‘Ook wij willen zinnige zuinige zorg’

Wederhoor vanuit de farmaceutische sector

121610-01

Enorme winsten, ondoorzichtige prijsopbouw, kunstmatige octrooiverlengingen, sponsorgeld voor artsen. De farmaceutische sector ligt onder vuur. Ook in Arts en Auto uitten zorgprofessionals het afgelopen jaar zware kritiek. Tijd voor wederhoor.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Shutterstock

Er komen heel goede geneesmiddelen op de markt. Die willen we graag geven, maar ze zijn veel te duur. Wie investeert en risico neemt, mag winst maken. Maar farmaceuten maken woekerwinsten.” Dat zei scheidend AMC-baas Marcel Levi in november in Arts en Auto. Farmaceutisch geneeskundige Henk Jan Out heeft begrip voor Levi’s zorgen, maar is het niet met hem eens. “Het budget mag in ziekenhuizen met slechts 1 procent per jaar stijgen, maar om dat te vertalen naar farmabashing is niet fair. Sowieso kun je farmaceuten niet over één kam scheren. Er zijn bedrijven, zoals Gilead met zijn hepatitismedicijn, die 70 procent winst maken. Dat zijn woekerwinsten. Maar er zijn er ook die verlies draaien of over de kop gaan.”

Vreselijke dingen

Out, tot vorig jaar bijzonder hoogleraar farmaceutische geneeskunde aan het Radboudumc, bracht onlangs het boek Leve het Geneesmiddel! uit. “In de media en in boeken worden vreselijke dingen geroepen. ‘De farma heeft meer doden op haar geweten dan de maffia’, schrijft de Deense hoogleraar geneeskunde Peter Gøtzsche. Schandelijk! Kijk eens hoeveel miljoenen mensen hun gezondheid of leven aan de farmaceutische industrie te danken hebben. Ik heb twintig jaar in deze business gewerkt [voor Organon en MSD, red.] en was enorm onder de indruk van de kwaliteit en zorgvuldigheid. Ik hoor en lees zo veel onwaarheden, daarom wilde ik een tegengeluid laten horen.” Out is van mening dat farmaceutische bedrijven dat zelf ook meer moeten doen. “Ze zijn stil over prijzen. Ze moeten meer uitleggen en actiever deelnemen aan het debat.”

Henk Jan Out (farmaceutisch geneeskundige): ‘Ik hoor en lees zo veel onwaarheden, daarom wilde ik een tegengeluid laten horen’

Eelko den Breejen van farmaceutisch bedrijf Roche vindt dat Out daar een punt heeft. “Farmabreed zouden we dat meer mogen doen. Als Roche treden we al steeds vaker naar buiten.” Den Breejen, Governmental Affairs & Access Manager bij Roche, geeft aan ‘de reuring over prijzen’ wel te begrijpen. “We verdienen veel geld, maar het belangrijkste is wat we ermee doen. We geven heel veel uit aan de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.”

In 2015 besteedde Roche, wereldleider in kankermedicijnen, 8,49 miljard aan Research & Development. Het bedrijf boekte dat jaar een nettowinst van 8,5 miljard. Waarom is dat geen woekerwinst? Den Breejen: “Wij richten ons alleen op doorbraakgeneesmiddelen voor patiënten bij wie het lijden zeer groot is. Dat betekent een hoog risicoprofiel. De kans op failure is enorm. Van de 10.000 moleculen haalt maar één de eindstreep als geneesmiddel. Terwijl in sommige wel tien jaar lang is geïnvesteerd. En als een geneesmiddel bewezen effectief en veilig is, kan de overheid nog zeggen: we vergoeden het niet. Bij zo’n groot risico hebben investeerders een hoge rendementseis.”

Eelko den Breejen (Roche): ‘We verdienen veel geld, maar het belangrijkste is wat we ermee doen’

Jurgen Huismans, Associate Director Market Access bij MSD, het grootste bedrijf voor innovatieve geneesmiddelen in Nederland, onderstreept dat. “Hoge opbrengsten zijn nodig om de miljardeninvesteringen in geneesmiddelen die het niet redden te compenseren, om private investeerders te trekken en om nieuwe geneesmiddelen te kunnen blijven ontwikkelen.” Huismans wijst erop dat men niet alleen moet kijken naar de kosten van medicijnen, maar ook naar kosten die door medicijnen bespaard worden. “Denk aan al die patiënten die door geneesmiddelen niet meer in het ziekenhuis komen. En aan patiënten die hun economische waarde behouden. Wie vroeger reuma had, was vrij snel arbeidsongeschikt. Nu kunnen veel reumapatiënten blijven werken. Als je een ziekenhuis bestuurt, zie je die baten niet direct terug, maar ze zijn er wel.”

