Mist rondom 1 miljard

Op 16 december 2014 stemde een meerderheid van de leden van de Eerste Kamer tegen het wetsvoorstel van Minister Schippers om artikel 13 van de Zorgverzekeringswet te wijzigen. Deze wetswijziging zou tot gevolg hebben dat zorgverzekeraars de keuze van patiënten voor de eigen zorgverlener drastisch konden beperken. In de media verschenen na de stemming berichten dat het niet doorgaan van het wetsvoorstel een streep zou zetten door een beoogde besparing van 1 miljard euro. Dat lijkt vreemd, gegeven het feit dat de berekende besparing nooit is onderbouwd. Dat levert de vraag op: waar komt die 1 miljard eigenlijk vandaan? En: zou het beperken van de vrije keuze van patiënten nu werkelijk goed zijn van een besparing van deze omvang?

Wijziging artikel 13 levert géén 1 miljard aan besparing op
Wijziging van het artikel maakte deel uit van een omvangrijk pakket aan maatregelen, vastgelegd in de zogenaamde Zorgakkoorden. Met dat pakket heeft de Minister met verschillende organisaties van zorgverleners en patiëntenorganisaties een besparing afgesproken op de zorgkosten van in totaal 1 miljard euro. De Minister is nooit ingegaan op verzoeken van zowel de Eerste als de Tweede Kamer om de besparing deugdelijk te onderbouwen, maar het lijkt logisch om te veronderstellen dat alle onderdelen van het pakket tezamen goed zijn voor de beoogde besparing, en niet slechts het onderdeel van het beperken van de vrije keuze.

Met andere woorden: áls de beperking van de vrije keuze al een besparing zou opleveren, dan kan dat nooit gaan om het hele bedrag van 1 miljard. In de Eerste Kamer is daar onder meer het volgende over gezegd: “Je hoort een bedrag van 1 miljard, maar dan hebben we het over de impact van het totaal van de zorgakkoorden.” En die gaan dus over veel meer dan de aanpassing van artikel 13. Hoeveel dan wel? Dat is de grote vraag. En die wil of kan Minister Schippers blijkbaar niet beantwoorden.

Gewijzigd wetsvoorstel: geen effect op de besparing
Het mede door VvAA ingezette verzet tegen het wetsvoorstel heeft halverwege dit jaar bij de behandeling in de Tweede Kamer gezorgd voor een belangrijke wijziging : een groot deel van de eerstelijns zorgverleners – nagenoeg allemaal, behalve de zorgverleners binnen de GGZ – is van de beperking uitgezonderd. Opmerkelijk is vervolgens dat Minister Schippers ook ná deze wijziging nog steeds sprak over een besparing van 1 miljard euro. En dat is vreemd: je begroot een besparing, schrapt een deel van de maatregelen zonder dat er iets voor in de plaats komt, en komt toch op dezelfde besparing uit.

Huidige artikel levert juist besparingsmogelijkheden op
De zorgverzekeraars hebben nú al alle ruimte om ‘selectief in te kopen’. Wanneer zij besluiten om een ziekenhuis niet te contracteren, en de verzekerde met een naturapolis kiest tóch voor een niet-gecontracteerde aanbieder, dan moet de zorgverzekeraar een ‘redelijke’ vergoeding betalen. De rechtspraak heeft min of meer bepaald dat een ‘redelijke vergoeding’ ligt op zo’n 70 procent van de kosten die de zorgverzekeraar gebruikelijk betaalt. Een eenvoudig voorbeeld kan dit verhelderen: bij niet gecontracteerde zorg hoeft de zorgverzekeraar slechts 70 procent te vergoeden van wat hij normaal gesproken kwijt zou zijn. Een besparing van 30 procent dus. Zo’n besparing zal ook bij een scherp inkoopbeleid niet snel worden gehaald.

Waarom dan toch iedere keer die 1 miljard?
Het blijft gissen naar het antwoord op de vraag waarom de Minister en zorgverzekeraars zo graag artikel 13 willen wijzigen. En waarom ze iedere keer weer met 1 miljard besparing aankomen als onderbouwing van de noodzaak van die wijziging. In de akkoorden wordt het nauwelijks toegelicht. En het ‘rapport’ van de NZa geeft geen onderbouwing. Zo veel onduidelijkheid laat ruimte voor een wat meer filosofische beschouwing.

In het huidige systeem hebben de zorgverzekeraars aan de verzekerden wat uit te leggen wanneer zij een zorginstelling of zorgverlener niet contracteren. Want die kan de verzekerde wijzen op het feit dat hij of zij zelf moet bijbetalen, hetgeen direct zal leiden tot vragen aan de zorgverzekeraar. De claim dat de zorgverzekeraar kwaliteitscriteria heeft gehanteerd, moet dan worden onderbouwd. En aangezien zelfs de NZa aangeeft dat verzekeraars nog niet in staat zijn ‘op kwaliteit in te kopen’, is het niet aannemelijk dat de zorgverzekeraar daar goed in slaagt. Als in het geheel geen sprake is van een vergoeding, zal de zorgverlener of –instelling natuurlijk direct de activiteiten moeten stopzetten of zelfs failliet gaan. De verzekerde zal naar een andere aanbieder (moeten) gaan. Zonder verder vragen te kunnen stellen. Zou het kunnen dat zorgverzekeraars dat juist willen ? En dus helemaal niet zitten te wachten op  meer transparantie?

Besparingen van belang
Natuurlijk is het belangrijk kritisch naar de zorgkosten te kijken. En te denken in oplossingen en mogelijkheden. Het goede nieuws is: die  zíjn er ook. Uit een door VvAA uitgevoerd onderzoek onder 9000 zorgverleners blijkt dat zij gemiddeld zo’n 25 tot 30 procent van hun tijd besteden aan ‘administratieve taken’. Bureaucratie, regels en rompslomp. Tijdens ons jubileumsymposium op 28 november ‘Tijd voor Ziel in de Zorg’ bleek uit een korte zaal enquête dat dit gemiddelde zelfs nog hoger lag. Uit een enkele maanden geleden uitgevoerd onderzoek binnen de GGZ bleek dat 25 procent van de tijd aan dergelijke werkzaamheden werd besteed. Die tijd wordt níet besteed aan het verlenen van zorg. Als we er nu eens alles aan doen om de administratieve taken voor zorgverleners en –instellingen te halveren? Dat levert alleen al voor de GGZ een half miljard euro op. Samen met de andere zorgaanbieders komen we dan ruim bóven het miljard. Misschien is dit iets voor de politiek om goed over na te denken. Nadat de mist is opgetrokken uiteraard. 

Delen