‘Ik wilde me inzetten’

Klinisch psycholoog Marco Kleen wil zijn collega’s in de frontlinie tegen COVID-19 graag helpen. Zijn coronacoachlijn werd niet gebeld. Maar hij gaat door. ‘Cynisme is de makkelijke weg.’

Tekst: Wout de Bruijne | Beeld: De Beeldredaktie/Anjo de Haan

 “Groepstherapie online werkt slecht”, vindt Marco Kleen (48). De klinisch psycholoog van GGZ Drenthe wijst zelfs op risico’s. “We hebben het tijdens de eerste coronagolf afgelopen jaar online geprobeerd, maar ik zag op mijn scherm tijdens een sessie voor mensen met hechtingsproblemen, dat iemand erg emotioneel werd en vervolgens zijn pc uitzette. Ik schrok daarvan, voor hetzelfde geld doet iemand daarna iets destructiefs.

Kleen stelt dat onlinetherapie bij individuele ‘relatief eenvoudige problemen’ wel kan, maar niet bij gecompliceerdere beelden. “We werken veel met borderlineproblematiek, ernstig narcisme, zelfbeschadiging, veel eenzaamheid, verslaving. Sommige mensen zijn, wanneer je de kamer even uitloopt, al bang dat je niet meer terugkomt. Onlinetherapie is daarvoor letterlijk en figuurlijk veel te afstandelijk.”

Behalve van de veranderde werkwijze, merkte Kleen, die in Groningen woont en in Assen werkt, weinig van de COVID-19-pandemie in zijn praktijk en regio, Noord-Oost-Nederland. “Tijdens de eerste golf werd het wel iets drukker bij ons door toename van angst en eenzaamheid, maar niet noemenswaardig. Tegelijkertijd las en zag ik allerlei nieuwsberichten over artsen en verpleegkundigen die het loodzwaar hadden. Ik zat alleen thuis te werken en vond het vervelend dat ik niets kon doen, had er een schuldgevoel over en wilde me ook inzetten.” 

Maar de psycholoog uit het hoge Noorden kon aanvankelijk alleen bedenken wat hij NIET kon doen. “Ik ben niet opgeleid in de lichamelijke geneeskunde.” Op een gegeven moment stelde Kleen zich voor hoe een verpleegkundige van haar zware, lange werkdag thuiskwam. “Ze warmt een kant-en-klaarmaaltijd op, valt op de bank en staart afgemat en afwezig naar de televisie. En ze voelt zich rot. Op dat moment kan ik helpen, bedacht ik me. Ik kan haar of hem iets bieden waarvoor ik wél heb geleerd: geestelijke steun. Op zijn minst een luisterend oor om hun ervaringen aan te vertellen.” 

Zo kwam Kleen op het idee van ‘de coronacoach-telefoon’ voor zorgprofessionals. Hij enthousiasmeerde dertig collega-psychologen en psychiaters om ’s avonds onbezoldigd klaar te zitten voor telefoontjes en verhalen van zorgverleners in de frontlinie. Hij gaf er de nodige ruchtbaarheid aan, via vooral social media.

‘Ik dacht dat het storm zou lopen, maar er gebeurde helemaal niets’

De initiatiefnemer maakte zelf ook zijn privé-agenda leeg en hield zijn telefoon paraat. Alleen… er werd niet gebeld. “Nul komma nul”, schiet Kleen in de lach, ondanks zijn toevoeging, “ik baalde ervan. Mijn vriendin en ik hadden een heel logistiek systeem opgezet om alle telefoontjes onder collega’s te verdelen. Ik dacht dat het storm zou lopen, maar er gebeurde helemaal niets.”

