Met 17 miljoen online

De app ‘White Spots’ laat zien dat ik 90 kilometer moet rijden voordat ik op een plek ben waar echt geen internet is. In weinig landen zijn de verbindingen zo goed als in Nederland. Van de Nederlanders tussen 12 en 65 jaar heeft 99,6 procent toegang tot internet – bijna allemaal ook via een breedbandverbinding thuis. Dat is een Europees record. Boven de 65 jaar is het nog altijd 87,4 procent. Dat lijkt normaal, zoals het water dat uit de kraan komt. Maar toen ik vorig jaar de grens naar Duitsland over fietste, viel meteen het internet weg. Eenmaal in Duitsland kon ik nauwelijks nog bellen.

Dit voorjaar moest een groot deel van Europa thuiswerken en lukte het me niet om een videoverbinding op te bouwen met collega’s op het Duitse platteland of in Midden-Engeland. Een collega in Frankrijk sms’te me dat ze even offline was. Ze moest altijd naar het dorp voor internet, maar ze mocht haar huis niet uit. Terwijl samenzweringsgelovigen zendmasten voor 5G vernielen, hebben veel mensen in Europa – en ver daarbuiten –
nog geen 3G.

Internet als grondrecht

Toen de Verenigde Naties in 2016 toegang tot internet aanmerkten als grondrecht, stonden Nederlandse deskundigen in de rij om te vertellen dat daaraan geen behoefte was. Maar in Afrika heeft maar een op de vier mensen internet. Wie de wereldkaart met internetkabels bestudeert, ziet dat de belangrijke slagaders om het continent heenlopen. Daarmee hebben veel mensen geen toegang tot belangrijke informatie over onderwijs, marktprijzen en verspreiding van ziekten.

Estland heeft als jonge natie het recht op internet in 2001 al vastgelegd in zijn grondwet. Kort daarna werd Skype er ontwikkeld. Je kunt inmiddels ook online een onderneming oprichten in het land, zonder erheen te reizen. Het Estse bestuur is het meest gedigitaliseerde in Europa. Als internet een grondrecht is, gaan burgers er gretig gebruik van maken.

Delen