Klinische technologie

‘We verbinden patiënt, arts en techniek’

De aanwas van technisch-medisch professionals neemt de komende jaren toe. Nu is Twente nog de enige universiteit die technisch geneeskundigen aflevert, maar de studenten klinische technologie van de TU Delft, het LUMC en Erasmus MC komen eraan. De eerste lichting rondt in juli haar bachelor af.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Tamar Smit

Op de vraag of Pleun Hermsen (38) in haar werk als chirurg weleens een technisch geneeskundige heeft gemist, antwoordt de adjunct-opleidingsdirecteur Klinische Technologie: “Er zijn wel momenten geweest dat ik dacht: dit kan beter. Maar tijd om te onderzoeken hoe het beter kan, is er vaak niet. De werkdruk is hoog.” Hermsen noemt als voorbeeld een operatie bij een sleutelbeenbreuk. “Daarbij maken we gebruik van een plaat, maar ik heb nog nooit een patiënt gehad bij wie die plaat perfect paste. Een op de patiënt afgestemde plaat, dat moet technisch toch mogelijk zijn? Daar zou een klinisch technoloog iets in kunnen betekenen.”

Als er een opleiding technische geneeskunde of klinische technologie had bestaan toen Hermsen op het gymnasium een studie moest kiezen, dan had ze het wel geweten. “Ik had interesse in de zorg en in patiëntveiligheid, maar ook in onderwijs en techniek. Ik heb destijds alle technische universiteiten bezocht, maar uiteindelijk toch voor geneeskunde gekozen.” Ze specialiseerde zich in chirurgie en werkte even als chirurg. “Met veel plezier, het is een mooi vak. Maar het vooruitzicht om nog 35 jaar ongeveer hetzelfde te doen, benauwde me. Ik wilde iets nieuws leren.”

Hermsen werd gevraagd onderwijs te ontwikkelen voor de opleiding klinische technologie, een samenwerking tussen de Technische Universiteit Delft, het Leids Universitair Medisch Centrum en het Erasmus Medisch Centrum. “Een uitdaging waarin al mijn interesses samenkwamen.” In september 2014 ging de bacheloropleiding klinische technologie van start. Volgende maand ronden de eerste studenten hun bachelor af.

Dezelfde eindtermen

Klinische technologie is de tweede opleiding in Nederland die technisch-medisch professionals opleidt; er zijn jaarlijks honderd plaatsen. In 2003 introduceerde de Universiteit Twente de studie technische geneeskunde, waar elk jaar 130 studenten terechtkunnen. “Hoewel de namen van de opleidingen verschillen, leiden we studenten op tot dezelfde eindtermen”, zegt Hermsen. “Al zullen er in details wel verschillen zijn tussen de twee studies.”

Een van die verschillen is dat studenten klinische technologie hun opleiding verdeeld over drie universiteiten volgen. Afhankelijk van waar de expertise ligt, vinden de colleges en practica plaats in Delft, Leiden of Rotterdam. “Ik denk dat het goed is dat je bekend raakt met zowel technische als medische omgevingen”, stelt Hermsen. “Een kliniek heeft toch een eigen cultuur, een eigen atmosfeer. Daar voel je je makkelijker thuis als je er vaker komt.”

‘Alles wat we doen, moeten we zelf opzetten. We moeten laten zien wat onze meerwaarde is’

Marjon Stijntjes (31) erkent dat. Zij volgde de opleiding technische geneeskunde in Enschede. Op dit moment doceert ze aan de opleiding klinische technologie. Daarnaast is ze verbonden aan het LUMC, met als aandachtsgebieden veroudering en revalidatiegeneeskunde. Volgens Stijntjes is de kans dat haar studenten straks werk vinden ‘heel groot’. “Tot op heden hebben technisch geneeskundigen al voor hun afstuderen een baan. Vaak zien we dat er na de opleiding een promotietraject volgt waarin zij zich verder specialiseren binnen het medisch-technisch domein. Naast die trajecten zijn ook de klinische fellowships, de medische specialisatietrajecten voor technisch geneeskundigen, in ontwikkeling. En sommige studenten kiezen ervoor na hun opleiding in het bedrijfsleven of de consultancy te gaan werken. Dat is ook een mogelijkheid.”

Ziet Stijntjes ook kansen voor haar beroepsgroep, die sinds eind 2013 BIG-geregistreerd is, in de eerste lijn? “Met alle e-health-ontwikkelingen liggen daar zeker mogelijkheden, al zijn er niet direct vacatures voor technisch geneeskundigen. We zijn pioniers. Alles wat we doen, moeten we zelf opzetten. We moeten laten zien wat onze meerwaarde is.” Hermsen sluit zich daarbij aan: “Je moet beschikken over creatorschap. Kansen zien en creëren. In de tweede lijn is meer complexe problematiek, daar zijn meer mogelijkheden, maar ook in de eerste lijn, bij virtueel doktercontact en zelfzorg bij chronisch zieken, zie ik kansen.”