Geen algoritme

Waar veel kritiek op is, ook door VWS-minister Edith Schippers, is de prijsopbouw van medicijnen. Die zou niet transparant zijn. “In de jaarverslagen van al die beursgenoteerde farmaceutische bedrijven is te zien wat ze uitgeven”, zegt Out. “Er is dus wel transparantie. Er bestaat in deze branche alleen geen algoritme dat iets X kost en dat Y de prijs is. Stel dat alle klinische onderzoeken voor één geneesmiddel 500 miljoen euro bedragen. Hoeveel mag je daar dan voor vragen? Wat doen we met al die stoffen waar miljarden in zijn geïnvesteerd en die het niet hebben gered? En wat is gezondheidswinst waard? Wat als iemand door dat middel een maand langer leeft? Of twintig jaar langer kan blijven werken? Het is enorm complex.”

121610-02De prijsdiscussie laait de laatste jaren op omdat er meer geneesmiddelen voor kleine groepen patiënten worden ontwikkeld, stelt Huismans van MSD. “Eerder konden we met zogenaamde blockbuster geneesmiddelen, zoals de eerste cholesterolverlagers, een hele populatie bedienen. Dan zijn de kosten per patiënt relatief laag. Nu ontwikkelen we steeds vaker voor een smalle populatie. Dat maakt het geneesmiddel per patiënt potentieel duurder.”

Jurgen Huismans (MSD): ‘Als je aan het octrooistelsel gaat tornen, dan torn je aan de innovatiekracht’

De vraag is: hoe kunnen die geneesmiddelen betaalbaarder worden? De octrooiperiode – de jaren dat een farmaceut het monopolie heeft  – verkorten wellicht. Als die periode voorbij is, mogen andere farmaceuten het middel immers namaken, waardoor de prijs doorgaans met 90 procent daalt. Volgens Huismans is dat absoluut geen optie. “Als je daaraan gaat tornen, dan torn je aan de innovatiekracht. Een bepaalde duur van exclusiviteit is nodig. Anders nemen investeerders het risico niet, dan beleggen ze in andere sectoren. Bovendien motiveert het octrooistelsel om te innoveren, om door te zetten, om als eerste een middel op de markt te brengen.”

Winst in doelmatigheid

Eerder dit jaar stelde Schippers dat misbruik wordt gemaakt van het octrooistelsel. “Het gebeurt vaak dat een fabrikant met een kleine wijziging in een bestaand product weer voor vele jaren het alleenrecht heeft”, zei de minister. Volgens Out ligt dat genuanceerder. “Neem een middel dat oorspronkelijk voor leukemiepatiënten is ontwikkeld, maar waar ook MS-patiënten baat bij hebben. Om dat te bewijzen, moeten alle klinische studies opnieuw. Even een indicatie erbij of een molecuultje veranderen; zo werkt het niet. Een ‘kleine wijziging’ kost veel tijd en geld.”

Zowel volgens Out als Den Breejen als Huismans is in de zoektocht naar het betaalbaarder maken van geneesmiddelen vooral ‘winst’ te behalen in doelmatigheid. “We moeten verspilling tegengaan”, zegt Huismans. “Niet met een kanon op een mug schieten. Doel is het juiste geneesmiddel op het juiste moment bij de juiste patiënt. De ene patiënt heeft een nieuw, innovatief middel nodig. Bij een andere volstaat mogelijk een middel dat al langer op de markt is en een ander prijskaartje heeft. Een arts maakt die afweging bij de start van een behandeling. Maar net zo belangrijk is het wanneer iemand zijn medicatie kan minderen of ermee kan stoppen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de arts, in overleg met de patiënt; wij proberen zo veel mogelijk informatie aan te leveren om in die keuzes te ondersteunen.”

