Invloed COVID-19 op relatie praktijkhouder-zzp’er
Uit VvAA-onderzoek onder praktijkhouders blijkt dat één op de vijf door COVID-19 ‘anders’ is gaan kijken naar het werken met zzp’ers.
Tekst: Martijn Reinink
Ruim 1.100 (para)medische praktijkhouders namen eind 2020 deel aan het VvAA-onderzoek waarin een stelling luidde: door mijn ervaringen in de COVID-19-periode kijk ik nu anders naar het werken met zzp’ers. Eén op de vijf was het daar ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’, al zijn de verschillen tussen de beroepsgroepen behoorlijk. Onder dierenartsen (9 procent), verloskundigen (10 procent) en gz-psychologen (14 procent) speelt dit bijvoorbeeld minder dan onder tandartsen (30 procent) en fysiotherapeuten (27 procent). “In die laatste twee beroepsgroepen werken veel zzp’ers die op omzetbasis worden gehonoreerd”, duidt VvAA-adviseur Erik van Dam dat verschil. “Toen tandartsen en fysiotherapeuten in de eerste coronagolf hun deuren moesten sluiten, hadden ze natuurlijk geen omzet en ontstonden er discussies met zzp’ers over hun honorering.”
Voor zover Van Dam weet, zijn de meesten er wel uitgekomen. “Praktijkhouders kregen compensatie en wisten dat zij de zzp’ers uiteindelijk weer hard nodig zouden hebben. Aan de andere kant begrepen zzp’ers ook wel dat ze water bij de wijn moesten doen. Maar uit dit onderzoek kunnen we toch wel voorzichtig concluderen dat de doorbetalingsdiscussie iets heeft gedaan in de relatie praktijkhouder-zzp’er.”