Gevraagd naar het waarom van dat tegenvallende resultaat, zegt de klinisch psycholoog daar alleen maar naar te kunnen gissen. “Misschien was het wel zoals bij de brand in café de Hemel in Volendam. Slachtoffers en hulpverleners zochten de steun toen dichtbij, onder elkaar, niet bij vreemden.” Het specifieke voorbeeld schiet hem waarschijnlijk te binnen omdat ons telefonisch interview plaatsvindt op oudejaarsdag, toen werd herdacht dat precies twintig jaar daarvoor de verschrikkelijke ramp het vissersdorp overkwam. 

“In de tijd dat we de hulplijn lanceerden, werden ook in de ziekenhuizen medische afdelingen psychologie gestart”, vervolgt Kleen. “Dat was tot dan toe nog niet zo geweest. Prima natuurlijk, je hebt het dan dichtbij goed geregeld door professionele mensen.”

Lang wil hij niet blijven stilstaan bij de inmiddels gestopte – “de dertig collega’s zijn nog wel paraat, in een soort slaapstand” – coronacoachlijn. “Ach het is ook een mooie gedachte dat de geestelijke hulp blijkbaar niet nodig was en dat de boodschap ‘ik ben er als je me nodig hebt’ misschien al voldoende was.”

Kleen is ondertussen alweer bezig met een ander ‘COVID-project’. “Ik geef binnen Espria, de organisatie waar GGZ Drenthe onder valt, workshops aan zorgmanagers over hoe ze moeten omgaan met personeel dat stress heeft als gevolg van COVID-19. Hoe ga je daar als manager op een goede manier mee om? Hoe herken je signalen van PTSS of andere psychische problemen, wanneer kun je het als manager nog zelf oplossen, wanneer wordt het een psychiatrisch probleem met noodzakelijk hulp van buiten?”

Zijn positieve inzet voor collega’s tijdens de pandemie schenkt Marco Kleen zelf ook voldoening. “Maar zo’n houding heb ik pas een jaar of tien”, bekent hij. “Ik was vroeger vooral erg cynisch, een energievretend nutteloos karaktertrekje. Veel afgeven op anderen, is de makkelijke weg.” Tijdens mijn studie vroeg een supervisor mij eens waarom mijn posts op social media altijd zo zuur en negatief waren. Ik had er geen antwoord op, maar vanaf die tijd wilde ik het wel anders gaan doen.”

‘Veel afgeven op anderen, is de makkelijke weg’

Mogelijk droeg die omslag er ook toe bij dat Kleen toch ook een paar positieve puntjes in de pandemie weet te zien. “Natuurlijk zijn dood en ziekte verschrikkelijk, net als isolement en eenzaamheid, en uiteraard had ik die hele pandemie liever niet meegemaakt. Maar uit een onderzoek van GGZ Drenthe in de drie noordoostelijke provincies blijkt dat sommige mensen het beter doen tijdens een lockdown. Bijvoorbeeld mensen die inherent heel impulsief zijn en geneigd zijn de dingen te verknallen door met iedereen ruzie te zoeken. Zij hebben daarvoor nu veel minder gelegenheid en ervaren een soort rust.”

Volgens Kleen vraagt onze gejaagde samenleving om snel presteren en een snel, liefst voortdurend gevoel van geluk. “Door corona ervaar je nu een continue afwezigheid van controle en geef je uiteindelijk de onrustig makende behoefte daaraan op. En dat is zeker goed voor een aantal patiënten in de ggz. Maar ook daarbuiten.” 

Kleen moet toegeven dat hij de pandemie persoonlijk ook niet als alleen maar negatief ervaart. “Nee, ik ben niet blij met mondkapjes en afstand houden. Maar eeuwenlange vanzelfsprekende gewoonten en gebruiken liggen momenteel onder een vergrootglas. De huidige maatschappij is soms wel erg fake. Die neplaag wordt er nu flink afgeschraapt. Het gaat weer om andere dingen.” Lachend: “Op straat heb ik nog nooit zo vaak een praatje met buren gemaakt. En dat zeg ik niet cynisch.”

Delen