Ik geloof er helemaal niets van

Er zijn van die momenten die je bijblijven. Ironisch genoeg heb ik een van mijn meest waardevolle lessen geleerd van de collega waarmee ik misschien wel het meeste ruzie heb gehad. Hoewel wij zo op het oog op één lijn zaten, knetterde het steeds tussen ons in de uitvoering. Toch zat de les die ik leerde juist in diezelfde uitvoering.

Het was de fase dat wij bezig waren om meer en meer in de behandeling het cognitief gedragsmatig model te hanteren en het medisch model los te laten.

In die fase was er veel nadruk op het stellen van realistische en praktische doelstellingen bij patiënten. Terugkijkend kun je je afvragen wie daar het meeste moeite mee had, de patiënten of de begeleiders.

In alle onwennigheid en ongemakkelijkheid was de makkelijkste weg naar overeenstemming over behandeldoelen toch vooral dat wij aangaven dat pijnvermindering geen doel kon zijn, waarna de patiënt daar schoorvoetend mee akkoord ging. Op zo’n moment was de zucht van opluchting bijna hoorbaar… bij de teamleden.

Totdat die bewuste collega, die vanuit intervisie bij een gesprek zat, zei: “daar geloof ik helemaal niets van. U heeft al jaren pijn, wij zeggen dat we daar niets aan gaan doen en u gaat zomaar akkoord. Daar geloof ik niets van.” De patiënte keek hem aan en zei: “dat is waar, maar het was toch wat jullie willen horen? Anders kom ik niet in aanmerking voor een behandeling.”

Deze ontnuchterende reactie is een les gebleven. Informed consent is daarna voor mij nooit meer hetzelfde geweest. De toetssteen verschoof van een meer procedurele invulling naar de waarom-vraag. Waarom zou deze patiënt zich hierin kunnen vinden? En soms ook heel gewoon: en waarom ben ik zelf zo opgelucht na een bevestigend antwoord?

Delen