‘Ik ben eerst mens, pas daarna dokter’

Cardioloog Harriette Verwey (LUMC): ‘Technisch is bijna alles mogelijk. Het dilemma is nu: hoe ver ga ik?’

121606-01Of de nieuwe donorwet door de Eerste Kamer komt, is nog maar de vraag. Harriette Verwey, plaatsvervangend afdelingshoofd Cardiologie in het LUMC, hoopt het van harte. En niet alleen omdat ze dan meer mensenlevens kan redden.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp

Er ligt een steunhart op tafel. Als het ter sprake komt, gebeurt er iets met Harriette Verwey (65). In haar ogen, haar toon, haar houding. Ze schuift dichter naar de tafel en pakt de Ventricular Assist Device. Ze demonstreert hoe het pompje het hart ondersteunt en hoe de controller werkt. “Hierdoor kan ik sommige patiënten die niet in aanmerking komen voor een harttransplantatie hoop op leven geven.”

Het steunhart bestaat al langere tijd, maar werd aanvankelijk alleen gebruikt als overbrugging voor mensen die wachten op een transplantatie. Maar het steunhart werd steeds verfijnder en beter. Patiënten voelden zich zo goed met een steunhart dat sommigen zeiden: stel de transplantatie nog maar even uit. Daarop bedacht Verwey het steunhart als permanente behandeling in te zetten. “Ik heb een protocol geschreven en in november 2010 hebben we als eerste centrum een ‘steunhart als destination’ geplaatst. Bij een 70-jarige man. Hij leeft nog steeds. Ik ben heel blij dat de minister deze bestemmingstherapie vorig jaar in het basis-pakket heeft opgenomen.”

Verwey vermoedt dat door het steunhart de vraag naar donorharten in de toekomst zal afnemen. “Maar transplantatie blijft de gouden standaard”, benadrukt ze. “Niet iedereen komt in aanmerking voor een steunhart. Vooral bij complexe en aangeboren hartafwijkingen is een donorhart de enige oplossing.”

‘Ik hoop dat de nieuwe donorwet mensen dwingt een keuze te maken’

Jaarlijks mogen in Nederland zestig harttransplantaties worden uitgevoerd. “Dat aantal is niet toereikend voor de grote groep hartfalers”, zegt Verwey. “Maar door de schaarste aan donororganen komen we zelfs maar tot veertig à vijftig transplantaties per jaar.” Gaat de nieuwe donorwet, mits deze door de Eerste Kamer komt, daar verandering in brengen? “Dan halen we die zestig transplantaties zeer waarschijnlijk wel.” Ze hoopt dan ook dat de wet er komt. “Ik vind niet dat iedereen donor moet zijn. De integriteit van ieder mens moet worden gerespecteerd. Maar ik hoop dat deze donorwet mensen dwingt een keuze te maken. Als je dat meerdere malen hebt verzuimd, dan draag je die keuze over aan de overheid. Dat schept duidelijkheid.”

Verwey is niet alleen maar voor de donorwet omdat dan het aantal van zestig transplantaties wordt gehaald en er dus meer mensenlevens worden gered. “Het komt voor, bijvoorbeeld na een auto-ongeluk, dat je ouders moet vertellen dat ze hun kind gaan verliezen. Waarna je moet vragen of ze weten wat hun stervende kind van orgaandonatie vindt. Is bekend of iemand wel of geen donor is, dan kun je je volledig bezighouden met het opvangen van de familie. Dat is wat ik wil. Ik ben eerst mens en pas daarna dokter. Maar omdat meer dan 60 procent van de Nederlanders niet heeft aangegeven of ze
donor zijn, moet je vaker dan je lief is zo’n gesprek voeren. Want er is altijd een patiënt die wacht op een orgaan.”

In Nederland beslissen twaalf cardiologen welke patiënten voor een donorhart in aanmerking komen. Verwey is een van hen. In die rol is ze geregeld de brenger van slecht nieuws. “Ik sta altijd 100 procent achter een beslissing; we volgen protocollen en ik beslis nooit alleen. Wat niet wegneemt, dat het niet leuk is een patiënt te vertellen dat hij niet in aanmerking komt voor een donorhart. Gelukkig is dan soms het steunhart mogelijk. Natuurlijk doet het wat met me als ook dat geen mogelijkheid is, maar ik ben professioneel genoeg om zo’n gesprek te voeren. Als ik het ziekenhuis uitwandel, ben ik het kwijt.” Na een overpeinzing voegt ze eraan toe: “Bij kinderen heb ik wel moeite om het los te laten. Jonge kinderen heb ik nooit gescreend, maar wel tieners van 13, 14 en 15 jaar. Op die leeftijd al zulke zorgen, dat vind ik heftig.”

