Jong en klaar zonder vaste plek

De tijd dat jonge klaren verzekerd waren van een vaste baan, lijkt verleden tijd. Hoewel de gevreesde grote aantallen werklozen uitbleven, steeghet aantal tijdelijke contracten de afgelopen jaren als nooit tevoren. Terwijl wetenschappelijke verenigingen naar oplossingen zoeken, is het einde nog niet in zicht. “Er lijkt wat verbetering zichtbaar, maar de grootste groep moet nog van de opleiding komen.”

Tekst: Anouk Brinkman | Beeld: Tamar Smit

 

De jonge medisch specialist is midden dertig, heeft een werkende partner, schoolgaande kinderen en wil dolgraag een huis kopen op een plek waar de kinderen de komende jaren naar school kunnen. De realiteit is dat de jonge vader of moeder een klein appartement huurt aan de andere kant van het land, dicht bij het ziekenhuis waar hij of zij een tijdelijk contract heeft, en het gezin het merendeel van de week niet ziet. Of zo veel reistijd voor lief neemt dat hij of zij ’s ochtends voor dag en dauw vertrekt en ’s avonds thuiskomt als de kinderen al in bed liggen. Bereidheid om te verhuizen is er zeker, maar niet voor een tijdelijk contract, want wie een jong gezin en een werkende partner heeft, wil vastigheid en niet voortdurend alle tijdelijke contracten achterna verhuizen.

Jonge medisch specialisten vertellen liever niet openlijk over de gevolgen van de huidige arbeidsmarkt op hun privésituatie, uit angst hun kansen op een baan te verspelen. Maar Marjolein Kremers, voorzitter van De Jonge Specialist (DJS) en internist in opleiding, bevestigt dit soort scenario’s. “Er zijn veel verhalen bekend van specialisten die een kamer huren om dicht bij hun tijdelijke werkplek te wonen. Het gaat echt niet om een enkeling.”

Stagnerende arbeidsmarkt

In 2012 trekt DJS voor het eerst aan de bel: de doorstroom van aiossen naar de arbeidsmarkt stagneert. De beroepsvereniging voor aiossen houdt een enquête onder de leden en concludeert dat binnen een aantal specialisaties sprake is van een groeiend aantal jonge klaren en tegelijkertijd een tekort aan beschikbare arbeidsplaatsen. De angst leeft dat een generatie wordt opgeleid voor werkloosheid. Het leidt op lokaal niveau tot verschillende initiatieven om banen te creëren, zoals stafleden die gezamenlijk uren inleveren en gepensioneerde specialisten die ruimte maken voor jonge klaren. In 2012 besluit het Capaciteitsorgaan het aantal opleidingsplekken te verminderen voor de vakgebieden waarbinnen sprake is van een relatief hoge werkloosheid.

Cijfers
Er is geen officieel registratiesysteem dat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt per specialisme bijhoudt. Het Capaciteitsorgaan houdt cijfers bij, maar maakt geen gedetailleerde informatie openbaar over het aantal werkzoekenden per medisch specialisme. Bovendien dateren de meest recente cijfers van 2015 en zijn ze voorlopig. De Jonge Specialist heeft sinds 2014 twee enquêtes gehouden onder leden om inzicht te krijgen in de arbeidsmarkt voor jonge klaren. De uitkomsten ervan leveren informatie op over alle specialismen.

Veel wetenschappelijke verenigingen houden zelf regelmatig enquêtes, maar doen dit allemaal op een andere manier. Om toch een beeld te kunnen geven van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van jonge klaren, heeft Arts en Auto een aantal wetenschappelijke verenigingen gevraagd hun cijfers beschikbaar te stellen. U kunt deze gegevens hier downloaden.

Vijf jaar na de noodkreet van DJS lijkt er verbetering zichtbaar: het aantal werkloze jonge klaren is sinds 2014 iets verminderd, maar volgens Kremers zijn de problemen nog niet voorbij. “Onze eerste prioriteit was dat er geen duur opgeleide medisch specialisten werkloos thuis zouden zitten. Daarin is duidelijk verbetering te zien, maar nog steeds werken er specialisten tegen hun zin in een tijdelijke functie of ze zijn vertrokken naar het buitenland. De vraag is of die groep nog wel terugkomt. Dat het Capaciteitsorgaan adviseert om minder op te leiden is de eerste stap op weg naar een oplossing, maar daarvan zullen we op korte termijn nog niets merken. Voor elk vakgebied geldt een eigen verantwoordelijkheid om dit probleem aan te kaarten, bij de ene beroepsgroep wordt er harder aan getrokken dan bij de andere.”

