Niet altijd

Mensen die vinden dat dure geneesmiddelen voor ernstig zieke mensen ongeacht de prijs altijd vergoed moeten worden, willen het onmogelijke. Het achterliggende sentiment bij deze opvatting – iedereen heeft recht op zorg en geld mag daarin geen belemmering zijn – begrijp ik. Maar de opvatting is te absoluut, en laat daarmee geen ruimte voor discussie op drie wezenlijke fronten.

Ten eerste gaat het voorbij aan de vraag wat de toegevoegde waarde is van een duur geneesmiddel. Om één voorbeeld te geven: pembrolizumab kan onder andere worden ingezet voor de behandeling van triple negatieve borstkanker. Maar een recente studie in Journal of Clinical Oncology toont aan dat slechts een kleine 19 procent van deze patiënten er baat bij heeft. Veel meer patiënten met triple negatieve borstkanker hebben er dus geen meerwaarde van. In de discussie over dure geneesmiddelen wel een aspect om serieus bij stil te staan. De farmaceutische industrie en de academische centra hebben op dit punt een gezamenlijke verantwoordelijkheid om tot een afgewogen patiëntenselectie te komen, én om hierover te communiceren om te voorkomen dat bij ieder nieuw middel de zo begrijpelijke ‘dat moet ik ook hebben’-reflex optreedt.

Naast meerwaarde is ook prijs een factor van belang. Hetzelfde pembrolizumab kan ook worden ingezet voor de behandeling van niet-kleincellige longkanker. Maar het Zorginstituut heeft wel een punt als het stelt dat het tegen de huidige prijs niet in het basispakket moet worden opgenomen.

Behalve de toegevoegde waarde en de prijs is er ook nog een derde factor om bij stil te staan: de eindigheid van medische behandeling en van het menselijk leven. Tijd nemen voor het afscheid van het leven is even waardevol als behandeling met een nieuw geneesmiddel dat een korte levensverlenging geeft.

Delen