Doktersromans

Op haar dertiende had Harriette Verwey zorgen van heel andere orde. Op de middelbare school in Paramaribo werd haar gevraagd wat ze later wilde worden. “Ik wist het niet. Alle meisjes in de klas vulden dokter in. En wat doe je dan als onzeker meisje?” Toen ze thuis haar moeder vertelde dat ze dokter had ingevuld, kreeg ze geld voor de bibliotheek. “Straks vragen ze er nog iets over, zei ze, dan moet je er wel iets over weten. Ik heb in die tijd veel doktersromans gelezen. Vond ik fantastisch. De sfeer sprak me aan. Alleen die knappe dokter ben ik nooit tegengekomen.” Ze lacht er hard om. Verwey is vrijgezel, maar zeker niet alleen. “Ik heb veel goede vrienden en familie om me heen.” Met wie ze straks de feestdagen doorbrengt. Dan gaan ze samen naar de kerk, samen koken en met z’n allen eten aan lange tafels.

De eerste jaren dat ze in Nederland woonde, het is inmiddels meer dan veertig jaar geleden, zagen Kerst en Oud en Nieuw er voor haar heel anders uit. Omdat de universiteit in Paramaribo aan het reorganiseren was, volgden Surinaamse geneeskundestudenten de eerste twee studie-jaren in Leiden. De 18-jarige Harriette vond het wel opwindend om naar het buitenland te gaan. Maar die opwinding was van korte duur. “Ik moest voor mezelf zorgen en het was zó koud. Wat ik hier na al die jaren nog steeds raar vind, is dat de zon schijnt en het toch ijzig koud kan zijn.”

Verwey woonde in die tijd met 35 studenten in een groot studentenhuis in Leiden. Maar met Oud en Nieuw gingen al haar huisgenoten naar familie. “Ik was de feesten in Suriname gewend. Als je daar twintig mensen uitnodigt, komen er zestig. En ineens zat ik in mijn eentje in dat grote, stille huis. Ik heb me zo verschrikkelijk alleen gevoeld. Een gevoel van totale ontreddering. Maar het heeft me sterk gemaakt. Daardoor ben ik een sterke persoonlijkheid geworden.” Als Verwey nu vluchtelingen ziet, komt dat gevoel weer boven. “Voor hen moet het veel erger zijn dan voor mij destijds. Ik was tenminste geaccepteerd in Nederland. Ik had een kamer, een studie, een doel.”

Om dat doel te bereiken, besloot ze na die twee studiejaren in Nederland te blijven. Ze wilde chirurg worden. Omdat ze geen opleidingsplek had, begon ze als basisarts in een ziekenhuis in Schiedam. Daar werd ze gegrepen door de cardiologie. “Mijn eerste dag op de hartbewaking kreeg een patiënt een hartstilstand.” Samen met verpleegkundigen vloog ze op die man af om hem te reanimeren, hoewel ze dat nooit eerder had gedaan. “Die man heeft het gehaald. Ik dacht: dít is mijn vak. Dynamiek, interventies en onderzoek, maar ook het contact met de patiënt. Dat laatste miste ik in de chirurgie.”

Technologie

In de ruim dertig jaar dat Verwey als cardioloog werkt, heeft het vak zich gigantisch ontwikkeld. “Het diagnostisch arsenaal is enorm vergroot. Ook qua behandelingen kunnen we tegenwoordig onbeschrijflijk veel, met steeds minder risico’s voor de patiënt. Technisch is bijna alles mogelijk. Het dilemma is nu: hoe ver ga ik? De belangrijkste wijsheid die ik de afgelopen jaren heb verworven: niet behandelen is ook behandelen. Ieder mens wil blijven leven, maar wel met kwaliteit van leven.”

Niet behandelen is ook behandelen. Ieder mens wil blijven leven, maar wel met kwaliteit van leven.”

Bij patiënten met hartfalen heeft het LUMC twee jaar geleden home-monitoring geïntroduceerd. “Die technologie draagt bij aan kwaliteit van leven”, zegt Verwey. “Dagelijks wegen patiënten zichzelf en meten ze hun bloeddruk; de resultaten komen direct digitaal bij ons binnen. In die twee jaar is het aantal opnames met 55 procent gedaald. Door technologie zijn we calamiteiten vaak ook voor. Als iemand met een geïmplanteerde defibrillator thuis een hartritmestoornis krijgt, zien wij dat op het scherm. Dan grijpen we in voordat de calamiteit ontstaat.”

