Blik over de grens

Nederlandse zorgprofessionals in het buitenland worden ook geraakt door COVID-19. Hoe gaan zij in hun werk en privé met de pandemie om?

Tekst: redactie Arts en Auto

Fysiotherapeut Mirjam Mosch (54) heeft al zeventien jaar een solopraktijk in Spanje. In Benidorm en omgeving behandelt ze patiënten aan huis, maar door COVID-19 liggen haar werkzaamheden al weken stil. “Al een aantal dagen voordat Spanje de lockdown aankondigde, ben ik gestopt met werken. Ik heb een drukke praktijk. Ik werk veertig-vijftig uur in de week, waarbij ik van de ene naar de andere patiënt ga. Veel van hen zijn ouder dan zeventig. Ik had wel door dat de situatie ernstig was en dacht: ik wil het niet op mijn geweten hebben dat ik mijn patiënten besmet.”

Inmiddels zit de fysiotherapeut – als Arts en Auto haar half april spreekt – al ruim vier weken thuis. “Ze zijn in Spanje heel streng. Je mag alleen naar de apotheek, naar een arts en naar de dichtstbijzijnde supermarkt. In je eentje. Ga je naar een supermarkt verderop, dan krijg je een hoge boete. Overal moet je handschoenen en een mondkapje dragen. Ook in de auto, waar je met maximaal twee personen in mag zitten; de tweede persoon móet schuin achter de bestuurder zitten. Politieauto’s rijden door de straten om te surveilleren en er vliegen regelmatig drones en helikopers over om de stranden in de gaten te houden. Het voelt militaristisch aan, maar ik voel me wel beschermd.”

‘Als zzp’er moet ik mezelf zien te redden. Je kunt een lening krijgen, maar die moet je volledig terugbetalen’

Als het gaat om steunmaatregelen voor ondernemers, verschillen Nederland en Spanje van elkaar. “Als zzp’er moet ik mezelf zien te redden. Je kunt een lening krijgen, maar die moet je volledig terugbetalen. De sociale lasten en ziektekostenverzekering die normaal automatisch van je rekening worden afgeschreven, hebben ze voor zes maanden stopgezet, maar ook die moet je uiteindelijk gewoon betalen. Omdat ik patiënten aan huis behandel, heb ik relatief weinig kosten. Maar om me heen zie ik mensen met hoge vaste lasten die het financieel heel zwaar hebben.” 

Mosch verwacht niet dat zij in de financiële problemen zal geraken – “ik heb door de jaren heen een buffer opgebouwd” – maar vreest wel dat het lang zal duren voordat ze haar praktijk weer op de rit heeft. “Niemand weet hoe lang deze crisis gaat duren, maar stel dat in juni bepaalde beroepen weer mogen worden uitgeoefend, dan zal dat nog niet voor mij gelden. Ik kan een patiënt immers niet op twee meter afstand behandelen. Ik zal tot de laatste groepen behoren die het werk weer mogen hervatten. Daar komt bij dat mijn patiëntenbestand voornamelijk bestaat uit Nederlanders, Belgen, Duitsers en Engelsen; ik verwacht dat de grenzen nog veel langer dicht zullen blijven.”

Dierenarts Henk Jan Ormel (64) zit – als Arts en Auto hem belt op 7 april – 28 dagen opgesloten in zijn appartement in Rome, waar het met het aantal besmettingen in vergelijking met Noord-Italië vooralsnog meevalt. “De stad is leeg. Het is stil. De situatie is onwerkelijk. Gelukkig hebben we een hond. Daarom mag ik twee keer per dag een rondje om het complex lopen. Dan moet je wel een ID en een verklaring bij je hebben waarin staat dat je je hond mag uitlaten. Er wordt veel gepatrouilleerd; ik ben al een paar keer staande gehouden.”

‘Het is mijn werk om een uitbraak als deze te voorkomen en dan gebeurt het toch’

Net voor dit gesprek heeft Ormel in het nieuws gehoord dat er in Italië meer dan tachtig artsen aan de gevolgen van COVID-19 zijn overleden. “Ik vind het onvoorstelbaar hoe moedig de mensen in de medische en verzorgende sector zijn. Ze blijven doorgaan, ondanks dat het systeem de toestroom van patiënten niet aankan en ondanks de risico’s die ze zelf lopen.”

Zelf werkt Ormel niet in de frontlinie. Na bijna twintig jaar als dierenarts te hebben gewerkt en tien jaar namens het CDA in de Tweede Kamer te hebben gezeten, is hij sinds 2012 als veterinair adviseur in dienst van de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Namens de FAO vertegenwoordigt hij de veterinaire sector in de Global Health Security Agenda (GHSA), een initiatief van zeventig landen die de wereld veilig willen stellen voor de dreiging van infectieziekten.

“Het is mijn werk om een uitbraak als deze te voorkomen en dan gebeurt het toch. Het is niet dat ik het mezelf kwalijk neem, maar het is wel pijnlijk. Ik was nauw betrokken bij de uitbraak van MERS in Saoedi-Arabië een paar jaar geleden. Óók een coronavirus, afkomstig van dromedarissen. Toen werd het in de kiem gesmoord, maar met de enorme groei van de wereldbevolking in combinatie met live animal markets en bush meat kon je erop wachten dat we een keer de rekening gepresenteerd zouden krijgen. Als FAO waarschuwen we hier al jaren voor, maar blijkbaar niet hard genoeg.”

Momenteel werkt Ormel vanuit zijn appartement mee aan One Health-strategieën van de FAO om een volgende pandemie te voorkomen. “70 procent van de humane infectieziekten is van dieren afkomstig. Denk aan ebola, aids, tbc. Het is niet zo dat we er vanaf zijn nu China de consumptie van wilde dieren gaat verbieden. In Afrika komt dit ook op grote schaal voor. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat we niet alleen focussen op het voorkomen van een volgende corona-uitbraak. Antibioticaresistentie kan bijvoorbeeld ook leiden tot een pandemie, veroorzaakt door multiresistente bacteriën.”

‘Als het gaat om de verspreiding van infectieziekten in een populatie, is er veel ervaring in de veterinaire sector’

Maar eerst moet de huidige coronapandemie nog worden gestopt. Wat Ormel heeft verbaasd, is dat de verschillende landen in hun aanpak weinig of geen contact hebben gehad met de veterinaire sector. “In Nederland hebben we klassieke varkenspest, vogelgriep en mond- en klauwzeer gehad. Als zo’n ziekte wordt geconstateerd, is de eerste stap: een totale lock-down. Alle diertransporten stoppen en vandaaruit kijken: waar zijn de haarden? Waar zijn de contacten geweest? En dan langzaam de lock-down versoepelen. Nu gebeurt het omgekeerde: in Italië was er eerst een lock-down in een klein deel van Lombardije, vervolgens in heel Lombardije en pas later in de rest van het land. Natuurlijk is er geen copy-paste mogelijk tussen de humane en de veterinaire sector; vol afschuw denk ik terug aan de massale ruimingen van gezonde dieren om een ziekte te stoppen. Bij mensen staat gelukkig de individuele patiënt centraal, maar als het gaat om de verspreiding van infectieziekten in een populatie, is er wél veel ervaring in de veterinaire sector.”

Céleste Schoenmakers-Smits (53) woont sinds 2010 met haar man en twee kinderen in de Franse Ardèche, na elf jaar als HIDHA te hebben gewerkt in Veldhoven. Inmiddels is ze haar negende jaar ingegaan als waarnemend huisarts in Vallon Pont d’Arc. Daarnaast keert ze vier keer per jaar terug naar Nederland om daar een dag of tien waar te nemen voor haar oud-collega’s in Brabant. Tijdens een telefonisch onderhoud op 9 april laat Schoenmakers weten dat eind april haar volgende waarneming in Veldhoven staat gepland. Ze vertelt dat ze druk bezig is om documenten te verzamelen waarmee ze straks zonder problemen de Franse en Belgische grens hoopt te passeren. “Ik heb al contact gezocht met de Nederlandse ambassade en met de Franse autoriteiten, helaas kan niemand me nog precies vertellen wat ik nodig heb. Maar als vrachtwagenchauffeurs de grens over mogen, heb ik er alle vertrouwen in dat het mij als arts straks ook lukt.”

