Monddood

Wij Nederlanders voelen ons hemelhoog verheven boven regimes waar de persvrijheid wordt beknot. Maar de vrijheid van meningsuiting staat ook in ons land onder druk. In Nederland gebeurt dat alleen subtieler. Je moet wat langer meelopen om de mechanismen die hier spelen te doorgronden.

In de vier decennia dat ik over het medisch bedrijf publiceer, heb ik heel wat bagger over mij heen gekregen: dokters (ik beschouw hen niet meer als collegae) nagelden mij aan de schandpaal, de Inspectie Gezondheidszorg dreigde met een tuchtzaak (sinds ik uit de BIG ben gezet kan dat gelukkig niet meer), communicatiemedewerkers van zorginstellingen, juristen van farmaceutische bedrijven en menige ambtenaar bij volksgezondheid probeerden mij de mond te snoeren. Een keer zette een voormalige hoofdredacteur mij het mes op keel gezet. Mijn kritische houding heeft mij deels mijn baan als huisarts en ook een stuk van mijn gezondheid gekost. En toch blijf ik schrijven omdat dit in mijn bloed zit. Wanneer ik niet meer kan schrijven, wil ik dood!

Ik heb een groot hart voor de zorg, die ik als voormalig medicus en patiënt redelijk goed ken. Die betrokkenheid tot de zorgverlening is mijn drive. Ik voel mij geen klokkenluider, ben niet geboren om gal te spuwen, koester liever iets moois dan dat ik kritiek lever, en wanneer er in mijn ogen iets niet lijkt te deugen wil ik vooral begrijpen waarom dit zo is: ik probeer niet te oordelen – laat staan – veroordelen maar mij met mildheid in de schoenen van anderen te verplaatsen om nieuwe perspectieven te ontdekken, waardoor iets alsnog inzichtelijk wordt.

Toen Trouw op 25 februari jl. meldde dat 32 miljoen euro (extra) werden uitgegeven aan pijnbestrijding rond het sterfbed, ging er een rood lampje branden: hier klopt iets niet. Inderdaad was er sprake van een misverstand – het ging niet alleen om de pijnbestrijding – maar uiteindelijk werd duidelijk, waaraan dit bedrag werd besteed.

Op straffe van disciplinaire maatregelen mogen medewerkers louter nog via de afdeling communicatie spreken

Het plezier om over de medische sector te schrijven neemt helaas af. Dat je er niets mee bereikt wist ik allang. Vroeger heerste er in de zorg een zwijgcultuur: je verlinkte geen collegae en zette hen niet voor schut. Met man en macht is geprobeerd die zwijgcultuur te doorbreken. Er lijkt nu sprake van meer openheid maar dat is vaak schijn. Steeds meer ervaar ik dat communicatie vanuit de zorg naar buiten via communicatiemedewerkers verloopt die er zeer streng op toezien dat niets wat mogelijk negatief zou kunnen uitwerken de buitenwereld bereikt. Dat gebeurt in opdracht van directies en besturen. Ziekenhuizen zijn misschien zelfs nog meer dan voorheen bolwerken geworden waar geen indringers worden geduld. Op straffe van disciplinaire maatregelen mogen medewerkers louter nog via de afdeling communicatie spreken.

Dit ‘model’ tref je ook bij het ministerie van VWS en allerlei andere instellingen op het gebied van zorg. Als publicist – bij menige communicatie-afdeling sta ik te boek als querulant – stuit ik steeds vaker op een muur.

Dit is de slim-bedachte Nederlandse vorm van censuur. Feitelijk hebben directies en besturen de touwtjes in handen. Ooit wijdde ik een blog aan mijn broer die na een lange, zeer verdienstelijke loopbaan in de zorg bij een academisch ziekenhuis zélf ontslag nam omdat hij merkte dat de directie geen feeling meer had met de dagelijkse praktijk. Hem werden opdrachten opgegeven die het dagelijks functioneren van specialisten en specialisten-in-opleiding frustreerden met alle negatieve gevolgen voor de patiëntenzorg. De machtsverhoudingen waren echter zodanig dat je als werknemer machteloos was. En juist dankzij hun macht konden mensen aan de top hun eigen belang laten prevaleren. Je ziet dit nu overal gebeuren. Ik weet dat het gevaarlijk om hierover te schrijven maar ik doe het toch. Het komt namelijk steeds dichterbij.

Delen