De Vereniging Orthopaedisch Chirurgische Assistenten (VOCA) neemt haar adviesrol heel serieus en heeft samen met de Nederlandse Orthopaedische Vereniging een consultancybureau in de arm genomen, dat de financiële gevolgen van substitutie of uitbreiding voor msb’s in kaart brengt. “Dit initiatief heeft een aantal banen opgeleverd”, aldus voorzitter Pim van Egmond. En dat is nodig, want de VOCA verwacht de komende jaren een groeiend overschot aan jonge orthopeden. “Op dit moment lijkt er wat verbetering zichtbaar, maar de grootste groep orthopedisch chirurgen komt de komende jaren nog van de opleiding.”

Niet wenselijk

Een andere vakgroep waar de afgelopen jaren sprake was van werkloosheid is urologie. “Momenteel is er nauwelijks echte werkloosheid”, licht Ruben Cremers, voorzitter van de Jonge Urologen Commissie, toe. “De urgentie is daarom iets minder hoog, maar voor de meeste jonge klaren geldt na de opleiding nog steeds een lange periode van tijdelijke aanstellingen. Het lijkt me niet wenselijk dat jonge klaren na een vijftien jaar durende studie – eerst geneeskunde, vervolgens een specialisatie en eventueel promotie – geen vaste baan kunnen krijgen.”

Ook Ikrame Oulad Abdennabi, tot voor kort voorzitter van de juniorentak van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR), ziet het als een groot probleem dat steeds meer jonge specialisten ongewenst in tijdelijke functies zitten. Uit de jaarlijkse enquête van de Junior NVvR blijkt dat 2 procent werkloos is of werkzaam in een ander beroep. Daarnaast steeg het aantal tijdelijke contracten tussen 2012 en 2016 van 18 naar 55, terwijl het aantal vaste aanstellingen daalde van 42 naar 9.

‘Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt al jaren dat steeds meer vaste banen veranderen in flexibele banen’

Abdennabi: “Er is in de radiologie genoeg werk, daarom is het aantal opleidingsplekken weer verhoogd, maar de problematiek zit verborgen in allerlei tijdelijke functies. Vaak weten jonge klaren niet wanneer ze uitzicht hebben op een vaste plek. Bij de een duurt dat twee jaar, bij de ander vijf. Zelf ben ik in september klaar met mijn opleiding en start dan met een fellowship, maar een studiegenoot heeft al vier banen in verschillende uithoeken van het land achter de rug en door de enquête ken ik veel meer van dit soort voorbeelden. Omdat er geen of weinig sprake is van daadwerkelijke werkloosheid, wordt het probleem soms door specialisten gebagatelliseerd. Mijn ervaring is dat ze de cijfers niet kennen en de gevolgen wegwuiven. Niettemin luistert het hoofdbestuur van de NVvR wel serieus naar onze bevindingen en argumenten, maar een duidelijke oplossing blijft uit.”

Inherent aan het vak

Een veelgehoorde reactie op de arbeidsproblematiek van jonge klaren is dat de beroepsgroep zal moeten wennen aan de flexibilisering op de arbeidsmarkt. Liane Tan, bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor KNO-heelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied is daarin duidelijk: “Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt al jaren dat steeds meer vaste banen veranderen in flexibele banen. Daar kunnen wij als beroepsgroep wel tegenin gaan, maar dat is wat het is. Ik heb er zelf voor gekozen om als dertiger te promoveren, kinderen te krijgen en carrière te maken. Ik heb twee kinderen die tijdens mijn opleidingsperiode op vijf verschillende kinderdagverblijven hebben gezeten. Ik vind dat ook inherent aan het vak. Al hangt deze mate van flexibiliteit heel erg af van je partner.”

Ook Marcel Daniels, voorzitter van de Federatie voor Medisch Specialisten (FMS), noemt de flexibilisering op de arbeidsmarkt als oorzaak voor de toename van het aantal tijdelijke contracten in de medisch specialistische zorg. Maar er zijn volgens Daniels veel meer oorzaken. Zo is bij het vaststellen van de opleidingsaantallen ingespeeld op een toenemende zorgvraag, waar dat om verschillende redenen niet in alle vakgroepen het geval bleek te zijn. Voorbeelden daarvan zijn de verschuiving van zorg naar de eerste of anderhalve lijn, het steeds efficiënter uitvoeren van behandelingen of omdat de wetenschap heeft aangetoond dat bepaalde behandelingen overbodig zijn. Een andere oorzaak is de stijging van de pensioenleeftijd van medisch specialisten, waardoor het langer duurt voordat er ruimte ontstaat voor een nieuwe generatie. Tegelijkertijd heeft politieke besluitvorming tot veel verandering geleid in het medisch specialistische zorglandschap. Daniels: “De invoering van de integrale bekostiging en daarmee het msb heeft gezorgd voor onzekerheid onder medisch specialisten en bijgedragen aan een toename van kortdurende contracten.’

