Jonge klare kansloos op de arbeidsmarkt

achtergrond / ‘Dit probleem moet nú uit de taboesfeer’

Twaalf jaar opleiding. Alles gedaan en alles gelaten om medisch specialist te worden. Maar nu de stip op de horizon eindelijk is bereikt, komen ze niet aan de bak. De enige opties die resteren voor een steeds groter wordende groep jonge klaren: het buitenland of een carrièreswitch. “Dit probleem moet nú uit de taboesfeer.”

Sinds november vorig jaar is ze internist-oncoloog en sindsdien zit Chantal du Perron (35) werkloos thuis. “Ik ben er helemaal kapot van”, vertelt ze. “Dokter zijn wordt een deel van je identiteit. Dat verliezen, is heel moeilijk. Ik heb me er ook nog niet bij neergelegd. De oncologie is en blijft voor mij het mooiste vak dat er bestaat: dít is wat ik wil. Tegelijkertijd komt er een realisatieproces op gang. De WW houdt een keer op, ik heb een gezin, ik heb een huis. Langzaam groeit het besef dat ik misschien niet als oncoloog aan de slag kan. Dat ik misschien überhaupt niet eens als arts aan de slag kan.” 

Dat een jonge klare zich publiekelijk zo uitspreekt, is (nog) niet zo gebruikelijk. Recent publiceerde De Jonge Specialist vijf interviews met jonge klaren die geen (vaste) baan kunnen vinden. Alle vijf deden ze anoniem hun verhaal. “Iedereen is bang zijn eigen ruiten in te gooien, want voor jou tien anderen”, zegt Du Perron, een van de ‘anoniemen’, al had dat van haar niet gehoeven. 

Gevoed door een gevoel dat ze niets meer te verliezen heeft, spreekt ze zich nu met naam en toenaam uit. “Ik wil iets doen aan dit probleem. Niet alleen voor mezelf, maar voor alle jonge klaren in deze situatie.” Dat het een grote groep is, blijkt wel wanneer Du Perron een LinkedIn-groep aanmaakt voor vakgenoten die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt.Binnen no-time melden zich zo’n 150 jonge klare internisten. “De meesten van hen hebben een tijdelijk contract, vaak het zoveelste, want hoe goed je ook presteert: na drie keer een jaarcontract word je ingewisseld, een vaste aanstelling zit er niet in.” Zelfs voor een tijdelijke plek is de concurrentie momenteel moordend, heeft Du Perron gemerkt. “Ik heb een sollicitatie gehad voor een functie van zes maanden. Daar ben ik het niet geworden, omdat een ander meer ervaring had. Wat dus betekent dat je als ‘net-klare’ ook geen kans krijgt om ervaring op te doen.” 

‘Iedereen is bang zijn eigen ruiten in te gooien, want voor jou tien anderen’

Dit probleem speelt niet alleen bij interne geneeskunde. Ook bij chirurgie, cardiologie, mdl, radiologie, orthopedie, kno en gynaecologie is er meer aanbod dan vraag. “Wat het extra wrang maakt, is dat er werk genoeg is”, zegt Du Perron. “Kijk alleen maar naar de wachtlijsten, het structurele overwerken, het aantal burn-outs onder artsen. Het vertaalt zich alleen niet in arbeidsplaatsen.” 

Geen harde cijfers

Niet van elke beroepsgroep is momenteel bekend hoeveel jonge klaren getroffen worden door dit probleem. “Verschillende juniorverenigingen zijn wel bezig om signalen die ze krijgen ‘hard’ te maken”, weet jonge klare chirurg-oncoloog en VvAA-bestuurslid Thomas Schok (32). “Dat is belangrijk om gezamenlijk een vuist te kunnen maken. Wat het complex maakt, is dat niet het hele probleem zichtbaar is. Jonge klaren die gewoon productie draaien terwijl ze met een anios-contract in dienst zijn of die 100 procent werken en maar 80 procent betaald krijgen, zijn daar vaak niet open over, want als je er wat van zegt, vlieg je er meteen uit.” 

Of Schok niet bevreesd is zichzelf in de voet te schieten door dit aan te kaarten? “Ik ben wel gewaarschuwd dat ik moet oppassen, maar we móeten dit taboe doorbreken en dat doen we niet met anonieme interviews of met een arbeidsmarktmonitor.” Zelf is hij bezig met een PhD-traject om het ‘hiaat’ op zijn cv op te vullen en daarmee zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, want ook in de heelkunde is het aanbod dus groter dan de vraag. En dat gat wordt alleen maar groter: bovenop de normale in- en uitstroom komen er tot 2025 142 ‘extra’ chirurgen op de markt. “Nu valt het in ons vak nog mee met mensen die daadwerkelijk thuiszitten, maar we staan aan het begin van een tsunami. Dat drukt ook een enorme stempel op het werkplezier, de bevlogenheid en het mentale welbevinden van aiossen die geen perspectief zien.”  

