Kunst in overvloed in Málaga
Dankzij de komst van enkele schitterende musea profileert de Zuid-Spaanse havenstad Málaga zich steeds meer als ‘dé museumstad van Andalusië’.
Tekst: Walter de Vries
De meeste bezoekers kennen Málaga – en dan vooral de luchthaven – als springplank naar een van de omringende badplaatsen. Tot voor kort stond de havenstad in de schaduw van Moorse kunststeden als Sevilla, Grenada en Córdoba. Maar dankzij de komst van steeds meer musea is Málaga inmiddels zelf óók zeer de moeite van een bezoek waard.
Midden in het historische centrum – om de hoek van de kathedraal en aan de voet van het Moorse Alcazaba met het kasteel Gibralfaro Málaga en het Romeins amfitheater – ligt het Picasso Museum, dat in 2003 werd opgezet door Christine Ruiz-Picasso, de weduwe van
Picasso’s zoon Paul. Omdat de kunstvoorwerpen altijd privébezit zijn geweest van Picasso, geeft deze collectie een aardige impressie van het leven van de meester en diens smaak. Vlak achter het museum ligt de bekendste tapasbar van de stad, El Pimpi, met uitzicht op het Romeinse amfitheater. Kijk niet vreemd op wanneer Antonio Banderas er binnenstapt: de beroemdste inwoner van de stad bezit een penthouse op de hoek van het pleintje.
Een paar straten verwijderd van het Picasso Museum bevindt zich het gezelligste plein van de stad, Plaza de la Merced, met terrassen waar jong en oud zich verzamelen. Op de hoek van het plein staat het huis waar Pablo Picasso op 25 oktober 1881 werd geboren.
Lees verder (pdf).