Kandidatenziekte

Dat schilferige plekje op mijn huid, is dat niet een basaalcelcarcinoompje? Zie je wel, ik heb me niet goed ingesmeerd afgelopen zomer. En nu dit: ik heb al tijden last van vreemde krampen. Praat ik nu onduidelijk? We hebben net ALS besproken in het college. Het zal toch niet… Sleept mijn been niet een beetje? Oh nee. Hoe vertel ik het mijn ouders?

Tekst: Aliëtte Jonkers | Beeld: Tamar Smit

kandidatenziekteMisschien herken jij je ook wel in bovenstaand scenario. Vage lichamelijke klachten, terwijl je je eigenlijk op je studie zou moeten concentreren. En van je studententijd zou moeten genieten. Wacht, geniet je eigenlijk wel genoeg? Of ben je de laatste tijd wel érg somber? Je ligt best vaak te piekeren ’s nachts. Ligt er een depressie op de loer? Precies. Die gedachtegang dus – en er is een officiële term voor: de kandidatenziekte. De Coëlho – Zakwoordenboek der Geneeskunde – omschrijft dit verschijnsel als volgt: ‘Een bij studenten optredende ingebeelde ziekte waarvan de symptomen overeenkomen met de leerstof die men op dat moment bestudeert.’

Ingebeeld of niet, je kunt behoorlijk last hebben van die steeds terugkerende zorgen over de eigen gezondheid. Geneeskundestudent Orlando Mitchell* (26) kan erover meepraten. “Ik heb altijd wel licht hypochondrische trekjes gehad, net als mijn moeder, die huisarts is. Maar tijdens de bachelorfase van de studie werd het erger. Er komt zo veel op je af: allerlei onderwerpen waarin je je eigen klachten herkent.” Orlando, nu in zijn laatste jaar, merkte dat hij zich in die periode bewust was van élk pijntje. “Niet dat ik direct met mijn klachten naar de huisarts rende, maar de gedachten en zorgen over ernstige ziekten zaten wel altijd in mijn achterhoofd.”

‘Na elk college dacht ik ‘Oh my God!’

Orlando maakte zich in het blok psychiatrie weleens zorgen over een psychose. Het leek hem verschrikkelijk. “Als ik dan een paar nachten niet goed had geslapen, kreeg ik er de zenuwen over.” Vooral toen hij leerde dat mensen die voor het eerst een psychose krijgen vaak dezelfde leeftijd hadden als hij. “Dat vond ik beangstigend. Dat kan mij ook overkomen, dacht ik.”

Die zorgen verdwenen snel toen het blok psychiatrie was afgelopen. Maar dan kwam er wel weer iets anders voorbij waar hij van schrok. “Na elk college dacht ik: ‘Oh my God! Bij een rare spiertrekking dacht ik direct aan ALS.”

Wat langer bleef hangen, was de vraag: heb ik de ziekte van Crohn? Orlando heeft vaak buikpijn – en niet zo’n klein beetje ook. De zorgen over de chronische darmziekte hielden hem vaak bezig. Tot hij co-schappen ging lopen, vertelt hij. “Toen ik op de MDL-afdeling stage ging lopen, zag ik hoe ziek mensen met de ziekte van Crohn zijn en wat dat met die mensen deed. En dat mijn eigen buikpijn, hoe heftig die ook kon zijn, wel meeviel. Dat was een eyeopener voor me.”

Extra confronterend

Sophie Woudenberg (28) heeft een soortgelijke ervaring. “Tijdens de colleges ga je jezelf in allerlei symptomen herkennen. De gedachten gaan met je op de loop.” De geneeskundestudent vertelt dat ze zich een tijdlang zorgen maakte over een lymfeklier in haar hals. “Tijdens college leer je: een eenzijdig vergrote lymfeklier: dat is raar, dan is er iets aan de hand. Op het moment dat ik me op de klachten ging focussen en er veel over ging lezen, ging mijn hals pijn doen en leek het alsof de bult opeens groter was. Nu weet ik dat het niks is, maar toen lag ik er ’s nachts regelmatig over te piekeren.”

Net als Orlando vond ook Sophie het moeilijk om tijdens de colleges te horen over ernstige ziekten bij jonge mensen. “Zo was er een casus over een jongen van 25 met longkanker. Dan schrik je: dat komt op die leeftijd dus óók weleens voor. Juist die uitzonderlijke gevallen zijn extra confronterend.”