Niet goed, geld terug

In het kader van doelmatigheid heeft de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen het principe van pay for performance in Nederland geïntroduceerd. Oftewel: niet goed, geld terug. Roche hanteert deze regeling bij een middel tegen uitgezaaide borstkanker. Den Breejen: “Als de oncoloog na drie keer oordeelt dat het resultaat onvoldoende is, dan betalen wij het middel.” MSD geeft aan ‘no cure no pay’ te hanteren bij een geneesmiddel tegen bepaalde chronische ontstekingsziekten. “Het principe is niet in alle situaties toepasbaar”, legt Huismans uit. “We moeten de performance kunnen aantonen en het gebruik kunnen monitoren. Als dat mogelijk is, staan we er ook bij andere middelen voor open.”

Jacqueline Sosef (Roche): ‘Het doel is goede, slimme en zuinige zorg. Want dat is ook wat wij willen’

Beide bedrijven erkennen dat ze een verantwoordelijkheid hebben als het gaat om het verbeteren én betaalbaar houden van de zorg. “Die verantwoordelijkheid nemen we ook”, zegt Den Breejen, die wijst op de pay for performance-regeling, op combinatiekortingen die Roche biedt als meerdere geneesmiddelen tegelijk worden gebruikt bij een behandeling en op partnerships met ziekenhuizen. “Dit zijn samenwerkingen zonder commercieel doel”, zegt Jacqueline Sosef, bij Roche verantwoordelijk voor die partnerships. “Dat leggen we ook vast in contracten. Het doel is goede, slimme en zuinige zorg. Want dat is ook wat wij willen.” Zo werkt Roche bijvoorbeeld met het Haga Ziekenhuis aan het verbeteren van de zorg voor ouderen met kanker. Sosef: “Co-morbiditeit bij oudere patiënten kan van invloed zijn op de uitkomst van een behandeling. In deze samenwerking gaan we na wat de beste behandeling is voor deze patiënten. De uitkomst kan ook zijn dat we een patiënt juist niet meer behandelen.”

MSD zoekt ook ‘de dialoog met het veld’. “We denken mee over het tegengaan van verspilling en het bevorderen van therapietrouw”, zegt Huismans. “Patiënten met colitis ulcerosa komen bijvoorbeeld vaak in het ziekenhuis voor relatief dure diagnostiek. Wij kijken met laboratoria en artsen naar een mogelijkheid om mensen zelf belangrijke waarden te laten meten. Zo kunnen ze thuis een vinger aan de pols houden. Artsen zien bovendien de informatie op hun scherm. Daardoor kunnen zij vroeg ingrijpen in plaats van reageren op symptomen.”

Verplicht transparant

De samenwerking tussen farmaceuten en zorgprofessionals kwam dit jaar ook negatief in het nieuws. De Volkskrant publiceerde in september over ‘het sponsoren van medisch specialisten’. Hoogleraar Joost Drenth zei in het bewuste artikel dat er maar één reden is dat farmaceuten hem betalen voor zijn deskundigheid. “Om me te beïnvloeden natuurlijk. Ik weet zeker dat het zo werkt, het is onzin als artsen dat ontkennen.” Henk Jan Out vindt het logisch dat farmaceuten gebruikmaken van de klinische expertise van artsen. “Ik geloof dat artsen zich niet zomaar iets op de mouw laten spelden. Er zullen uitzonderingen zijn, maar die zijn er aan de onafhankelijke kant evengoed.”

Huismans noemt het cruciaal om samen te werken. “Wij hebben geen contact met de patiënt. Als een middel in gebruik is, geven zorgprofessionals ons feedback, waardoor wij de toepassing van een middel kunnen verbeteren.” Hij haalt een biologisch geneesmiddel tegen reuma aan. “Dat middel moet koel blijven. Als het bevriest of te warm wordt, gaat de werking mogelijk verloren. Vanuit het veld kregen we terug dat patiënten dit soort middelen niet op de juiste temperatuur bewaren. Onderzoek bevestigde dat. Nu leveren we een slim koelkastje mee, met een sensor die registreert op welke temperatuur het middel is geweest en op welk moment het wordt gebruikt.”