Wel vindt Verwey dat er grenzen zijn. “Ik las over een arts in Amerika. Op een dag had hij vier nieuwe patiënten gezien. Maar geen van hen in real life. Hij onderzocht ze op afstand met een elektronische stethoscoop en maakte behandelplannen vanachter zijn computer. Dat is niet mijn wereld. Techniek moet ondersteunend zijn in de arts-patiëntrelatie.”

Vrouwenhart

De afgelopen tien jaar heeft Verwey zich gespecialiseerd in het vrouwenhart. Een congres in New Orleans in 2004 ligt daaraan ten grondslag. De Amerikaanse cardioloog Noel Bairey Merz presenteerde er de resultaten van de WISE-study. Dat onderzoek toonde voor het eerst aan dat vrouwen bij hart- en vaatziekten andere klachten hebben dan mannen. “Vaak met een slechtere uitkomst”, zegt Verwey. “Ik dacht: wát? Heb ik vrouwen met een tijdbom gerustgesteld en naar huis gestuurd? Als er maar niemand is overleden die ik heb laten gaan nadat er ‘geen afwijkingen’ waren gevonden. Dat bleek gelukkig niet het geval. Maar dat onderzoek was wel een wake-up call. Bij vrouwen-aderen moeten we anders en verder kijken om te beoordelen of en hoe ziek ze zijn.”

‘Er is nog veel te winnen als het gaat om onderzoek en bewustwording rond het vrouwenhart’

Mede door Verweys inspanningen – ze verscheen de afgelopen jaren geregeld in de media – is de aandacht voor hart- en vaatziekten bij vrouwen flink toegenomen. “Maar er is nog veel te winnen als het gaat om onderzoek en bewustwording. Dat laatste begint bij patiënten; bij vrouwen die symptomen missen of bagatelliseren. Maar het geldt ook voor zorgprofessionals, en dan met name voor medisch specialisten. Huisartsen zijn zich bewust van hiaten in hun kennis. Zij laten zich bijscholen. Specialisten zien veel patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, maar zijn zich daar nog niet altijd van bewust. We signaleren steeds meer kruisverbanden. Een gecompliceerde zwangerschap, overbeharing, chronische reuma; het kunnen allemaal voorbodes zijn van hart- en vaatziekten op jonge leeftijd. Het liefst zou ik in het LUMC een genderplatform opzetten, waarbij allerlei specialisten zich kunnen aansluiten, en een protocol maken voor at risk-patiënten.”

Niet alleen in haar werk maar ook daarbuiten zet Verwey zich in voor vrouwen. Ze is voorzitter van de raad van toezicht van de Stichting Etnische Zaken Vrouwen Nederland. “Ik bekleed een hoge functie en ben daardoor, ongevraagd, een soort rolmodel geworden. Ik voel me bevoorrecht en door God gezegend. Ik heb hard gewerkt om te komen waar ik ben, maar je moet ook kansen krijgen. Dat ik ben gevraagd voorzitter te worden van de Commissie Interne Audits om de kwaliteit in het LUMC te blijven garanderen en verbeteren, vind ik bijvoorbeeld een grote eer. In mijn leven ben
ik mensen tegengekomen die de wind onder mijn vleugels zijn geweest. Die wind wil ik voor anderen zijn.” Zo is Verwey ook Docent Weekend Klas voor kinderen uit Leidse achterstandswijken. “Wij waren vroeger met acht kinderen thuis en we hadden het niet breed. Maar we hebben allemaal een hbo- of universitaire studie afgerond. Ik wil deze kinderen laten zien dat ze zelf hun toekomst bepalen. En dat lukt vrij aardig.” Lachend: “Er zijn al kinderen bij die dokter willen worden.”

Curriculum vitae

Harriette Verwey (1951) geboren in Paramaribo, Suriname

  • 1970-1977 geneeskunde, Rijks Universiteit Leiden
  • 1979-1984 opleiding cardiologie, AZL (nu LUMC)
  • 1983-1993 waarnemend hoofd polikliniek LUMC
  • 1985-heden lid harttransplantatieteam LUMC-ErasmusMC
  • 1992-2005 hoofd CCU en verpleegafdeling Cardiologie LUMC
  • 1995 gepromoveerd 2005-heden hoofd hartfalen polikliniek, LUMC
  • 2012-heden plv. afdelingshoofd Cardiologie, LUMC
  • 2016-heden voorzitter Commissie Interne Audits, LUMC

 

Delen