Vanuit verschillende hoeken worden wel oplossingen aangedragen. Waarbij vooral een beroep wordt gedaan op gevestigde specialisten om ruimte te maken voor startende vakgenoten. Door hun werklast te beperken tot 1 fte per specialist bijvoorbeeld. Door richting het pensioen al wat af te bouwen of door (meer) ‘klinische tijd’ vrij te maken voor (vergoede) nevenfuncties. Maar áls deze oplossingen al worden omarmd, dan is de ruimte die ontstaat nog steeds minimaal. De instroomkraan (deels) dichtdraaien lijkt op lange termijn de enige oplossing, maar daar hebben de jonge klaren van nu en de aiossen die bijna klaar zijn, niets aan. Voor een vaste baan in hun specialisme zit er niets anders op dan naar het buitenland te verkassen. “Ik vind dat daar veel te makkelijk over wordt gedaan”, zegt Du Perron. “Een ander land, een andere taal, een ander zorgstelsel: emigreren doe je niet zomaar even. Bovendien hebben we er al een aanzienlijk deel van onze loopbaan op zitten en hebben velen van ons een jong gezin dat al veel offers heeft moeten brengen. We zijn eraan toe om iets op te bouwen. En mijn kinderen willen gewoon opa en oma kunnen zien.”

Alternatief is een baan over de grens en op en neer reizen (zie kader hieronder). “Dat is ook een aanslag op je privéleven”, stelt Schok. “Het is nobel, het is heel dedicated, maar eigenlijk kán het niet.” De mogelijkheid die dan nog resteert en die Du Perron nu onderzoekt, is een carrièreswitch. “Ik kijk naar zorgfuncties buiten mijn specialisme, in de ouderenzorg en bij de ggd bijvoorbeeld, maar oriënteer me ook buiten de zorg. Struin vacaturesites af, gooi balletjes op. Het lastige is: ik ben twaalf jaar lang in een fuik opgeleid, dan ben je helemaal niet bezig met wat je nog meer kunt, welke vaardigheden je misschien nog meer hebt.” 

Cardioloog over de grens

Als in mei 2020 het einde van zijn fellowship interventiecardiologie in zicht komt en er geen passende vacatures zijn, besluit Fatih Arslan (39) met steun van het thuisfront – “Ik bof met mijn partner” – voor een vaste baan in Berlijn te kiezen. “We zien dit als een investering om uiteindelijk toch een mooie vaste plek in Nederland te krijgen. Al blijft het een gok, want hoe lang dat duurt en of dat ooit lukt, weet niemand. In Nederland zijn het afgelopen jaar drie vacatures geweest voor vaste plekken voor interventiecardiologen. Daar reageren dan twintig tot dertig jonge klaren op. Als ik dat in Duitsland vertel, gelooft niemand me. Daar hebben ze tekorten in bijna alle disciplines. Komt ook omdat de Duitsers bijna 2 procentpunt van het bbp meer uitgeven aan medische zorg dan Nederland. Dat de zorgvraag en de zorgcomplexiteit toenemen, maar de zorg niet mag meegroeien, vind ik beschamend voor zo’n rijk land als Nederland.” 

Interventiecardioloog Fatih Arslan: ‘Gemis van gezin weegt zwaarder dan geluk van werk’

In het ziekenhuis in Berlijn zien ze het liefst dat de cardioloog met zijn zwangere vrouw en driejarige zoon overkomt, maar dat is voor hen geen optie. “We wonen fijn in Utrecht. Mijn vrouw heeft er haar werk, vrienden en familie wonen dichtbij. Dat willen we niet opgeven, en we gaan ervan uit dat dit tijdelijk is.” 

Nadat hij Duits heeft geleerd en zijn diploma’s heeft laten erkennen (“Er komt heel wat bureaucratie bij kijken”), gaat Arslan in november 2020 die kant op. Inhoudelijk is het werk uitdagend. “Ik leer gave dingen en kan mijn vaardigheden verder uitdiepen.” Wel moet hij wennen aan de cultuur in het ziekenhuis. “In Nederland waarderen we het als mensen initiatief tonen. Hier is het ontzettend hiërarchisch; je moet eerst langs alle ‘lagen’ en de ‘chain of command’ respecteren. Maar daar wen je snel aan en de collega’s zijn vriendelijk en behulpzaam.” 

Aanvankelijk is het de bedoeling dat de cardioloog om de twee, drie weken een weekend naar huis gaat, maar daar komt hij snel van terug. “Ik ga nu elk weekend”, vertelt hij op een vrijdagavond tijdens zijn zes uur durende treinreis. “Het gemis van het gezin weegt zwaarder dan het geluk van het werk. Veel zwaarder dan we hadden gedacht. Ik mis ze enorm. Daarom heb ik nu besloten te kijken naar mogelijkheden dichter bij de grens.” 