Ondertussen plaatst DJS grote kanttekeningen bij de toename van het aantal tijdelijke contracten in de medisch specialistische zorg, ongeacht de oorzaak. “Ik maak mij echt zorgen om de continuïteit van zorg”, stelt Marjolein Kremers. “Voor deze beroepsgroep neem je een risico als je veel met tijdelijke contracten werkt.”

Oplossingen

KNO-arts Tan denkt dat de oplossing van de veranderde arbeidsmarkt zit in de inhoudelijke invulling van tijdelijke functies. “De meeste winst is volgens mij te behalen op het gebied van kwaliteit, in de invulling van het werk. Laat specialisten met een tijdelijk contract niet alleen het polispreekuur draaien, maar ook meedoen aan vergaderingen binnen het ziekenhuis. Nu worden mensen met een flexibele baan nog te veel gezien als minder breed inzetbaar. Van dat beeld moeten we af.”

VOCA-voorzitter Van Egmond ziet een oplossing in het creëren van mogelijkheden waardoor aiossen hun loopbaan vooruit kunnen plannen. Om die reden hebben de orthopeden een online platform gelanceerd dat inzicht moet geven in vraag en aanbod: aiossen orthopedie kunnen daarop aangeven wanneer ze klaar zijn met hun opleiding en in welke regio en vakgebied ze een baan zoeken. Orthopeden vullen in wanneer zij met pensioen gaan en welk vakgebied daardoor vrijkomt. “Zo hopen we 80 tot 90 procent van de vacatures efficiënt in te vullen”, licht Van Egmond toe.

Een ander idee dat de doorstroom van de aios naar de arbeidsmarkt kan rechttrekken, is volgens Van Egmond het eerder aankondigen van fellowships, wat nu een paar maanden tot een jaar van tevoren gebeurt. “In het buitenland gebeurt dit al zo’n drie tot vier jaar van tevoren. We willen nagaan of dit ook in Nederland haalbaar is.”

Van Egmond krijgt voor zijn ideeën over loopbaanplanning bijval van cardioloog Hans Kragten uit Zuyderland Medisch Centrum. Afgelopen najaar nam de 64-jarige Kragten het op voor de jongste generatie met een publicatie in Medisch Contact, waarin hij ervoor pleitte dat medisch specialisten hun carrière tijdig afbouwen en in alle fasen van hun carrière bezig zijn met het plannen van hun loopbaan. “Medisch specialisten zijn heel lang alleen maar aan het opbouwen. Als timmerman begin je te timmeren en blijf je timmeren. In mijn geval werd ik opleider, lid van de medische staf en deed ik daarnaast soms nog wel honderd andere dingen. Nooit zei iemand: deze functie bekleed je voor vijf jaar, daarna gaan we op zoek naar een opvolger. Aan afbouwen wordt nooit gedacht, laat staan dat erover wordt gesproken. Want met wie moet je dat bespreken? Je maten? Die zijn niet objectief. Je gaat door totdat iemand soms letterlijk tegen je zegt dat je je beste tijd hebt gehad. En dan is het eigenlijk al te laat.”

Vragen naar aspiraties

Naar aanleiding van Kragtens betoog is in september in Zuyderland Medisch Centrum een werkgroep gestart met verschillende medisch specialisten die zich over dit thema buigen. “Ik heb het verhaal geschreven voor de jongelui – zij zijn nog te sturen – zodat zij straks niet in dezelfde situatie zitten als de oudere generatie van nu en geen ruimte maken voor jonge klaren.”

Kragten vindt daarom dat elke specialist actief moet worden gevraagd naar zijn aspiraties. “Ik denk dat het product medisch specialist beter wordt als tijdig wordt bekeken hoe iemand erbij zit en aan de opleider wordt gemeld dat het over een paar jaar tijd wordt om een nieuwe te zoeken. En misschien dat die opleider dan wel een goede opvolger weet.”

Delen