Leuke hobby, dat werk

Juliette Spies is (preverbaal) logopedist en praktijkhouder van een middelgrote logopediepraktijk voor kinderen in Zuid-Holland. De kinderen die ik behandel hebben veelal het syndroom van Down maar ook minder bekende syndromen of nog niet verklaarde problemen in de communicatieve ontwikkeling.

 

Vandaag was ik weer eens uitgenodigd om een bespreking op school bij te wonen over één van mijn kindjes met Downsyndroom. Ik was blij dat het werd ingepland op mijn vrije maandagochtend. Ik behandel zo veel kinderen met een uitgebreidere hulpvraag, dat ik anders wekelijks behandelingen af moet zeggen en dat komt de continuïteit niet ten goede. Maar ik mis simpelweg ook te veel inkomsten op de momenten dat ik behandelingen afzeg.

Om kort te gaan, ik offer er met regelmaat een vrij moment voor op. Jammer van de was en de strijk thuis. Mijn ouders van boven de 80 schieten er al helemaal vaak bij in en aan een boek lezen kom ik al zeker niet toe. Met regelmaat stellen mijn man en ik ons, bij wijze van grap, opnieuw aan elkaar voor als de praktijk weer eens alle uren in een week opslokt.

Toch word ik nog steeds blij van het werken met ‘mijn kinderen’ en in mijn werk als praktijkhouder en behandelaar moet je je uren niet tellen. Of toch…

In mijn werk als praktijkhouder en behandelaar moet je je uren niet tellen. Of toch…

Er was een hele delegatie aanwezig, tien vrouwen sterk: moeder, intern begeleider, ambulant begeleider, remedial teacher, orthopedagoog, begeleiders vanuit het arrangement, de schooldirecteur en de leerkrachten. Het was een mooi overleg waarbij de stand van zaken werd besproken en ik vragen kon beantwoorden aan het team over hoe zo goed mogelijk de taal van deze jongen gestimuleerd kon worden. Waardevol!

Bij het maken van een nieuwe afspraak vroeg ik voor de zekerheid nog even of de uitnodiging ook voor mij gold. Waarschijnlijk wordt er in die vervolgafspraak gepraat over het al dan niet vervolgen van het reguliere basisonderwijs. De vraag is wat ik in dit gesprek bij kan dragen om een keuze daarin te rechtvaardigen. Legitieme vraag, wat mij betreft.

Hierop kwam de volgende reactie van de directeur, of moet ik in dit geval zeggen directrice: “ja, want ik begreep dat jij een factuur stuurt voor dit overleg?” Normaal maak ik geen onderscheid in de vrouwelijke beroepen, ik ben ook logopedist en geen logopediste. In dit geval leek het me wel handig even de nuance aan te brengen om te voorkomen dat iemand denkt “echt weer zo’n man!” De directrice was namelijk al bij de uitnodiging door mij op de hoogte gebracht van het tarief dat ik reken voor dit overleg. ‘Dat klopt’, antwoordde ik, verbijsterd nadenkend over de net gestelde vraag waar het antwoord al op bekend was.

Waarom moet er in zo’n overleg gezegd worden dat ik een factuur stuur? Er wordt aan alle andere aanwezigen toch ook niet gevraagd of ze deze uren als onbetaald verlof gaan opnemen? Of andersom, dat eenieder deze tijd gewoon terugziet op haar loonstrook? Wie zit daar, behalve moeder, in haar vrije tijd? Op één of andere vreemde manier is het het vermelden waard dat ik betaald wil hebben voor mijn werk waarvoor ik dus in mijn vrije tijd afspreek. Als ik na afloop van het gesprek de directeur nog even spreek over de gemaakte afspraken over de factuur geeft ze aan dat het inderdaad heel logisch is dat ik factureer.

Waarom moet er in zo’n overleg gezegd worden dat ik een factuur stuur?

Ik neem aan dat het helemaal niet zo bedoeld is. En de opmerking van deze directeur is de directe aanleiding dat ik er nu over schrijf, maar het is dé Frequently Asked Question in een lange rij van situaties waarin ik me moet verantwoorden over het vergoed willen krijgen van mijn werkzaamheden.

Zo langzamerhand wordt steeds duidelijker dat er door anderen vanuit wordt gegaan dat wij zorgverleners ons werk doen vanuit een enorme behoefte te zorgen voor de ander. Dat ligt toch echt iets anders: ik ben toevallig goed in het logopedisch zorgen voor die ander. Net als heel veel verpleegkundigen, fysiotherapeuten, diëtisten en andere mensen in de zorg goed zijn in hun vak en met een warm hart klaar staan voor hun patiënten. Maar ik doe mijn werk nog wel altijd omdat ik, als vrouw die opgegroeid is in de jaren zeventig, heb geleerd dat ik mijn eigen broek op moet kunnen houden. De mensen die mij kennen, weten dat ik altijd voor de kinderen en ouders in mijn praktijk klaar sta. Maar kan iedereen nu eens ophouden met tegen mij en andere zorgverleners zeggen “dat het in het belang van het kind is” dat ik mijn werk als hobby uitoefen? Want dat is wat er voortdurend gevraagd wordt als ik een extra verslag moet schrijven of een overleg bij moet wonen waar geen budget voor is.

Ja, mijn tijd is kostbaar!

Als mijn werk mijn hobby was, dan zou ik geen richtlijnen hoeven volgen, me niet aan allerlei wetten en regels hoeven confirmeren, niet voor duizenden euro’s aan bijscholing hoeven volgen en aan softwareprogramma’s hoeven besteden, en geen contracten met zorgverzekeraars hoeven af te sluiten die ons maar driekwart vergoeden van wat een behandeling daadwerkelijk kost.

Ik neem mijn werk bloedserieus. Ik investeer in mijn kennis en kunde en ik doe best veel in eigen tijd. Maar ik wil ook serieus genomen worden als het gaat om de overdracht van mijn kennis. En ja, mijn tijd is kostbaar! Dat zie ik met name als ik er weer niet toe gekomen ben naar mijn ouders te gaan omdat ik de keus heb gemaakt mijn vrije tijd te besteden aan het belang van de kinderen in de praktijk. Ik heb dus hobby’s genoeg, maar ik kom er met mijn werk zo ongelofelijk slecht aan toe.

[dit blog is eerder geplaatst op LinkedIn-account van Juliette Spies]

Delen