Huisvriend

Henk Pröpper publiceerde onlangs Hartslag 27, een literaire wandeling door Parijs in coronatijd. Eerder schreef hij onder meer de roman Het zwaard van de krab (1991), waarin het ziekenhuis centraal staat. 

Tekst: Henk Pröpper |  Beeld: Stephan Vanfleteren

Op een zekere leeftijd kom je tot de ontdekking dat een betrokken huisarts eigenlijk een soort huisvriend is. Met enig geluk kan het decennia duren voordat je tot dat inzicht komt. Intussen bezoek je de huisarts zo af en toe bij wat kwaaltjes die meestal binnen korte tijd zijn verholpen. Hoe opwekkend is het gevoel als je dan weer buitenstaat, na een minuut of tien, met een recept in je hand, of de zekerheid dat de natuur haar goede werk zal doen. De huisarts kan weer opgaan in het drukke decor van je leven.

Onvermijdelijk komt echter het moment dat op de huisarts een dringender beroep wordt gedaan, en hij of zij een cruciale rol te vervullen krijgt in een inmiddels wat leger theater. Het decor is wat minimalistisch geworden, er zijn nauwelijks nog changementen en figuranten, er is alle aandacht voor de behandeling van de tekst. Een onzichtbare regisseur fluistert dat de tekst goed moet zijn doorleefd, doorvoeld en uitgesproken. Dat is het moment dat de huisarts meer dan een arts wordt, hij wordt een reisgenoot, en omdat de reis veelal thuis wordt ondernomen een soort huisvriend.

‘Ik kon hem altijd bellen als ik met iets zat’

Alweer twee jaar nu woon ik in Parijs. Ik vond nog altijd geen huisarts. Wel bezocht ik vanwege mijn bradycardie het afgelopen jaar een klein leger cardiologen, ritmologen en sportartsen. In de kale wachtruimtes van de ziekenhuizen kreeg ik ruim tijd na te denken over de menselijke komedie en de ironie van mijn situatie. Ik was naar de Lichtstad verhuisd om er te genieten van de cultuur, van gesprekken met uitgevers en schrijvers, van de levendigheid waarmee de geschiedenis zich in de stad voordoet. En nu zat ik tussen tientallen gemaskerden te wachten op een consult met telkens nieuwe onbekende artsen. Ik wist inmiddels uit ervaring dat de een met veel respect, de ander met een vleug humor moest worden benaderd om zich voor mijn zaak te interesseren. Ik zag mezelf zitten, grinnikend om het theaterstuk waarin ik was beland, te midden van mijn verstoorde lotgenoten. Hun ogen schreeuwden mij toe: wat valt er hier te lachen? Alles haperde, mijn hart in de eerste plaats, en niemand luisterde naar de regisseur, wat die ook fluisterde. Hier gold uitsluitend de wet van de improvisatie.

Dan kon het gebeuren dat ik eenmaal thuis mijn oude huisarts belde in Amsterdam. Inmiddels was hij met pensioen, maar hij had me te verstaan gegeven dat ik hem altijd kon bellen als ik met iets zat. Hij werd mijn huisvriend per telefoon. Hoorde ik zijn stem dan werd een geruststellend en vertrouwd decor ingericht, woorden vielen plots weer samen met wat ze bedoelen. Ze kregen zelfs een betekenis die achter in de zaal goed hoorbaar was, ook al spraken wij gedempt. Na afloop liep ik verkwikt de stad in, met hernieuwd elan, alle theater voorbij. En wenste al zulke artsen zelf ook zo’n huisvriend toe. Zo’n reisgenoot die ernst en humor weet te wegen, en alle stappen lichter maakt.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen