Musea aan zee

Een rondgang langs een aantal prachtige musea die met elkaar gemeen hebben dat ze aan zee liggen.

Tekst: Riki Simons

 

 

Echte ‘musea aan zee’, waar de ligging aan zee een essentieel onderdeel is van de beleving – door het uitzicht, het licht en het gevoel van ruimte – zijn er niet veel. Van oudsher werden musea als nationale schatkamers gevestigd in grote historische gebouwen, in tijden waarin zich direct aan de kustlijn vooral havens en hoge stadsmuren bevonden. Voor zeevarende naties zoals Engeland en Nederland waren zee en kust een transportroute naar de rest van de wereld, en geen plaats om ‘te zijn’. Ze werden door kunstenaars altijd met schepen geschilderd, en nooit enkel vanwege hun schoonheid, met als grote uitzondering William Turner.

Pas einde negentiende eeuw schilderden de impressionisten – de ontdekkers van kleur en licht pur sang – voor het eerst zee en strand alleen om de kleur en de sfeer; om de schittering van het licht op het water, en om de weidse ruimte. Maar hun belangrijkste tentoonstellingen waren nog steeds in de grote steden, soms ver van de kust, waar ook de verzamelaars en musea waren.

In het begin van de twintigste eeuw werden zee, zon en strand voor het eerst een lifestyle-item voor de culturele happy few. Pablo Picasso was de eerste kunstenaar van wie flamboyante beelden in de media verschenen, in zwembroek en met parasol aan het strand van de Côte d’Azur.

Lees verder (pdf).

Delen