NZa schept toezicht en handhaving aan

Zorggeld moet aan de zorg worden besteed. Daarom wordt er steeds meer ingezet op het bestrijden van fraude in de zorg. Vastgesteld is dat onder andere complexe bedrijfsstructuren sterk kunnen bijdragen aan oneigenlijk gebruik van zorggelden. Om dit tegen te gaan, is wetgeving ter versterking van het publiekrechtelijk toezicht nodig.

Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout

De wettelijke eisen aan de bedrijfsvoering van zorgaanbieders worden aangescherpt. Dat gebeurt met de volgende drie ‘spelregels’: de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza); de aanpassingswet Wtza (AWtza), beide treden waarschijnlijk per 1 januari 2022 in werking; en het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz). Daarnaast blijft het huidige verbod op winstuitkering bestaan. 

(A)Wtza: kwaliteit en bewustzijn

De (A)Wtza is gericht op verbetering van het kwaliteitstoezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en wil er ook op toezien dat zorgaanbieders zich bewuster worden van de (kwaliteits)eisen waaraan de zorgverlening dient te voldoen en hun verantwoordelijkheid daarvoor. Belangrijke onderdelen zijn de meldplicht, de vergunningplicht, verstevigde eisen ten aanzien van de interne toezichthouder, de uitbreiding van de jaarverantwoordingsplicht, de delegatiegrondslag voor regels over de acute zorg en de overheveling van toezichttaken van de IGJ naar de NZa. Opvallend is bijvoorbeeld de vergunningplicht voor Wkkgz-instellingen die medisch-specialistische zorg verlenen en voor Wkkgz-instellingen die meer dan tien zorgverleners hebben.

Wibz: borgen bedrijfsvoering 

Het wetsvoorstel Wibz heeft tot doel het beter borgen van de integere bedrijfsvoering van zorgaanbieders door het aanscherpen van de publiekrechtelijke randvoorwaarden. Dit gebeurt door het externe toezicht te voorzien van extra handvatten om zorgaanbieders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige bedrijfsvoering. Bij twijfels over tegenstrijdige belangen of excessieve winstuitkering door zorgorganisaties, moet het externe toezicht in de toekomst sneller en voortvarender kunnen optreden en personen die met de verkeerde intenties aan de slag willen binnen de zorg, moeten beter kunnen worden geweerd.

Achtergronden

Bij complexe bedrijfsstructuren zijn de geldstromen vaak lastiger te volgen, zowel voor interne als externe toezichthouders. Hierdoor kan zorggeld ongezien weglekken. Voor de NZa is het in individuele casuïstiek soms een uitdaging om toezicht te houden of meer inzicht te krijgen in de specifieke risico’s van de individuele zorgondernemingen. Dit komt (mede) doordat de Raad van State recent heeft geoordeeld dat niet elke zorgondernemer, in dit geval de franchisegever, ook zorgaanbieder is in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), zie ECLI:NL:RVS:2019:2529. Bepalend is niet wie zich als zorgaanbieder presenteert, maar wie als zelfstandig ondernemer zorg verleent. Aangezien de beschrijving van zorg-aanbieder in de Wkkgz en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) in essentie op hetzelfde neerkomt: aanbieder verleent zorg, brengt tarieven in rekening, is verantwoordelijk voor kwaliteit, valt deze partij buiten de reguliere bevoegdheden van de NZa (en de IGJ) om toezicht te houden of te handhaven.

Franchise

Veel praktijken, waaronder bijvoorbeeld tandartspraktijken en apothekers, zijn inmiddels onderdeel van een franchiseketen. Binnen een franchisemodel krijgt een ondernemer (franchisenemer) van de eigenaar van een handelsnaam of formule (franchisegever), tegen betaling het recht een formule te exploiteren. Dit kan fraude van zorggelden in de hand werken, zo stelt de NZa. Een franchisegever kan. als gezegd, niet worden aangemerkt als een zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz. Dat betekent concreet dat de franchisegever niet kan worden aangemerkt als eindverantwoordelijke voor het leveren van goede zorg, inclusief de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden daarvoor. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de franchisenemers. Dit terwijl de franchisegever met de franchiseformule de kaders bepaalt waarbinnen de franchisenemers zorg verlenen. Door deze constructie is weinig zicht op de financiële stromen van een franchisegever. Door het uitbaten van één of meer zorgformules ontvangen franchisegevers (aanzienlijke) vergoedingen. Die vergoedingen kunnen franchisenemers alleen financieren uit hun zorgactiviteiten en dus uit zorggelden, aldus de NZa. Om oneigenlijke of ondoelmatige besteding van zorggelden aan te pakken, zal het toezicht (en de handhaving) worden aangescherpt.

Risicovolle bedrijfsstructuren

De NZa heeft de mogelijkheid om marktbrede fenomenen te onderzoeken (artikel 32 Wmg). Om complexe juridische structuren die mogelijk risicovol zijn voor het betaalbaar en toegankelijk houden van zorg inzichtelijk te maken en daarbij de mogelijkheden te verkennen om de daarbij geconstateerde risico’s te reduceren, heeft de NZa het Fenomeenonderzoek complexe juridische structuren van zorgaanbieders uitgevoerd en op 18 januari dit jaar gepubliceerd (zie nza.nl). Hierin identificeert de NZa bedrijfsstructuren die kunnen bijdragen aan het weglekken van zorggelden. Met complexe juridische zorgstructuren gaat de NZa uit van een ondernemingsstructuur die uit een (groot) aantal rechtspersonen bestaat die ogenschijnlijk niet aan elkaar zijn gelieerd, maar wel (in)direct met elkaar zijn verbonden. Uit het onderzoek kwamen vier juridische structuren in de zorg naar voren die mogelijk risicovol zijn: de structuur met de grootaandeelhouder op afstand, de aandeelhouderspoule, de Stichting Administratiekantoor (STAK) en het franchisemodel. De NZa heeft aangegeven deze structuren in de zorg extra in de gaten te gaan houden. Met een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) wil de regering het zicht op fusies verder versterken. Dit wetsvoorstel is echter controversieel verklaard.

Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij stichting VvAA Rechtsbijstand

Delen