Elkaar nodig

Collega-zorgprofessionals ontvangen technisch geneeskundigen (nog) niet overal met open armen. “Vaak heeft dit te maken met onduidelijkheid rondom de positionering van de technisch geneeskundige ten opzichte van de arts”, geeft Stijntjes aan. “Een technisch geneeskundige is zelfstandig bevoegd en werkt naast de arts en niet, zoals soms wordt verondersteld, als vervanging van een arts. Wij kunnen niet zonder de arts en hopelijk gaat de arts ook steeds meer ervaren dat hij niet zonder ons kan om optimale zorg aan de patiënt te kunnen blijven leveren.”

In de loop der jaren heeft haar vak aan bekendheid gewonnen, maar Stijntjes krijgt toch nog vaak de vraag wat een technisch geneeskundige precies doet. “Zodra de positionering duidelijk is en de eerste ervaringen in samenwerkingen tussen artsen en technisch geneeskundigen zijn opgedaan, is er vaak veel enthousiasme te bespeuren.” Hermsen: “Onbekend maakt onbemind. Bij een dokter of ingenieur weet iedereen wat je kunt verwachten. Bij technisch geneeskundigen is dat niet zo eenvoudig uit te leggen. Omdat het vakgebied zo breed is en omdat ze op zo veel plekken en in zo veel rollen van waarde kunnen zijn.”

‘Bij een dokter of ingenieur weet iedereen wat je kunt verwachten. Bij technisch geneeskundigen is dat niet zo eenvoudig uit te leggen’

Stijntjes omschrijft de rol van de medisch-technisch professional als volgt: “Wij vormen de brug. We verbinden patiënt, arts en techniek met elkaar. We begrijpen de technologie, maar we weten ook wat er bij de patiënt en bij de arts speelt.” Hermsen vervolgt: “Omdat technisch geneeskundigen de taal van de dokter en van de biomedisch ingenieur spreken, ontstaat er onderling ook meer begrip. Maar het is meer dan dat communicatiestuk. We bieden ook oplossingen, we helpen onbeantwoorde medische problemen op te lossen en we zetten techniek in om behandelingen te verbeteren of veiliger te maken of om de kwaliteit van leven van patiënten te verhogen.”

Na de zomer starten de TU Delft, het LUMC en Erasmus MC met de driejarige master Technical Medicine, waarvoor zij onlangs de accreditatie binnen hebben gehaald. “We gaan vol vertrouwen met een enthousiaste groep studenten aan de slag in september”, zegt Hermsen. “Bij een nieuwe opleiding heb je altijd te maken met kinderziekten. Er gaan nog dingen mis. We kunnen nog veel verbeteren. Maar ik ben heel blij met het team van docenten en de studenten die constructief meedenken. Klagen mag. Maar helpen oplossen, is veel beter. En dat doen ze.”

De eerste lichting

Max Ligtenberg (21) en Judith van der Bie (21) behoren tot de eerste lichting studenten klinische technologie. Ligtenberg twijfelde op de middelbare school tussen geneeskunde en werktuigbouwkunde. “Ik neigde naar die laatste studie, maar vlak voor inschrijving hoorde ik
van het bestaan van klinische technologie. Ik had zolang getwijfeld en ineens kwamen mijn interesses samen.” De opleiding bevalt hem uitstekend. “In alles wat we doen, komen techniek en geneeskunde samen.” Vrienden en bekenden die geneeskunde studeren, vragen hem weleens: wat ga jij precies doen later? “Als je wordt opgeleid tot MDL-arts staat dat vast. Maar ons vakgebied is heel breed. Ik weet nog niet precies waar ik terechtkom. Dat is leuk, maar ook wel spannend.”

‘Techniek en geneeskunde komen in alles samen’

Van der Bie wilde zich aanmelden voor geneeskunde, maar miste in die opleiding ‘de sommen’. Na een proefdag klinische technologie was ze eruit. “Deze studie past bij me. In het ene blok ligt de focus op het medische, in een ander blok is de techniek het uitgangspunt. Maar er is altijd een link. Als we het bijvoorbeeld over beeldverwerking hebben, dan gaat het over MRI- en CT-scans.”

Het gereis tussen de drie instellingen vinden beide studenten geen probleem. “Het is vanuit Delft naar Leiden of Rotterdam maar twintig minuutjes”, zegt Van der Bie, die in een panel zit dat helpt de opleiding verder te ontwikkelen. “Ik vind het leuk om mee te helpen de opleiding te verbeteren voor de lichtingen na ons.” Van der Bie begint in september aan de master. Ligtenberg neemt eerst een tussenjaar en gaat op reis. “Ik zie mezelf later wel in een onderzoeksetting werken”, zegt die laatste. “En daarna de kliniek in. Niet als hoofdbehandelaar, maar ik wil graag iets toevoegen in een team.” Van der Bie hoopt in de toekomst ook in het ziekenhuis te gaan werken. “Tijdens een carrièredag vertelde een technisch geneeskundige over haar werk als interventieradioloog. Dat vond ik heel interessant. Maar wie weet gaat het nog een heel andere kant op. Dat kan met deze studie.”

 

Delen