One Health in het onderwijs

Q-koorts, aviaire influenza, ebola. Door recente uitbraken van zoönosen wordt de One Health-gedachte in toenemende mate gehoord. Bij een pilot co-schap One Health van de Radboud Universiteit bleken co-assistenten geneeskunde en diergeneeskunde vreemden voor elkaar. Dat roept een vraag op: doet het onderwijs wel genoeg om humane en veterinaire artsen in spe bij elkaar te brengen? 

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Het Wonderlab

Ludo Hellebrekers, One Health-ambassadeur van de KNMvD en tot vorig jaar voorzitter van de beroepsorganisatie voor dierenartsen, ziet een kleine groeiende kern de One Health-benadering promoten in het werkveld. “Met name bij reeds praktiserende artsen vindt de boodschap in toenemende mate gehoor”, zegt hij. “Humane en veterinaire artsen gaan bij elkaar zitten en laten zich bijscholen. We hebben de laatste jaren echt stappen voorwaarts gemaakt. Dat bleek eind 2011 toen het Schmallenbergvirus, aanvankelijk een mogelijk zoönotisch virus, werd gevonden bij schapen, geiten en runderen. Draaiboeken werden tevoorschijn gehaald, waardoor heel snel de risico’s voor de mens in kaart konden worden gebracht.”

One Health symposia

  • Van 15 t/m 18 maart vindt het 3de International One Health Congress plaats in Amsterdam. Gedurende deze dagen komen onder meer opkomende ziekten in de veranderende wereld en de interventiemogelijkheden aan bod.
  • Van 9 t/m 11 april volgt in de Rai een symposium over One Health tijdens de Voorjaarsdagen 2015.

Volgens Marjolein van de Pol, huisartsdocent aan de Radboud Universiteit, valt er vooral in het onderwijs nog wel wat te winnen als het gaat om One Health. “De studies geneeskunde en diergeneeskunde werken nog weinig tot niet samen.” Daarom nam Van de Pol vorig jaar, samen met dierenarts Manon Houben en collega-docent Alfons Olde Loohuis – die in het verleden Q-koorts op de politieke agenda zette – het initiatief om een pilot co-schap One Health op te zetten.

Lees verder (pdf).

02-2015p016-017

Delen