Stem geven

Om jonge klaren op dit vlak te ondersteunen én om ze ‘een stem te geven’, hebben Du Perron en Schok de handen ineengeslagen. Ze zijn voornemens een collectief voor jonge klaren te starten. Het begin is er: Jonge Klaren Nederland, een groep op LinkedIn, waarvoor jonge klaren van alle disciplines zich kunnen aanmelden. “Beroepsverenigingen doen hun best om het probleem te agenderen, maar er is meer nodig”, zegt Du Perron. Schok: “De Jonge Specialist is er in de basis voor aiossen en aniossen, terwijl de Federatie en de LAD alle medisch specialisten vertegenwoordigen, dat betekent dat er soms sprake is van tegengestelde belangen. Want bijvoorbeeld maxima stellen aan werktijden en daarnaar salariëren zodat er ruimte ontstaat om een jonge klare aan te nemen, daar zal niet elke gevestigde specialist, die 80 uur per week werkt, blij mee zijn. Met een belangenclub voor jonge klaren hopen we de problematiek uit de taboesfeer te halen en ook bij de media en de politiek onder de aandacht te brengen. Daarnaast willen we jonge klaren gewoon verder helpen, constructief, om op korte termijn een carrièredoorstart te maken, binnen of buiten de muren van het ziekenhuis.”

Chirurg in het bedrijfsleven

Medio 2019 maakt traumachirurg Roderick van Leerdam (38) na een fellowship in het OLVG de switch naar het bedrijfsleven. “Ook als de banen in de traumachirurgie wel voor het oprapen hadden gelegen, had ik uiteindelijk waarschijnlijk deze keuze gemaakt.” Als aios heelkunde komen voor het eerst de twijfels. Eenmaal ‘ondergedompeld’ in de chirurgie steekt die twijfel opnieuw de kop op en verkent Van Leerdam – “in het geheim, want er rust wel enig taboe op” – zijn mogelijkheden buiten het ziekenhuis. “Ik merkte in gesprekken algauw dat je als medisch specialist een profiel hebt dat voor veel bedrijven interessant is. Wij kunnen als geen ander onder druk presteren, prioriteiten stellen, communiceren met allerlei stakeholders, educatie geven, een project van a naar z brengen. En natuurlijk: er zijn ook corporate skills, die we niet beheersen, maar die kunnen en willen bedrijven je graag leren.” 

Traumachirurg Roderick van Leerdam: ‘Profiel van medisch specialist voor veel bedrijven interessant’

Van Leerdam werkt nu als ‘clinical consultant’ bij de healthcare-tak van Phillips, maar hij ziet op meer plekken kansen voor jonge medisch specialisten. “In de farmaceutische industrie, een beetje een usual suspect, dat moet je liggen. Bij zorgverzekeraars, bij med-tech- en medical-devicebedrijven, maar ook in de algemene consultancy, bij de KPMG’s van deze wereld. Belangrijkste is dat je er voor jezelf achter komt waar je enthousiast van wordt. Dat is een beetje een contradictie, want de meeste artsen weten niet hoe de wereld er buiten het ziekenhuis uitziet.” 

Dat steeds meer jonge klaren die stap (moeten) overwegen, blijkt wel uit het feit dat Van Leerdam regelmatig wordt benaderd om over zijn overstap te vertellen. “Elke twee weken heb ik wel zo’n gesprekje.” Dan deelt hij zijn enthousiasme: “Het is uitdagend, je bent verantwoordelijk voor je eigen weg, je wordt vanzelf assertiever.” Maar het is niet alleen maar halleluja. “De dynamiek is anders. Patiëntenzorg is snel, hier zijn de processen stroperig. En je begint weer onderaan de ladder. Kan me voorstellen dat dat lastig is als je zo lang en zo hard hebt gevochten voor een plek in het ziekenhuis. Qua inkomen ga je er als jonge klare of fellow niet op achteruit als je overstapt naar de industrie, maar je moet wel knallen om verder te komen. En waar in het ziekenhuis de career road bekend is, heb je in het bedrijfsleven geen stip op de horizon.”

Van Leerdam vindt dat uitdagend, maar moet toegeven dat hij het ziekenhuis ook weleens mist. “Vooral de dankbaarheid van patiënten in 1-op-1-zorg en de adrenalinerush bij traumaopvang; dealing with life and death. Maar ik heb de zorg niet helemaal verlaten. Ik ben nu alleen gericht op het verbeteren van zorg op populatieniveau. Dat is ook waardevol.” 

Delen