Mijn kwaliteitsmeter
Vrouwlief en ik hebben vier gasten uitgenodigd voor een etentje. Samen zijn wij met vijf artsen en één fysiotherapeut. Om het gesprek met een vliegende start te laten beginnen, vraag ik ieder van hen om op een ladder tussen 0 en 10 aan te geven hoe gelukkig men is. Door de ‘meet-en-weet-epidemie’ in Nederland kun je dit tegenwoordig met goed fatsoen maken. De fysiotherapeut hoeft geen seconde na te denken: een 10! De vrouw links naast hem moet echter het antwoord schuldig blijven. Drie behoren met een 7, 7½ en een 8 tot de middelmoot en zelf zit ik met een 6- het laagst.
De fysiotherapeut kijkt mij vermanend aan en vraagt mij – naar eigen zeggen – heel slim waarom ik geen 4 of 5 geef, want ‘zo benader je jouw situatie positief’. Als kind heb ik geleerd dat je in de hemel volmaakt gelukkig bent. Maar dat durf ik niet te zeggen: de fysiotherapeut heeft namelijk leukemie gehad en is daarvan genezen. Ik durf de man ook niet te vragen of hij zich na de succesrijke behandeling van zijn aandoening, die dodelijk had kunnen verlopen, verplicht voelt om – wellicht uit dankbaarheid – met een 10 aan te geven dat hij volmaakt gelukkig is.
Daags erna belandt er in mijn mailbox een bericht over een vragenlijst waarmee mijn levenskwaliteit in beeld kan worden gebracht, ondertekend met ‘Mijn Kwaliteit van Leven’. Voor dit doel heb ik eerlijk gezegd geen vragenlijst nodig, maar de belofte dat ik binnen 48 uur een ‘persoonlijk overzicht’ krijg is te verleidelijk om dit aanbod af te slaan. Om het mijzelf gemakkelijk te maken kies ik voor de korte vragenlijst, waarvan de beantwoording 5 tot 15 minuten kost. Dat ik als ondankbare hond mijn levensgeluk met slechts een 6- waardeerde zit mij nog steeds dwars. Hopelijk scoor ik met deze vragenlijst aanzienlijk hoger.
Het begrip ‘levenskwaliteit’ fungeert in ons zorgdomein als elixer waarmee je heel wat subsidiegeld kunt vergaren
Over geluk wordt al sinds mensenheugenis gefilosofeerd maar in de medische branche is het nooit een populair thema geworden. Het begrip ‘levenskwaliteit’ dat nog geen eeuw oud is en pas sinds de jaren tachtig in de geneeskunde opdook, wordt daarentegen omarmd en fungeert inmiddels in ons zorgdomein als een elixer, waarmee je heel wat subsidiegeld kunt vergaren. Op PubMed leidt ‘happiness’ – op het moment dat ik deze woorden schrijf – tot 7344 matches tegenover 25.9341 matches voor ‘quality of life’. Er is nog nooit een dokter geweest die mij heeft gevraagd of ik gelukkig ben. Vreemd genoeg vroeg ik dat wél regelmatig aan mijn eigen patiënten en dat gold nog meer voor de vraag of en hoe ik als huisarts de man of vrouw voor mij gelukkiger kon maken.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert de kwaliteit van leven als “de perceptie van individuen op hun levenspositie in de context van de cultuur en het waarden-systeem waarin zij leven en de relatie tot hun doelen, verwachtingen, standaarden en belangen.” Of en hoe de relatie met levensgeluk is, weet ik niet. Wel weet ik dat er veel definities van ‘de kwaliteit van leven’ in omloop zijn en dat er nog veel meer testen bestaan om deze te meten. Maar wat wordt er precies gemeten en waarom? In de loop van tientallen jaren is het accent verschoven van objectieve naar subjectieve factoren. Met vragenlijsten kan de mate van vermoeidheid, de kwaliteit van slaap of de ernst van pijn worden geobjectiveerd. Maar naast deze lichamelijke aspecten spelen er ook psychische, sociale en mogelijk nóg meer factoren.
Op verjaardagen wens ik mensen – het liefst elke dag – een paar gelukkige momenten en daar werk ik graag aan mee. Natuurlijk zou je graag, wanneer dat nodig is, de kwaliteit van hun leven willen verbeteren maar vaak ligt de ambitie hiertoe – laten wij reëel zijn – ver boven datgene wat haalbaar is. En wat moet je dan met ‘Mijn kwaliteitsmeter’ zoals ik deze in mijn mailbox ontving? Nog geen etmaal nadat ik de vragen had beantwoord komt ‘het rapport’ met als letterlijke conclusie: “Mijn kwaliteit van leven geef ik in totaal een 4,2.” Daar word je – kan ik u verzekeren – bepaald niet gelukkig van!
1 reactie
Ik heb een 6- altijd een heel bevredigend cijfer gevonden. Op de HBS ging je er mee over. Jammer genoeg zegt het niets over geluk, alhoewel je soms wel mazzel nodig had om er net niet onder te duiken.
Inmiddels ouder en een tikkeltje wijzer wellicht laten de meeste cijfers me koud. Hetzelfde geldt voor die stompzinnige vragenlijsten die een gevoel moeten vertalen. Gedurende mijn gesprekken met dokters heb ik leren kijken naar gezichten.
Daar profiteer ik elke morgen van zodra we het bos inlopen. Dan zie ik een glimlach verschijnen of verstarren, de lichaamstaal van armen veranderen en loopjes plotseling volschieten met twijfel, alleen omdat naast mij Naud slentert. Naud is 70 kilo NewFoundlander en het beste bewijs dat groot, zwart en langharig op vier poten veel beter werkt dan welke vraag ook.
Zonder een woord gesproken te hebben word ik dan getrakteerd op de gemoedstoestand van de medemens die we tegenkomen.
Dieper in het bos wordt het stiller, fluisteren de seizoenen hun eigen geluid. Soms vraag ik me af: Kun je het gevoel dat je overvalt bij het horen van de ratel van een specht beschrijven als een moment van geluk?
Joep Scholten
11 oktober 2017 / 22:11