‘Het blijft iedere keer weer spannend’

Liesbeth Kemkers is militair huisarts. Daarnaast is ze ronde-arts bij wielerwedstrijden. Ze vindt het allebei onmisbaar en ziet ook raakvlakken. “Net als wielrenners moeten militairen samenwerken om doelen te bereiken.” 

Tekst: Wout de Bruijne | Beeld: De Beeldredaktie/Ed van Rijswijk

Liesbeth Kemkers

Voor Arts en Fiets interviewen we Liesbeth Kemkers (35). Vooral vanwege haar passie naast haar baan bij defensie. Zij is sinds acht jaar ronde-arts bij wielerwedstrijden. “Ik was altijd gek op sport en als kind dat opgroeide in de waterrijke omgeving van Groningen was schaatsen mijn ding. Dat werd later atletiek en vervolgens weer schaatsen. Maar toen ik tijdens mijn studie een racefiets kocht, werd wielrennen het helemaal voor mij.” Liesbeth was dol op alles wat met snelle tweewielers van doen had en werkte zelfs – als bijbaantje – in de fietswinkel waar ze haar fiets had gekocht. Daarnaast sloot ze zich aan bij Tandje Hoger: een studentenwielervereniging in Groningen en een begrip in de regio. 

Liesbeth was gefascineerd door de beelden die zij op televisie zag van artsen in de Tour de France. “Al rijdend en uit de auto hangend, hielpen ze renners. Dat leek me het summum van werk en hobby combineren.” 

Tijdens haar specialisatie tot militair huisarts vroeg ze eens aan de organisator van de ronde Rond het Ronostrand (nu: de Acht van Noordenveld) in Roden of ze een keertje mocht meerijden en toekijken. De man was direct enthousiast over haar verzoek; de ronde-arts die standaard meeging, bleek juist verhinderd en zonder medische begeleiding had een koers van deze omvang niet kunnen doorgaan. “Dat betekende dus wel dat ik gelijk voor de leeuwen werd geworpen”, lacht Liesbeth.  

‘Ik werd gelijk voor de leeuwen geworpen’

En hoe. Na iets meer dan een kwartier al moest de medische volgwagen stoppen bij de eerste valpartij. Tussen een zevental slachtoffers trof ze nota bene haar eigen vriend aan, ook een enthousiast renner, die op hoog niveau wedstrijden door het hele land reed. “Ik had hem voor de start nog gezegd vooral óp de fiets te blijven zitten.” Weer lachend: “Dat soort dingen mocht ik daarna nooit meer tegen hem zeggen, dat bracht ongeluk.” Dat de chauffeur direct na de valpartij over haar vriend de opmerking maakte “die zie je vandaag niet meer in koers”, was, zacht gezegd, ook niet heel geruststellend. “Ik vond het allemaal erg spannend en de adrenaline gierde door mijn lijf. Jíj bent op dat moment de verantwoordelijke en iedereen kijkt voor beslissingen naar jou.” 

Gelukkig ging het bij de gevallen renners ‘slechts’ om vooral schaafwonden en materiaalschade. De fietsers werden verzorgd en Liesbeth en chauffeur vervolgden in hoog tempo de ronde, op zoek naar het voortrazende peloton. “Tijdens de derde ronde zag ik mijn vriend met familie langs de kant staan met zijn arm in het verband en een duimpje omhoog naar mij.” 

Ondanks het feit dat drie renners in de laatste ronde van de koers in volle vaart tegen een politiemotor aan waren gefietst en de nieuwe dokter daarmee ook werd getest op parate kennis van diepe snijwonden en sleutelbeenbreuken, was de hectische vuurdoop goed bevallen. Want inmiddels is Liesbeth Kemkers dus al bijna negen jaar in tal van rondes de arts van dienst geweest en kan zij bogen op brede ervaring. “Al blijft het iedere keer weer spannend, je weet natuurlijk nooit wat je zo’n dag gaat meemaken. Het is iedere keer anders, soms gebeurt er weinig, soms veel.”

De ronde-arts noemt wielrennen een prachtige, maar riskante sport. “Het gaat heel vaak goed, maar soms kan het om ernstige ongelukken gaan. De snelheden zijn hoog en bescherming is er maar in beperkte mate. Ik vind dat er meer aandacht moet worden besteed aan de kleding. Wielrenners dragen dunne lycrastof, omdat dat nu eenmaal veel prettiger fietst. Maar shorttrackers dragen bij hun schaatswedstrijden snijvaste kleding. Misschien kunnen we daar ook eens naar kijken. Gelukkig zijn helmen allang verplicht, daar zijn levens mee gered.”  

Ondanks de risico’s fietst Liesbeth zelf ook nog zo vaak mogelijk. “Maar momenteel even niet, ik ben zwanger van onze tweede en ben in mei uitgerekend.” 

‘Gelukkig zijn helmen allang verplicht, daar zijn levens mee gered’

De militair huisarts zegt van fietsen erg gelukkig te worden, “van heel hard fietsen, van tijdritten, maar ook van zogenaamde koffieritjes: lekker kletsen met anderen terwijl je de sport doet die je het liefste doet.”

Ook blijft ze graag doorgaan als ronde-arts. “Het koerswereldje is bijzonder. Er hangt een bepaalde sfeer en je voelt de wedstrijdspanning in de lucht hangen. Daarnaast is het, bij het mannenwielrennen, ook best een beetje een macho-wereld; zie mij met mijn dure fiets en bruine benen eens heel hard voorbijflitsen. Maar ik hou er wel van om me staande te houden tussen de veelal mannelijke begeleiders en ploegleiders.” 

Verder droomt Liesbeth er weleens van om een grote ronde medisch te begeleiden. “De Vuelta of de Giro bijvoorbeeld. Het lijkt me fantastisch zo’n evenement een keer op die manier te beleven.” Maar ze zou er haar baan bij defensie niet zomaar voor opgeven. “Er zijn diverse raakvlakken met topsport. Net als wielrenners moeten militairen samenwerken om doelen te bereiken. Zeker ook tijdens de oefeningen waar ik met mijn geneeskundige eenheid vaak aan meedeed. Ik ben een teamspeler. Als wielrenner heb je teamgenoten nodig die je uit de wind houden en zo heb je elkaar bij defensie ook nodig. Al ben je nog zo’n goede geneeskundige, als je geen tent kunt opzetten, heb je geen plaats om patiënten te behandelen. Maar natuurlijk heb ik bij een oefening ook weleens drie uur door een rivier gebanjerd en me daarbij doodvermoeid afgevraagd of ik hiervoor nou zoveel jaren gestudeerd had.”

Kemkers noemt defensie afwisselend en nog steeds avontuurlijk. “Je komt veel verschillende mensen met allerlei functies tegen. Je hebt voldoende vrijheidsgevoel, bepaalt als arts veel zelf, hebt veel verantwoordelijkheid en uitdaging. Ik ben me na inmiddels negen jaar niet alleen dokter, maar ook militair gaan voelen. Een rasechte, inclusief uniform. Alleen pas ik daar nu even niet in.”

Delen