Ze vertelt dat ze dagelijks goed op de hoogte wordt gehouden van de situatie in de regio Veldhoven en ook regelmatig contact heeft met haar vroegere HAIO-groep, waarvan een deel in de brandhaard werkt. Bang om vanuit de relatief licht getroffen Ardèche naar het zwaar getroffen Brabant te komen, is ze niet. “Natuurlijk ben ik net als ieder ander bezorgd, ik laat immers mijn gezin hier achter. Maar hier zijn we voor opgeleid. Als wij als zorgprofessionals niet meer durven te werken, ligt de hele zorg op z’n achterste.”

Dat ze in Frankrijk buiten woont, op een groot terrein, maakt dat ze zich met haar gezin niet totaal ‘opgesloten’ voelt tijdens de strikte lockdown. “We mogen maximaal één keer per dag een wandelingetje maken waarbij we binnen een straal van één kilometer rondom ons huis moeten blijven. Mensen mogen hier alleen de deur uit voor boodschappen of een bezoek aan arts of apotheek met een papieren verklaring. Heb je die niet bij je, dan krijg je een boete van € 135,-.”

Opvallend vindt de huisarts de toename van het aantal mondkapjesdragers in het straatbeeld. “Vorige week zag je ze nog amper, nu loopt meer dan de helft van de mensen in de supermarkt met handschoenen en een mondkapje.”

Ook haar eigen werksituatie is in korte tijd veranderd. “Patiënten moeten aanbellen en buiten wachten. Wij huisartsen werken de hele dag met mondkapjes op, in beschermende kleding. Zodra er zich een patiënt aandient met COVID-19-symptomen, komen daar nog een haarnetje, spatbril en extra beschermingsschort bij. Een apart spreekuur of aparte ruimte hebben we hier niet voor. Maar het is echt niet zo dat we de hele dag verdachte gevallen zien.” Qua aantallen beschikbare tests en mondkapjes verschilt de Franse situatie niet veel van die in Nederland, is haar indruk. 

Net als collega’s in andere landen baart het Schoenmakers zorgen dat het in alle ziekenhuizen momenteel alleen nog maar draait om COVID-19. En dat in Frankrijk de informatieverstrekking vanuit de ziekenhuizen richting huisartsen te wensen over laat. “In Veldhoven word ik altijd goed geïnformeerd over de capaciteit in de omliggende ziekenhuizen. Hier gebeurt dat niet. Ook gevestigde collega’s worden niet geïnformeerd. De info díe ik heb, verneem ik via-via. En ik volg op internet de cijfers van de overheid en van de verschillende departementen. Gelukkig lijkt het erop dat we vooralsnog genoeg bedden hebben.” 

Dat ook de communicatie tussen huisartsen en medisch specialisten te wensen overlaat – geen onbekend fenomeen in de Franse gezondheidszorg − signaleert Schoenmakers ook nu weer. Ze merkt dat sommige medisch specialisten momenteel zelfs helemaal onbereikbaar zijn. “Zo zag ik pas een patiënt die tegen dialyse aanzat, en het lukte niet om in contact te komen met de nefroloog. Iemand met pijn op de borst wordt nog wel gezien, maar er komt momenteel wel erg veel op het bordje van de huisarts terecht.” Omdat ze vreest dat het nog wel even duurt voor de situatie normaliseert (“In het toeristenseizoen draai ik normaliter veel uren. En of we onze vier gîtes op korte termijn weer kunnen verhuren, zie ik somber in.”), werkt Schoenmakers sinds kort ook voor een organisatie die teleconsulten aanbiedt. “Mijn indruk is dat vooral de Fransen die het wat minder hebben en geen eigen huisarts hebben, hier gebruik van maken. Ik vind het heel waardevol om te doen en een mooie aanvulling op mijn werk als waarnemer.”

Anesthesist Annemarieke Bruinsma (40) werkt en woont in Fiskum, een uur rijden van Oslo, Noorwegen. Zij vertelt over de Noorse maatregelen rondom COVID-19 en de impact daarvan: “Wat betreft maatregelen zijn er veel overeenkomsten met Nederland:  zo veel mogelijk thuis blijven, thuis werken als het kan, alle scholen en kinderopvang gesloten, behalve voor kinderen van ouders in vitale beroepen. Het grote verschil is dat wij dit al twee weken eerder deden dan in Nederland. Wij hadden in Noorwegen één patiënt op de IC waarna de maatregelen direct zijn ingegaan. Daarom verloopt de uitbraak hier nu heel geleidelijk. Wij krijgen er per dag 200 – 250 positief geteste patiënten bij. Waarbij opgemerkt dat wij hier meer testen dan in Nederland. Er zijn in Noorwegen nu (25 maart) honderd patiënten op de IC opgenomen of opgenomen geweest. Alles is goed onder controle.

