Kaartje

Als voormalig tandarts kent Hans van Hest de belangrijke rol die de mond in het dagelijks leven speelt. Een van die functies is communiceren. Bij een Turkse ‘patiënt’ ging dat niet helemaal goed. 

Tekst: Hans van Hest | Beeld: Marcel Leuning

 

Toen ik na afloop van mijn studie eind jaren zestig een praktijk in Oss overnam, werd ik daarmee een van de vijf tandartsen waar de ongeveer 50.000 patiënten van die stad uit konden kiezen, en dan tel ik de bezoekers uit de omliggende dorpen nog niet eens mee. Er was dus op z’n zachtst gezegd geen gebrek aan ‘klandizie’.

Volgens afspraak werken was in de regio destijds nog niet zo gebruikelijk, de spreekuren waren open. Met als gevolg overvolle wachtkamers en veel irritatie over de lange wachttijden; patiënten moesten soms wel drie uur wachten. Ook was niet altijd even duidelijk wie er aan de beurt was, met de nodige ruzies als gevolg. Dat moest anders. Ik besloot als nieuwe enthousiaste tandarts in elk geval alvast wat aan die laatste ergernis te doen door de aanschaf van een simpel volgnummerapparaat. Zo was er tenminste geen discussie meer over wiens beurt het was en konden patiënten ook tussendoor nog even snel boodschappen doen.

Op een dag was de eerstvolgende patiënt een Turkse gastarbeider, een van de vele in Oss. Hij sprak vrijwel geen Nederlands, maar herhaalde steeds het woord ‘kaartje’. Ik bekeek het volgnummer op zijn strookje en knikte dat hij inderdaad aan de beurt was. Mijn vraag naar de reden van zijn bezoek verstond hij niet. Ik gebaarde hem in de stoel plaats te nemen en zijn mond te openen. Mijn bezoeker deed wat van hem werd gevraagd. Ik speurde grondig rond met haakje en spiegeltje, maar kon geen enkele onvolkomenheid vinden; de man had een puntgaaf gebit. Opnieuw vroeg ik hem wat de klacht was. Wat ik ook deed in woord en gebaar, wij begrepen elkaar niet.

‘Ik kon geen enkele onvolkomenheid vinden; de man had een puntgaaf gebit’

Opeens kreeg ik een idee. De meeste gastarbeiders in Oss werkten bij één en hetzelfde bedrijf. Daar kon ik toch vast wel iemand bellen die Turks én Nederlands sprak? Binnen de kortste keren kreeg ik de gewenste ‘tolk’ aan de lijn. Na een korte uitleg van mijn kant, drukte ik mijn patiënt de hoorn in handen. Er volgde een lang en luid gesprek en daarna kreeg ik de vertaler weer aan het oor. Die vertelde tot mijn stomme verbazing dat mijn Turkse cliënt met vakantie naar Turkije wilde en voor de reis bij mijn praktijk een ‘kaartje’ had willen kopen. Hij had hiervoor bij het reisbureau naast ons moeten zijn, maar was bij de verkeerde deur binnengestapt.

Ik heb me nog vaak afgevraagd wat de Turkse ‘patiënt’ moet hebben gedacht van die vreemde man in zijn witte jas die hem in een stoel liet gaan zitten en vervolgens in zijn mond begon te friemelen, terwijl hij alleen maar een reis kwam boeken.

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

Delen