O ja, de patiënt

De voor de hand liggende reactie op de stelling dat betrokkenheid van de patiënt de kans van slagen van eHealth vergroot is een ironisch ‘Goh, je verwacht het niet’. Toch is die betrokkenheid precies wat we níet zagen tijdens de eerste golf van ontwikkeling van eHealth toepassingen voor de zorg in 2012/2013. Jaco van Duivenboden van Nictiz verwoordt in de Volkskrant helder wat toen gebeurde: veel aandacht, veel ontwikkeling, hoge verwachtingen, weinig blijvend resultaat. Geweldig dat wereldwijd inmiddels 259.000 medische apps ontwikkeld zijn. Maar als je ruim zeven eeuwen nodig hebt om die allemaal één dag uit te proberen, snap ik dat mensen denken: ‘Laat maar zitten, ik ga wel gewoon naar de dokter’.

‘Laat maar zitten, ik ga wel gewoon naar de dokter’

Zo gek is die voor de hand liggende conclusie dus nog niet dat de kans van slagen van eHealth vergroot wordt als de patiënt betrokken wordt bij de ontwikkeling en implementatie ervan. Als dit gebeurt is het gevolg hopelijk dat niet langer wordt uitgegaan van wat technisch mogelijk is, maar van waaraan de gebruiker behoefte heeft. Volgens Van Duivenboden is dat het uitgangspunt van de tweede golf van app-ontwikkeling, waar we nu in zitten. Het is dat daarin al mooie voorbeelden te zien zijn van apps die echt toegevoegde waarde hebben, maar anders zou je bijna zeggen: gooi al die eerder ontwikkelde apps uit het raam, ga met potentiële gebruikers aan tafel zitten en begin helemaal opnieuw. Dit vergroot aanzienlijk de kans dat patiënten nu eindelijk massaal wél gaan inzien dat medische apps op verschillende niveaus voordelen kunnen hebben. Niet alleen om de patiënt bij preventie en ziekte meer eigen regie te geven, maar ook om een besparing op de zorgkosten te realiseren. Iedereen klaagt over de zorgpremie, maar we kunnen de hoogte daarvan zelf beïnvloeden.

Delen