Laatste woorden

Peter Middendorp (1971) is schrijver en journalist. Hij schrijft onder meer voor de Volkskrant. Middendorp publiceerde twee boeken waarvan het laatste, Dood en de gladiolen, medio vorig jaar verscheen.

Tekst: Peter Middendorp | Beeld: Jeroen W. Mantel

De middag ervoor hadden we nog contact gehad. Ik had zijn hand gepakt
en hem gevraagd – hoor je me, kun je me horen? Ik zag hoe hij aan de oppervlakte probeerde te komen. Hij trok met zijn schouder en zijn onderarm. De ogen gingen half open, maar hij zag niets. De onderkin trilde. Daarna zakte hij in de kunstmatige slaap terug.

De volgende ochtend werd mijn vader opgegeven, aan het einde van de middag zou hij van de beademing worden gehaald. Het sterven kon niet wachten tot de volgende ochtend, we moesten er halsoverkop naartoe. Misschien moest het bed leeg of het personeel worden ontlast. Er konden allerlei redenen voor zijn. Ook goede.

Tegen vijven stonden we met zijn allen op de gang. Klaar om, zodra mijn vader in het kamertje van het ademhalingsapparaat was gehaald en de tube uit zijn keel was verwijderd, naar binnen te rennen om erbij te kunnen zijn als hij zijn laatste adem uitblies. Het kon weleens snel gaan, zeiden ze. Misschien wel meteen.

Mijn vader stierf niet snel, al hadden we nog zoveel haast gemaakt en was de planning nog zo goed doorgesproken. Tube eruit, wij springen toe. Allemaal een hand op zijn handen, armen, schouders en borst. Laatste adem. En klaar. De reflex om te ademen, trok zich niets aan van de staat van de longen die nauwelijks zuurstof opnamen. De oude baas ging gewoon door met inademen. Een sterke man, altijd gezond geweest.

In de dagen dat mijn vader in slaap werd gehouden heb ik weleens gevraagd ‘wat hij ervan meekreeg’

Zijn hart bleef ook maar gaan. Het duurde uren. Op het scherm achter zijn bed hadden we het zuurstofgehalte in zijn bloed zien dalen, en dalen, tot het stabiliseerde op een dieptepunt. Ik vroeg me af hoe zijn organen eraan toe zouden zijn. Hoe ze om zuurstof zouden janken, hun doodsstrijd op volle kracht zouden uitschreeuwen in zijn lijf. Zouden ze ontploffen? Imploderen? Wat gebeurde er in zijn lichaam? Wat kreeg hij ervan mee?

In de dagen dat mijn vader in slaap werd gehouden heb ik weleens gevraagd ‘wat hij ervan meekreeg’. Anderen hoorde ik dezelfde vraag stellen. Soms was het antwoord: Ga er maar van uit dat hij het meekrijgt, soms zeiden ze: Hier krijgt hij niets van mee, daar kun je van uitgaan. Misschien wisten ze het niet precies, of wilden ze het niet vertellen, of hing het er ook een beetje van af wat je wilde horen.

De eerste keer dat ik om extra morfine ging vragen, deed ik dat nog ongemerkt en geruisloos. De tweede keer ging het al iets ongeduldiger, de derde keer liep ik de gang op en maakte ik een handgebaar naar de balie alsof ik een barbediende een seintje gaf.

Ik weet niet of mijn vader iets heeft meegekregen van zijn laatste avond. Ik hoop het niet, zo lang als het heeft geduurd. Anders ben ik ook de laatste die hij heeft gehoord, uitvallend naar de verpleging: ‘Misschien kun je even uitleggen hoe dat morfinepompje werkt, dan doen we het wel verder zelf.’ Want vlak daarna werd het eindelijk stil.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen