ze haar ervaringen te delen met de stagebegeleider van het AMUC. Op 23 augustus informeert die het hoofd van de afdeling Huisartsengeneeskunst van AMC-UvA. Die zelfde dag is er contact met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het IGZ meldt het vervolgens bij het OM. Daarna volgt een soort van kettingreactie, te beginnen met een inval op 26 augustus ’s avonds om elf uur bij Nico Tromp thuis. Vier mensen, een vertegenwoordiger van het OM, het IGZ en twee politieagenten, doorzoeken zijn praktijk en woning en ondervragen hem. Op 6 en 8 september wordt hij opnieuw verhoord. Begin oktober wordt hij op non-actief gesteld. Vijf dagen later beëindigt hij zijn leven en komt er tevens een eind aan de jarenlange werkrelatie met het AMC-UvA waar hij vaste stageplek was voor coassistenten.
Mede ingegeven door de commotie die is ontstaan in Tuitjenhorn en op de sociale media, maakt de Inspectie op 25 oktober de stukken openbaar. Ik lees en luister naar de verhalen en blijf zitten met de volgende vraag: Hoe kan het dat er van het AMC-UvA niemand eerst ook het verhaal van Nico Tromp wilde horen eer verdere stappen te ondernemen? Ten slotte vertrouwen ze hem al jaren hun coassistenten toe! Op 28 oktober 2013 besluit ik een brief te schrijven aan het hoofd opleiding huisartsengeneeskunde AMC-UvA, ik wil wat van hem weten:
Geachte professor,
…, op de volgende vragen ben ik benieuwd naar uw antwoord:
1. Is er een screening van de communicatieve kwaliteiten voordat de huisarts als huisartsenopleider wordt toegelaten? (dus komt er iemand van de universiteit een dag of meer meelopen met de dokter tijdens zijn spreekuren?)
2. Hebt u, toen u het verslag van de coassistent las, overwogen om onmiddellijk in de auto te stappen en naar Tuitjenhorn te rijden voor een indringend gesprek? Indien ja, ben ik erg nieuwsgierig naar wat u ten slotte tegenhield?
Natuurlijk krijg ik geen reactie, laat staan een antwoord op mijn vragen. Twee jaar later verschijnt er een rapport over deze affaire. Het ministerie van VWS is er de initiator van. Conclusie; alle procedures zijn correct uitgevoerd.
Joep Scholten
voormalig artsenbezoeker en schrijver.
Joep Scholten
21 april 2016 / 10:47“Vanaf het prille begin had ik een wrange smaak over het handelen van een aantal artsen in dit geheel. Zo kun je bij het mentale welzijn van Tromp een heleboel vragen stellen. Kennelijk was dat geen reden voor de hoogste verantwoordelijken van de afdeling huisartsengeneeskunde van het AMC, Tromp was al 22 jaar opleider. Tot hij het te bont maakte en een coassistente het lef had dat aanhangig te maken”
Mijnheer de communicatieadviseur, mijnheer Scholten.
Dit waren uw eigen woorden. Niet lang geleden.
U huilt mee met de wolven in het bos.
Ook een manier van communiceren.
Langeveld
21 april 2016 / 20:49Over dat meehuilen in het bos, mijnheer Langeveld, moet u me nog eens bijpraten. Ik zie het verband niet. Ook nu wijs ik naar een aantal personen, van wie ik vind dat de verantwoordelijken van de afdeling huisartsengeneeskunde van het AMC-UVA iets te gemakkelijk wegkomen. Daarom stelde ik de verantwoordelijke professor een paar vragen.
In ieder geval is duidelijk dat ze niet in gesprek zijn gegaan met Nico Tromp terwijl die toch al ruim 20 jaar werk voor hen deed. In plaats daarvan kozen ze voor een voor hen veilige weg. Ze dropten de casus bij het IGZ en die wist niets beter dan het OM inschakelen.
Achteraf mag je concluderen dat deze aanpak er mede (let wel, mede) verantwoordelijk voor is geweest dat de affaire zo uit de hand kon lopen en eindigde in een persoonlijk drama voor Tromp.
Dat laat onverlet dat het drama mede ook school in wat Nico Tromp als persoon aan rafelranden met zich meedroeg. Even voor de goede orde: geen mens is er vrij van.
