Nooit over doodgaan praten

“In veel ziekenhuizen is de afspraak dat geen enkele patiënt zonder behandelbeleid vanaf de Spoedeisende Hulp (SEH) naar de verpleegafdeling gaat. Zorgverleners moeten weten wat de wensen van een patiënt zijn als de situatie verslechtert. Wil de patiënt reanimatie, ja of nee, is dan de meest prangende vraag. Meestal kan het elektronisch dossier (EPD) op de SEH niet afgesloten worden voordat die vraag beantwoord is.”

Met deze regels begint een artikel van internist/intensivist dr. Frank Bosch en longarts in opleiding Stephanie Bakker in Medisch Contact van 15 juni 2017. Wanneer deze vier zinnen een kwart eeuw geleden waren gepubliceerd, had de medische wereld in ons kikkerlandje op zijn kop gestaan. Om wie gaat het eigenlijk in de zorg? Zijn we zo harteloos geworden om vaak doodzieke, angstige patiënten te vragen of men bij een hartstilstand gereanimeerd wil worden?

Nog geen twee maanden geleden vertelde een kennis dat haar hoogbejaarde vader hetzelfde was overkomen. Na een val was de man op de SEH beland, waar ook aan hem ‘de meeste prangende vraag’ werd gesteld. Het antwoord was duidelijk: “Nee, ik leef nog graag en van mij mag alles uit de kast worden gehaald om het hart weer aan de gang te krijgen.” Het zal ongetwijfeld keurig in het EPD zijn genoteerd maar een goed functionerend EPD is waardeloos wanneer anderen hiervan geen kennisnemen. Twee of drie anderen stelden de patiënt opnieuw dezelfde vraag. De man wond zich hierover zo op dat hij een infarct kreeg. Gelukkig is hij hieraan niet overleden.

Zijn we zo harteloos geworden om vaak doodzieke, angstige patiënten te vragen of ze nog gereanimeerd wil worden?

Voor zover ik mij kan herinneren sprak mijn vader – zelf medicus – nooit over doodgaan. Je hoort mensen weleens zeggen: waarom zou je piekeren over iets waarvan zeker is dat het komt? Dat is wat kort door de bocht. De dood leeft met je mee en ik ken velen die precies als vader in alle (be)rust(ing) zijn heengegaan zonder over doodgaan gesproken te hebben. Als kind van de tijd heb ik zelf alle wensen ten aanzien van mijn levenseinde op schrift gezet en de daarbij behorende verklaringen ingevuld. Toch betrap ik mijzelf erop dat doodgaan mij blijft beangstigen en ik benijd de wijze waarop mijn vader hiermee omging.

Ik denk dat veel meer hoogbejaarden dan gedacht nooit expliciet over doodgaan spreken. Toen twee decennia geleden van huisartsen werd verwacht dat zij zelf het initiatief namen om wensen ten aanzien van het levenseinde – waaronder euthanasie – aan te kaarten, begon ik met de vraag of men zelf hieraan wel behoefte had. Luidde het antwoord nee, dan was mijn enige vraag of angst hierbij een rol speelde. Dat was zelden het geval. Al blijft het levenseinde voor bijscholingen en congressen een onderwerp, waarvan dokters maar geen genoeg lijken te krijgen, in de praktijk ligt dit anders: wees extra voorzichtig bij patiënten die nooit over doodgaan praten.

Wanneer het inderdaad zo is dat het EPD op de SEH niet kan worden afgesloten zonder het antwoord op die ‘meest prangende vraag’, dan denk ik dat wij wat dat betreft hard toe zijn aan herbezinning. Frank Bosch en Stephanie Bakker hebben bij 25 patiënten geïnventariseerd hoe zij het gesprek op de SEH hebben ervaren. Eén van de vragen was: ‘Hoe vond u het toen dit werd besproken?’ Ik heb het gevoel dat zij het met mij eens zijn. Hopelijk leidt hun artikel op korte termijn tot een ander voorzichtiger beleid, waaruit meer respect voor de patiënt spreekt. Jammer echter dat hiervoor überhaupt een publicatie zoals deze nodig is.

Delen