Sosef wijst op de gedragsregels die de Code Geneesmiddelenreclame (CGR) stelt voor reclame voor geneesmiddelen en samenwerking tussen farmaceuten en zorgaanbieders. “Per discipline is een uurtarief vastgesteld dat als een redelijke vergoeding wordt beschouwd voor geleverde diensten. Beloningen mogen absoluut niet tot promotie leiden. Sinds vier jaar is er bovendien het Transparantieregister, waarin alle vergoedingen aan artsen zijn vastgelegd.”

De farmaceutische sector is niet alleen in dat opzicht, maar in meerdere opzichten verplicht transparanter geworden de afgelopen jaren. De kritiek van forensisch expert Selma Eikelenboom begin dit jaar in Arts en Auto over het niet openbaar maken van onderzoeksresultaten is volgens Out gedateerd. “In de jaren negentig zijn er dingen misgegaan. Zeker bij antidepressiva. Daar is gemanipuleerd, met alle gevolgen van dien. Maar dat is anno 2016 absoluut niet meer aan de orde.” Sosef: “Alles wat we doen, doen we volgens stringente richtlijnen en alle resultaten zijn in een database openbaar. Ik denk dat we elkaar niet moeten aanvallen. We moeten met elkaar in gesprek. Zodat we geneesmiddelen slimmer kunnen inzetten voor een prijs die ze waard zijn.”

Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen: ‘R&D-klimaat in Nederland versterken’

De branchevereniging van farmaceutische bedrijven in Nederland heeft sinds september een nieuwe naam. Nefarma is de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen geworden. “Die naam benadrukt wie we zijn, wat we doen en welke rol we willen spelen in de zorg”, zegt directeur Gerard Schouw. “Een rol gericht op samenwerking.”

Voormalig D66-Kamerlid Schouw staat sinds augustus 2015 aan het roer bij de vereniging. “Onze kerntaak is patiënten beter maken. Ik denk dat we dat nog beter kunnen doen als we structureel aan tafel zitten met het ministerie, ziekenhuizen, patiëntenverenigingen, zorgverzekeraars en andere stakeholders.” Schouw hoopt dan ook dat hij volgend jaar bij de besprekingen over een nieuw bestuurlijk akkoord mag aansluiten. Bij het vorige hoofdlijnenakkoord zat de vereniging niet aan tafel. “Het is vervelend als ze over je pratenmaar niet mét je praten. Bovendien hebben we gedeelde belangen.”

Onze kerntaak is patiënten beter maken

Nieuwe geneesmiddelen zo snel mogelijk toegankelijk maken voor de patiënt, dat is wat minister Schippers beoogt met haar geneesmiddelenvisie. Datzelfde noemt Schouw zijn ‘hoofddoel’. Om dat te bereiken, wil hij af van ‘onnodige regelgeving’ en wil hij het R&D-klimaat in Nederland versterken. “Veel farmaceutische bedrijven hebben uitvinderscentra in andere landen ondergebracht. Ik kijk met enige jaloezie naar bijvoorbeeld België, waar minister De Block echt acquireert. Meer R&D in ons land zou goed zijn voor de BV Nederland. Maar bovenal helpt het nieuwe middelen sneller beschikbaar te krijgen voor de Nederlandse patiënt.”

Onder Europees gemiddelde

Schouw zegt niet doof te zijn voor de prijsdiscussie. “We komen met oplossingen, zoals prijsvolumeafspraken en het pay for benefit-principe. Maar waar ik me aan stoor, is dat de discussie vaak niet op basis van feiten wordt gevoerd. In Nederland zitten we onder het Europese gemiddelde als het gaat om de uitgave aan geneesmiddelen. De dure middelen, waar zo veel om te doen is, beslaan maar 5 procent van die totale uitgave. Kijken we naar die 5 procent, dan gaat het vooral om innovatieve, oncologische geneesmiddelen. Volgens mij moeten we zeer gelukkig zijn dat die fantastische middelen er zijn.”

Die middelen kunnen volgens Schouw alleen door commerciële bedrijven worden ontwikkeld. “Sommigen zeggen: laat de overheid het doen. Nou, ik zie minister Schippers al in de Tweede Kamer uitleggen: ‘Het geneesmiddel waar we 2 miljard in hebben geïnvesteerd, is niet door de keuring gekomen. Geef me 1,5 miljard, dan proberen we het nog een keer’.”

 

Delen