En toen ging ook Sophie co-schappen lopen. Dat zorgde voor een omslag, vertelt ze. “Ik besefte toen: ik mag mijn handjes dichtknijpen dat ik gezond ben! Ik zag wat er gebeurde als je écht ziek bent. Er wordt weleens gezegd dat dokters zich onoverwinnelijk voelen. Nou, misschien aan het eind van je carrière, maar tijdens je studie is dat zeker niet zo. Je bent ook maar een mens en je wordt bewust van wat er allemaal mis kan gaan.”

Bekend fenomeen, slecht onderzocht

Veel geneeskundestudenten kennen de term kandidatenziekte, zo bleek uit een rondvraag van Arts en Auto, maar hoe vaak komt het verschijnsel nu eigenlijk voor? Daar zijn de meningen over verdeeld. Amerikaanse studies uit de jaren zestig stellen dat de kandidatenziekte bij 70 tot 80 procent van de studenten voorkomt. Een Engelse studie uit 1986, uitgevoerd op drie universiteiten in Londen, liet echter zien dat geneeskundestudenten niet bezorgder waren over hun gezondheid dan rechtenstudenten. En in 2001 stelden de auteurs van een andere Britse studie dat vooral eerstejaars overdreven bezig waren met hun eigen gezondheid, maar dat dit een volkomen normaal proces is dat te maken heeft met het internaliseren van kennis.

Sako Visser, hoogleraar gezondheidszorgpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, legt uit dat er een verschil is tussen de kandidatenziekte en de diagnose ziekteangststoornis (voorheen hypochondrie). In het laatste geval heeft de bezorgdheid om een ernstige ziekte te krijgen een forse invloed op het maatschappelijk en sociaal functioneren. Mensen met een ziekteangststoornis zijn vaak het eigen lichaam aan het controleren. Er is sprake van een verhoogd lichaamsbewustzijn: elke verandering wordt opgemerkt.

Het goede nieuws: de kandidatenziekte gaat meestal vanzelf over, vertelt Visser. “Studenten geneeskunde met de kandidatenziekte hebben meestal niet zoveel angstklachten dat ze niet meer goed kunnen functioneren”, zegt Visser. “Bovendien zien we vaak dat de angst voor ziekten bij deze groep jonge mensen bijna altijd tijdelijk is: die dooft uit. Je kunt er wel erg veel last van hebben, maar wij hebben hier zelden studenten of artsen langdurig in behandeling.”

Ook bij Orlando en Sophie zijn de grootste zorgen verdwenen. Maar dat betekent niet dat de kandidatenziekte nu helemaal verleden tijd is. Sophie: “Ik probeer goed voor mijn lichaam te zorgen en ik trek misschien wel wat sneller aan de bel als ik denk: ik voel iets, wat zou dat zijn? Of ik dan vaker naar de huisarts ga? Ja. Dan zeg ik weleens: ‘Sorry hoor, dat ik zo zit te zeuren’. Mijn huisarts moet dan een beetje lachen en zegt dan: ‘Maar je bent in ieder geval nu wel gerustgesteld, hè?’”

‘Blijf niet urenlang zoeken op internet en stop het denkproces’

Orlando denkt nog steeds weleens na over de ziekte van Crohn. “Ik denk dat de angst voor ziekten wel een beetje bij me zal blijven. Het is een stukje persoonlijkheid. Soms maak ik er een grap over. En als ik te veel pieker, zeg ik het tegen mijn moeder of mijn vriendin. Dan heb ik even iemand nodig die me bij wijze van spreken een klap tegen mijn hoofd geeft en zegt: ‘Nu moet je die gedachtentrein stoppen.’ Dat helpt.”

Zoek afleiding

Sako Visser vindt het een verstandig advies: “Blijf niet urenlang zoeken op internet en stop het denkproces”, zegt hij. “Stop ook het gedrag dat de klachten in stand houdt, zoals het focussen op je klachten, je hartslag checken of in de spiegel kijken of je er slechter uitziet. Dat verhoogt het stressniveau alleen maar. Zoek afleiding en realiseer je dat je fantasie met je op de loop gaat.”

Maar wanneer moet je je nu zorgen gaan maken dat de kandidatenziekte omslaat in een ziekteangststoornis? “Als je door de bezorgdheid over je gezondheid niet goed functioneert én als je merkt dat de gedachten blijven terugkomen”, zegt de Amsterdamse hoogleraar. Dan is een korte behandeling door een studentenpsycholoog vaak al voldoende, weet hij. “Met een of twee gesprekken, waarin duidelijk wordt dat er sprake is van irrationeel denken, zijn de meeste studenten snel weer op de rit te helpen.”

*Op verzoek van de geïnterviewden zijn hun namen gefingeerd. Hun echte namen zijn bekend bij de redactie.

Delen