Zodra de maatregelen ingingen, hebben we ons in het ziekenhuis gefocust op corona. Electieve chirurgie is vorige week afgebouwd en nu helemaal gestopt. We zijn gestart met bijscholen van personeel om in te zetten bij de beademing op de IC en we hebben ziekenhuisbrede protocollen geschreven. De plannen liggen nu klaar: triage in een tent buiten het ziekenhuis, een afdeling voor stabiele corona-patiënten, een IC-afdeling voor niet-stabiele patiënten en een andere IC voor niet-corona verdachte patiënten. We hebben nu twee stabiele corona-patiënten op de interne afdeling, die zijn aan de beterende hand. Verder zijn we er helemaal klaar voor, het voelt als de stilte voor de storm. Waarvan je dan niet weet of die storm echt komt en wanneer dan. Het is ook zo stil omdat door het thuisblijven en handen wassen er nauwelijks influenza-patiënten zijn.

‘We er helemaal klaar voor, het voelt als de stilte voor de storm’

Je ziet dat in Oslo meer corona-patiënten op de IC liggen. Hoe verder van de hoofdstad af, hoe minder opnames er zijn. Het is gek om te zeggen, maar eigenlijk zitten we een beetje op de patiënten te wachten. Ik verwacht geen piek in IC-opnames, door alle snel genomen maatregelen zou dat onverwacht zijn. Maar we moeten er wel op voorbereid zijn. Want door de grote afstanden in dit land is het beleid dat patiënten niet verplaatst worden, ziekenhuizen moeten voor hun eigen patiënten zorgen, ook als het er meer worden.

Wij wonen in een dorpje met 800 inwoners en het is erg stil op straat. Wij blijven ook thuis. De twee oudste kinderen missen school en hun vriendjes wel, maar het is niet anders. We hebben ze – met hulp van het Nederlandse Jeugdjournaal – goed uit kunnen leggen waarom dit nu nodig is. We hebben gelukkig een grote tuin en wonen dicht bij een bos waar je niemand tegenkomt, dus we kunnen wel naar buiten zolang we geen klachten hebben.

Voor mij is het belangrijk dat ik gezond blijf, we zijn met zeven anesthesisten in het ziekenhuis en ik kan niet gemist worden als het drukker gaat worden. Mijn man zorgt voornamelijk voor onze vier kinderen. Zijn baas snapt heel goed dat hij, met een vrouw in een vitaal beroep, nu niet kan werken. Daar is alle begrip voor. De overheid heeft hier ook een vergoeding voor. Zelf kan ik als het nodig is meer gaan werken, daar ligt al een rooster voor klaar.

Het is afwachten wat de gevolgen op de wat langere termijn zullen zijn. Ik verwacht dat zorgpersoneel ook na het opheffen van beperkingen gevraagd zal worden niet naar het buitenland te reizen en misschien hebben we van de zomer minder verlof. Het zou me niet verbazen als we pas in de herfst het gewone leven weer een beetje kunnen oppakken.”

Marjolein Liedenbaum (39), werkt als gastro-intestinaal radioloog in het academisch ziekenhuis in Bergen, Noorwegen. Als wij haar spreken op 25 maart is ze niet naar haar werk: “In Noorwegen hebben we nog relatief weinig ziekenhuisopnames door COVID-19. Omdat alle electieve patiënten zijn uitgesteld is het nu juist heel rustig in het ziekenhuis. Omdat de scholen dicht zijn, ben ik in overleg met mijn collega’s deze week thuis. Volgende week werk ik drie dagen en dan kan een andere collega weer thuis zijn.

