Medicijncommode

spiegel / Mart Smeets

Beeld K. Mulder

Mart Smeets (1947) werkte van 1973 tot 2016 voor Studio Sport. Nu werkt hij o.a. voor EenVandaag Radio en voor ESPN, maakt hij podcasts over de Tour, treedt hij op in het land en schrijft hij boeken en columns. Onlangs verscheen van hem het encyclopedische Rood-wit-blauw in de Tour.

Niets ergers dan een plastic, gifgroen pillendoosje naast me op de keukentafel. Te vullen op zondagochtend… Al jaren zo. Topbezetting ooit? Elf pillen per dag. Volkomen idioterie, maar ik luister (vaak, niet altijd) naar mijn huisarts. Elf pillen. Het staat er echt en dat voor de man die in zijn vak van sportjournalist ook wel eens met pillenverslindende wezens te maken had en dan ‘foei’ riep. Die pillen van toen waren om hen beter te maken. Mijn pillen? Om me minder ziek te laten zijn? Geen idee. Het kraakt en piept overal. Een totale opsomming past niet in de mij toegestane ruimte in dit blad.

Schuin naast mijn stoel ligt de zogenaamde glijzak (in affreus paars) om me in staat te stellen mijn steunkousen (olifantenpotenenkels) makkelijker aan te krijgen. Mijn vrouw helpt me. Het moet een lachwekkende vertoning voor anderen zijn. 

Eenmaal in de maand fiets ik naar de huisartsenpraktijk, een prettig ritje van twintig minuten. Ik laat een B12-injectie zetten. Ooit zat ik diep onder het nulpunt. Vanaf die dag is het een gewoonte geworden om te prikken. Om de maand in een andere bil. Dat is de broodnodige afwisseling. Omdat ik
’s nachts krom en stijf trek van de spierpijn, smeer ik me gek aan verwarmende zalfjes terwijl ik naar een NBA-wedstrijd op de nacht-tv kijk. Ooit kon ik dunken (echt waar), nu is smeren mijn specialiteit. Of ’t helpt?

‘Ik ben als een kind aan huis bij de bloedprikmevrouwen die me allen hartelijk ontvangen’

Ook ben ik specialist in plaspillen. Ik herken ze op kilometers afstand en heb al zeker vier of vijf verschillende gehad. Twee jaar geleden raadde een medicus me aan zittend te gaan plassen. Ik heb hem stomverbaasd aan staan kijken. Hoewel, ik ben wel gelover in het spreekwoord dat ‘je vroeger de andere kant van de sloot haalde en tegenwoordig hooguit de punten van je schoenen’ en dan heb ik nog de mazzel tamelijk kleine voeten te hebben.

Ik ben als een kind aan huis bij de bloedprikmevrouwen die me allen hartelijk ontvangen, me bij mijn voornaam noemen en graag over vroeger praten. Zij hebben mij en ik heb hen ouder zien worden. De prikmethode blijft perfect bij velen van hen. Artsen kunnen niet prikken, zij wel.

Mijn bloeddruk was op enig moment idioot hoog. Resultaat: pillen en meer pillen. Mijn hart bleef onregelmatig slaan. Resultaat: pillen en meer pillen. De prostaat had wat hulp nodig. Kleine pillen die nu de zaak rustig onder controle houden. Prima. 

Psoriasiszalf voor het achterhoofd, crème voor de handen die schilferen, oorsmeersel tegen ontbladering van die huid. Kom maar op, tubes vol.

Ja, ik weet de weg in de drie ziekenhuizen bij me in de buurt: radiologie, interne geneeskunde, hartchirurgie. Ik hoef niets te vragen bij binnenkomst en ja, natuurlijk, ik erger me wild aan de zin: “Dat wordt dan pas over twee maanden, meneer. We zitten vol.” Maar het zij zo. 

Ik ook. Ik zit ook vol. Ik word gestut door chemicaliën. Het medicijnkastje van mijn ouders is bij mij een medicijncommode geworden. Klopt, ik had vroeger nergens last van. Ziek zijn? Nooit. Lekker werken, jazeker. En veel vooral. Er was altijd wel een wielerkoers, een tennistoernooi, een Olympische Spelen of een leuke honkbalwedstrijd.

Dus? De motor weigert nu iets te veel. Te hard gewerkt, te weinig slaap gehad, te veel gereisd, te veel van mijn lijf gevraagd. Ik weet het. Mea culpa.Steunkousen, een pillendoosje, verval. That’s the blues.

P.S. Denkt iemand van de lezers iets aan mijn oervervelende maar niet weggaande duizeligheid te kunnen doen? En roep niet: ‘Pillen’! 

In de rubriek ‘Spiegel‘ verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.

Delen