Monsters

Op 5 april jl. werd de Britse premier Boris Johnson met COVID-10 in het ziekenhuis opgenomen en daags hierna belandde hij op de intensive care. Vier dagen later verwees Jos Collignon hiernaar in zijn cartoon voor de Volkskrant. Op en rond een grote uitgestoken hand figureren moorddadige monstertjes die het nieuwe coronavirus verbeelden.

Het zit heel diep in ons menszijn: een dreiging die wij niet kunnen waarnemen wordt vaak voorgesteld als een monster. Een monster is in staat tot wreedheden die buiten de range van het menszijn vallen. Iemand die tot afzichtelijke gruweldaden in staat is, noemen wij geen mens maar een onmens en wordt door de media al snel getypeerd als een monster. Toch zijn er vrijwel altijd uiterlijke kenmerken die monsters delen met mensen.

Op macrofoto’s van insecten komen deze over als afschuwwekkende buitenaardse wezens. Het tegendeel geldt voor virussen zoals deze te zien zijn op foto’s die met behulp van een elektronenmicroscoop worden gemaakt. Die boezemen geen angst in. De ronde vorm met de uitsteeksels van het coronavirus maakt het cartoonisten wel gemakkelijk om er een monster van te maken. Geef het ‘lijfje’ een monsterachtig gezicht en je bent er.

Een dreiging die wij niet kunnen waarnemen wordt vaak voorgesteld als een monster

Ook op andere manieren kunnen monsters buiten bereik van onze waarneming liggen. Onze fantasie is een onuitputtelijke bron van monsters in mythen, sagen, fabels, griezelverhalen en –films, cartoons, strips en wat al niet eer. Een aparte categorie wordt gevormd door reisverslagen naar verre landen waar wonderlijke wezens, die ons angst aanjagen, zijn waargenomen.

Tot deze wonderlijke wezens behoren de ‘blemmyae’: menselijke figuren zónder hoofd maar met het gezicht op de romp. Herodotus (ca. 485-424 v.Chr.), vader van de geschiedschrijving, meldt in zijn Historiën dat men dit soort koploze mensfiguren kan aantreffen in de regio waar de Nijl ontspringt en waar nu Ethiopië ligt. Later worden ze ook gesignaleerd in onder meer Indië.

Zowel in de Romeinse oudheid als de middeleeuwen wordt regelmatig melding gemaakt van ‘blemmyae’. Ze worden afgebeeld in onder meer Il Milione, het reisverslag van Marco Polo (1254-1324) naar het Verre Oosten, en later in werk van Jheronimus Bosch (circa 1450-1516) en Pieter Bruegel de Oude (circa 1525/1530-1569).

Geen wetenschapper zal het tegenwoordig in het hoofd halen om onderzoek naar ‘blemmyae’ te doen. In Wonders and the Order of Nature (1998) geeft wetenschapshistoricus Lorraine Daston aan dat wonderlijke schepsels en monsters tot een paar eeuwen geleden juist alle belangstelling kregen van wetenschappers. Via deze uitzonderlijke verschijningen was een beter zicht op de natuur mogelijk.*

Toen de kunstenaar Miodrag Durić, beter bekend als Dado (1933-2010), de Chapelle Saint-Luc vlakbij de Noord-Franse plaats Gisors beschilderde, bevolkte hij de muren met menselijke gedrochten en afstotelijke wezens, die zowel konden verwijzen naar de leprozen die hier in de middeleeuwen werden verzorgd als naar virulente ziekteverwekkers zoals leprabacterie. In de kunst tellen monsters nog altijd wél mee.

Een recent uitgegeven boek over ‘nuttige bacteriën en gemene virussen’ kreeg als titel Monsterlijke microben. Illustrator Sebastiaan Van Doninck maakte een tekening van het hiv-virus, die deze titel eer aan doet. Op de valreep wordt ook nog aandacht geschonken aan het nieuwe coronavirus. Wanneer Van Doninck in de gelegenheid was gesteld om ook hiervan een tekening te maken was ook de verwekker van COVID-19 ongetwijfeld een soortgelijk monster geworden.

*Hierover gaf Lorraine Daston op 11 maart 1998 ook een lezing in ‘The House of the Academy’ in Cambridge

Delen