Mijn MC-artikel in een tuchtrechtzaak
In de verste verten had ik niet kunnen bedenken dat mijn artikel Heb oog voor het lijden van uw patiënt in Medisch Contact (1 april 2015) ooit een rol zou spelen in een tuchtzaak, maar eerdaags is dat het geval. In deze publicatie vroeg ik om aandacht voor het lijden achter de klacht en om niet onmiddellijk de klacht in een medisch kader te plaatsen. Al enige tijd geleden had de klagende partij mij uiterst correct op de hoogte gesteld dat de aangeklaagde arts aan mijn artikel had gememoreerd. Maar de kerkelijke setting die het decor van deze klacht vormt, stuitte mij onbewust tegen de borst. Desgevraagd vernam ik recentelijk op welke wijze mijn artikel in de tuchtzaak een rol speelt. Ik vrees dat dit haaks op mijn intentie gebeurt.
De ironie wil dat de eerste versie van de betreffende publicatie juist vanwege de expliciete link tussen lijden en christelijk gedachtegoed bij de redactie van Medisch Contact niet helemaal in goede aarde viel. Want aan het woord ‘lijden’ kleeft volgens menigeen een naar religieus luchtje. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) verving daarom in de Nederlandse editie van de Diagnostic and Statistical Manuel of Mental Disorders – de DSM-5 – het tot toe gehanteerde woord ‘lijden’ door ‘lijdensdruk’. Dat klinkt immers wat minder zwaar.
Behalve bij doodgaan wordt er in de medische branche relatief weinig over lijden gesproken
Is het trouwens niet vreemd om in een tijdschrift voor medici aandacht voor lijden te vragen? Nee, want behalve bij doodgaan wordt er in de medische branche relatief weinig over lijden gesproken. De gemiddelde arts wil een goede diagnose stellen en aan de hand van protocollen een therapeutisch beleid bepalen. Dat gaat doorgaans ook wel zonder expliciete aandacht voor lijden. Mits je dit lijden natuurlijk niet erger maakt. Want Hippocrates drukte het dokters al op het hart: primum non nocere; op de eerste plaats moet je geen kwaad doen. Ik heb stellig de indruk dat menige arts zich onvoldoende realiseert dat een diagnose – waarbij altijd een mate van onzekerheid speelt – soms toch als een keihard stigma kan overkomen, waardoor mensen wel kwaad kan worden gedaan.
Mijn publicatie is een vurig pleidooi om mensen die hulp vragen niet direct in een medische mal te gieten maar om open te staan voor wat mensen zélf beleven. Wat houdt hun lijden in en hoe zwaar weegt dit? Ervan uitgaand dat de aangeklaagde arts correct is geciteerd, schrijft hij “Mede naar aanleiding van een verhaal (…) in MC en commentaar daarop in het ND, is het onderscheid tussen diagnose (en gedrag) en lijden belangrijk.” Uit navraag blijkt echter dat het ND (Nederlands Dagblad) geen commentaar op mijn artikel, maar een – op zich niet onjuiste – samenvatting heeft gepubliceerd.
Verderop slaat de aangeklaagde arts echter een weg in die volledig haaks op mijn intentie lijkt te staan, maar daarover mag de tuchtrechter oordelen. Was ik echter maar nooit aan dit Klaagschrift begonnen, want tot in macabere details toe lees ik wat mijzelf als huisarts is overkomen: de voorzitter van mijn waarneemgroep klaagde mij ooit achter mijn rug om en zonder enige onderbouwing aan bij de inspectie vanwege een vermeende psychiatrische aandoening. Later suggereerde hij in een brief aan de andere leden dat mijn publicaties hem tot zijn daad hadden gedreven…
Na een tuchtrechtzaak zal er altijd rook blijven hangen
Al tijdens mijn studie kreeg ik het advies om psychiater te worden. Ik vond psychiatrie een machtig mooi vak. Totdat ik tijdens mijn coschap in een inrichting een volledig uitgeleefd ‘exemplaar’ aantrof. Misschien zat hij een kater uit, maar meneer presteerde het wel om met zijn vakjargon mij om de oren de slaan en gek genoeg ben ik er nooit in geslaagd om wat hij toen uitkraamde te vergeten. Zo loodzwaar wegen woorden uit de mond van dokters. Maar geen haar op mijn hoofd die er sindsdien nog aan dacht om voor psychiatrie te kiezen.
Ik heb een heel naar bericht voor degene die deze tuchtzaak aanhangig heeft gemaakt: ongeacht de uitspraak van het tuchtcollege zult u nooit van blaam worden gezuiverd. Er zal altijd rook blijven hangen. Ik ben zes keer in het gelijk gesteld – ja, u leest het goed: zes keer – maar de pijn is nog altijd voelbaar. Degene die de pijn misschien zou kunnen verzachten of wegnemen, zal dit vrijwel zeker niet doen. Wanneer Hippocrates nu zou leven, zou hij het opnieuw van de daken schreeuwen: ‘Primum non nocere’. Maar er zullen altijd dokters zijn die buiten hun boekje gaan en zich hiervan helemaal niets zullen aantrekken.