Daar komt bij dat het vak van huisarts een moeilijk beroep is. Vaak moet je er zeer ingrijpende beslissingen nemen. Soms geeft dat frictie die lang kan nazeuren. Bovendien loop je het risico dat je een IGZ procedure aan de broek krijgt. Als echter iedere arts, die daarmee te maken krijgt, een eind aan zijn leven zou maken, wordt het bijna dagelijks nieuws.
Je kunt speculeren over wat iemand ongevoelig laat zijn of juist wel erg gevoelig. Wat In ieder geval meespeelt of is iemand zijn verhaal kwijt kan bij zijn collega’s en/of andere gezondheidsmedewerkers.
Kennelijk wisten de collega’s van Nico Tromp onvoldoende over zijn gevoeligheden. Wat duidelijk is dat de verantwoordelijken van de Universiteit er geen boodschap aan hadden.
Dit treurige geval bevestigt maar weer eens wat ik al langer roep: de gezondheidszorg van medici onder elkaar lijdt aan een voortdurend te kort aan zelfreinigend vermogen. Ik sprak ze; de artsen die weinig of niets meer verwachtten van hun collega’s. Ze waren eenzaam en ook verbitterd zonder dat ze zich dat goed realiseerden.
Wel gloort er hoop. Het recente voorstel van het KNMG om verslaving onder artsen aan te pakken en te begeleiden, is er een van.
Ooit vroeg ik aan huisartsen: ’Hebt u enig idee hoeveel alcoholisten u in uw praktijk heeft? Van één, we kenden elkaar al langer, herinner me zijn antwoord en hoe hij dat uitte. Eerst schrok hij, trok wit weg, maar na een paar seconden herpakte hij zich, boog toen voorover, zo dicht mogelijk bij mijn gezicht, plantte zijn ellenboog op tafel en stak toen een vinger omhoog pal voor mijn neus, en sprak daarbij de legendarische woorden: ‘Van één weet ik het absoluut zeker.’
Joep Scholten
22 april 2016 / 16:46Mijnheer Scholten,
Ik stel het volgende vast:
-1. u stelt op basis van, voor een ieder nog onduidelijke feiten, vast dat:
# het mentale welzijn van de heer Tromp ter discussie staat.
-2. als u kritisch wordt bevraagd over uw uitspraken begint u, op basis van onduidelijke feiten, te reppen van “zelfreinigend vermogen”, met een knipoog naar het al dan niet vermeende verborgen alcoholisme van veel artsen die u blijkbaar heeft ontmoet.
Ja, dat is me wat.
Maar nu ontopic.
Misbruikt u deze rampzalige situatie niet om zichzelf te profileren?
Eerst was u communicatie adviseur.
Vervolgens ex- huisartsenbezoeker.
En tot slot blijkt u zelfs schrijver!
En u heeft een platform gevonden, zo lijkt het, om uw kennis en ervaring te verspreiden.
En toch lijkt mij dat uw bijdragen niet bij iedereen voor u tot aanbeveling zullen strekken.
U gaat ietwat krampachtig om met kritiek, en u heeft de schijn tegen: u misbruikt een rampzalige casus om zichzelf te profileren.
Langeveld
22 april 2016 / 21:50Ik was ben/was alles wat u opsomt, mijnheer Langeveld. Vooral ook nieuwsgierig. Bijvoorbeeld ben ik erg nieuwsgierig naar wat uw relatie is met Nico Tromp?
Wat overblijft is die, zoals u dat noemt, rampzalige casus. Daar is nu een nietszeggend definitief rapport over verschenen waarin instanties elkaar vrijpleiten. En dat wordt aangevochten door de echtgenote van Nico Tromp.
Wat mij intrigeert is hoe gaat de medische stand daarmee om? Hoeveel werkbaar gezag blijft erover van een professor huisartsengeneeskunde? Hoeveel artsen in Noord Holland hebben zich teruggetrokken als opleider?
En rest natuurlijk de vraag: Hoeveel patiënt huist er in je om te reageren zoals Nico Tromp uiteindelijk deed?
Het is die nieuwsgierigheid die zich, als het erop aankomt, niets laat gelegen liggen aan protocollen of reputaties maar gewoon dingen boven tafel wil krijgen.
Is dat niet de kern, mijnheer Langeveld, van wat bijvoorbeeld een huisarts zou moeten nastreven als hij een ‘casus’ voor zich heeft?
Joep Scholten
22 april 2016 / 22:42