‘In Noorwegen hebben we nog relatief weinig ziekenhuisopnames’

Vorige week konden de kinderen (8 en bijna 10) toch een paar dagen naar school, ondanks dat mijn man niet in een vitaal beroep werkt. De school is eigenlijk alleen open voor kinderen van ouders die beiden een vitaal beroep hebben, maar school gaat er soepel mee om, net als mijn werkgever relaxt reageert. Dat is prettig, ze houden er echt rekening mee dat je kinderen hebt. Mijn man heeft ook een drukke baan en we hebben hier geen familie in de buurt die kan oppassen. Als het nodig is, kan ik dus thuis zijn.

Het is wel een gekke situatie. De scholen blijven zeker tot na de Paasvakantie (13 april) dicht en we zijn veel binnen. Als het mooi weer is, kunnen we wel wandelen en fietsen. We hebben veel natuur om ons heen en wonen dicht bij het water. We moeten dan wel de drukkere plekken mijden, want Noren houden erg van wandelen.

Het lijkt nu in Noorwegen mee te vallen met de besmettingen. Groepsimmuniteit krijg je daardoor niet hier. Om de besmettingsgraad laag te houden, moeten de maatregelen langer duren, denk ik. Maar stel dat de scholen tot de zomer dicht blijven, lijkt me dat voor ouders en kinderen moeilijk vol te houden.”

MDL-arts en internist Michiel van Nieuwenhoven (54) is afdelingshoofd in het academisch ziekenhuis in Ӧrebro, Zweden. Hij vertelt over de impact van COVID-19: “De overheid heeft in Zweden minder beperkende maatregelen opgelegd dan in Nederland. Er is alleen een verbod op bijeenkomsten van meer dan vijfhonderd personen. De universiteiten en gymnasiums geven onderwijs op afstand, maar alle andere scholen zijn open, net als de restaurants. De Zweedse cultuur is anders dan de Nederlandse. De Zweden trekken zich niets aan van wat er in het buitenland gebeurt, kiezen hun eigen koers. Maar de mensen hier luisteren dan wel weer goed naar de autoriteiten, nu dus ook naar de aanbevelingen. Mensen gaan niet onnodig naar buiten, houden afstand en begeven zich niet in grote groepen.

In het ziekenhuis hebben we draaiboeken voor als er een grote patiëntenstroom gaat komen: welke afdelingen gaan die opvangen, welk personeel gaat die bemannen. In een dunbevolkt land als Zweden gaat de verspreiding van het virus langzamer dan in Nederland. We zien nu alleen een groot cluster in Stockholm. Wij hebben in ons ziekenhuis nu 4 mensen op de IC met COVID-19 en 10 tot 15 op de gewone afdelingen.

In een dunbevolkt land als Zweden gaat de verspreiding van het virus langzamer dan in Nederland

Vooruitkijkend verwacht ik dat we hier de piek nog krijgen. Grootste probleem is het tekort aan beschermende middelen, zoals mondkapjes en vizieren. We overwegen nu van sheets voor de overheadprojector zelf spatschermen te maken.

Door het gebrek aan testen en aan capaciteit om deze te beoordelen, wordt er in Zweden alleen getest als patiënten met verdenking van het virus opgenomen moeten worden. Personeel wordt niet getest, tenzij diegene een sleutelfunctie heeft. Dat betekent dat zorgpersoneel met klachten – ook met lichte verkoudheidsklachten – drie dagen thuis zit. Dat is een belasting voor de rest van de medewerkers, maar we kunnen zonder testen COVID-19 niet uitsluiten.

Als ik verder vooruitkijk, dan zie ik een volgend groot probleem. De zorg staat nu onder enorme druk door de pandemie. Maar als die voorbij is, wordt de zorg nog een keer geraakt. We moeten dan puin gaan ruimen: alle zorg die we nu niet verlenen, moet dan alsnog geleverd worden. Dus de druk op de zorg blijft onverminderd hoog, dat zal de kwaliteit niet ten goede komen.

Het zijn drukke tijden, ook voor mijn vrouw die als huisarts en als arts op de obesitaseenheid werkt. Ik begeleid promovendi en zij doet promotieonderzoek, dat kunnen we niet zomaar stopzetten. Dus de extra tijd die alles nu kost, gaat wel ten koste van ons gezin. Gelukkig kunnen de kinderen (van 14, 12 en 10) nog naar school en gaan de meeste sporten nog gewoon door, maar ze krijgen nu wel minder aandacht van ons.”

Delen