Ode aan de Peugeot

Met nog twee weken tot vertrek komen we bij de absolute climax van een proces dat al maanden bezig is: gaandeweg wordt ons Nederlandse bestaan tot nul gereduceerd. En ik heb al eerder door laten schemeren niet geheel onbekend te zijn to-do-lijstjes, maar dit is er eentje voor gevorderden.

We hebben geen baan meer, ons huis is al maanden geleden verkocht. En waar dit zonder enige context als een waar drama klinkt, is de werkelijkheid juist veelbelovend. Het afgelopen half jaar hebben we afscheid genomen van steeds meer (im)materiële zaken. Eerst ging het huis in de verkoop, niet veel later volgde de vouwwagen. Er verdween een box, een kinderwagen, een tuintafel, enzovoorts. Het ging maar door, Marktplaats werd onze voornaamste inkomstenbron. En nu we inmiddels al maanden zonder al deze spullen leven, vragen we ons af waarom we ze ooit zo nodig gevonden hebben.

Alleen die Peugeot hebben we nog, ónze Peugeot hebben we nog. Een heuse Peugeot 306sw uit 2001 en ‘sw’ staat voor, jawel, stationwagen. We hebben de auto jaren geleden gekocht toen er in te korte tijd een paar kinderen en een hond ten tonele verschenen en we meenden dat daar ook meerdere auto’s voor nodig waren. Gekocht bij de dealer, van een oud vrouwtje geweest, altijd goed onderhouden, weinig kilometers, binnen gestaan. Kortom: een waar pareltje.

‘Marktplaats werd onze voornaamste inkomstenbron’

Maar oef wat is die auto lelijk…! Die klassieke Peugeot-neus, dat gaat nog wel, maar het hele sw-gedeelte is een waar gedrocht. Alsof er een grote tumor uit de originele kofferbak ruimte van de 306 is gegroeid en de enige manier om dit te stoppen was om er 2 joekels van achterlichten op te plakken. Het resultaat: van voren een inmiddels klassieke look, van achteren het aangezicht van een goedlachse walvishaai. Maar ja, hoeveel esthetiek mag je verwachten voor € 1.500,- ?

Aanvankelijk voelde we enige schroom. Er is me tegen een buurman weleens ontglipt dat het een ‘leenauto’ was, want wie zou er nou zo een auto kopen? Ook vanuit professioneel oogpunt had ik twijfels; ik meende altijd een zeker ongeloof te zien in de ogen van de zieke patiënten waar ik op visite kwam. Maar naarmate de tijd verstreek, durfde ik steeds dichter bij huis te parkeren, tot het moment kwam dat onze toonbare auto – een BMW 3-serie – er de brui aan gaf en we geen keus meer hadden. Eigenlijk had deze BMW ons al zo veel sores bezorgd en geld gekost, dat de frustratie hierover ons in de richting van de goedkope occasions had geduwd, want daar was immers niet zo veel aan te verliezen. En zo werd de Peugeot 306sw ‘onze auto’.

Het eerste jaar waren we ons voorzichtig bewust van haar mogelijke beperkingen. Dus werd er geen grote afstanden in gereden en hielden we het bij minimale bagage. Maar gaandeweg groeide het vertrouwen. Vrienden mochten instappen als er gebobt moest worden. Familiebezoek in Brabant durfden we aan. Rijden in de Tiefschnee op onze zomerbandjes, geen probleem! Zelfs de patiënt met zijn ongelukje heb ik (zittend op 3 onderleggers) naar huis gebracht.

Natuurlijk ontstonden er gebreken. De achterruitwisser heeft het überhaupt nooit gedaan, dus daarover geen teleurstelling. Het raammechaniek van de bestuurdersportier sneuvelde ook, maar het wende snel om voortaan het portier te openen bij de McDonalds in plaats van het raam. De ruitverwarming, ja dat was wel een puntje, maar zo streng zijn onze winters niet en krabben vanuit het comfort van je stoel had ook wel wat. Het enige wat echt hinderlijk werd, en daarmee ook niet bijdroeg aan de rust, was het gegeven dat de ruitenwisser alleen in haar snelste stand functioneerde. Wat maakte dat bij de geringste miezer er een zenuwachtige sfeer in de auto ontstond.

‘Het was een ware bevrijding om jezelf geen illusies meer te hoeven maken’

Maar de Peugeot bleef rijden. Slechts een jaarlijks onderhoudsbeurtje van nog geen € 75,- was alles wat ervoor nodig was. Nog geen één keer heb ik zelf de motorkap hoeven te openen. En met dit vertrouwen groeide er ook een zekere trots. Want waar we letterlijk en figuurlijk werden ingehaald door Tesla’s en andersoortige dure gezinsauto’s, reden wij fier 95 km per uur met onze aftandse station. Niet meer omkijkend of men wel zag dat wij óok in een mooie auto rijden, maar kalmpjes tussen de andere oudjes en het vrachtverkeer op de rechterbaan. Het was een ware bevrijding om jezelf geen illusies meer te hoeven maken. Elke vergelijking op basis van looks en prestaties was op voorhand verloren en dus verviel de noodzaak tot vergelijken, maar kwam er ruimte voor rust en tevredenheid. Het rijden in deze Peugeot werd tekenend voor wat we werkelijk belangrijk vinden.

Maar nu, de laatste onafgevinkte stip op onze to-do-lijst. Het moment is daar. Je moet geen oude bomen willen verplaatsen, en je moet al helemaal niets naar Noorwegen willen verplaatsen met zijn bizarre invoertarieven. Dus moet de Peugeot in de verkoop en nu en staan we voor de onmogelijke opgave om een vraagprijs te formuleren voor de Marktplaats-advertentie. Want hoe leg je aan een willekeurige opkoper uit dat dit de meest betrouwbare auto op de Nederlandse wegen is? Hoe leg je uit dat je snapt dat ze maar €125,- bieden, maar dat we daar simpelweg niet mee akkoord kunnen gaan? Hoe leg je uit dat het rijden in deze, maar misschien wel elke oude auto een haast levensbeschouwende werking op je heeft?

Delen