‘Op zoek naar de mediaan’

Ionica Smeets: “Ik hoop mensen bewust te maken van wat getallen betekenen”

Ze werd bekend als wiskundemeisje, maar als hoogleraar  wetenschapscommunicatie houdt Ionica Smeets zich nu met veel meer bezig dan met breuken, wortels en percentages. Al blijven getallen een grote rol spelen. In haar Volkskrant-columns, haar lezingen én haar onderzoeken.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp

Een handje nootjes per dag verkleint de kans op kanker. En wie een creatief beroep uitoefent, heeft minder kans op Parkinson. Het zijn correlaties die als causaal verband worden gebracht. In nieuwsberichten, maar óók in persberichten die universiteiten en umc’s uitsturen. Die conclusie trekt Ionica Smeets (40) in haar onderzoek naar overdrijving van medisch nieuws. Over de kwalijke gevolgen daarvan zegt ze: “Het kan patiënten valse hoop geven, de arts-patiëntrelatie bemoeilijken én zelfs levens kosten.”

Dat laatste lijkt wellicht wat overdreven, maar Smeets doelt daarmee op een televisie-uitzending in Australië, waarin werd gewaarschuwd dat een medicijn dat botbreuken voorkomt, kankerverwekkend zou zijn. “Het was geen fake news, maar wel sterk overdreven. Mensen stopten na die uitzending massaal met dat middel, met een paar duizend botbreuken en veertien doden door complicaties tot gevolg.”

Aan haar eigen keukentafel in Leiden, met een grote kop thee voor zich en uitzicht op het groen in de achtertuin, vertelt Smeets over haar onderzoek dat reeds in het NTvG is gepubliceerd. “Onderzoekers en voorlichters wijzen vaak naar journalisten, die berichten zouden hypen. Maar dat is te makkelijk. Overdrijving in gezondheids­­­nieuws gaat gepaard met overdrijving in het oorspronkelijke persbericht.” Voor de exacte cijfers klapt ze haar laptop even open. “Een op de vijf academische persberichten stelt oorzaak-en-gevolgrelaties sterker voor dan de onderzoekers dat zelf doen. Als het persbericht niet overdrijft, is slechts 6 procent van de nieuwsberichten overdreven.”

Of onderzoekers en/of voorlichters bevindingen opkloppen voor publiciteit, durft Smeets niet te zeggen. “Ik denk dat het soms ook knulligheid is; dat het erin sluipt als men iets kort wil opschrijven. Het is overigens ook niet per se zo dat over onderzoeken met een overdreven persbericht een groter aantal nieuwsberichten verschijnt.”

Gevraagd naar hoe overdrijving in persberichten te voorkomen, zegt ze: “Er zijn landen waar ze checklists hebben waaraan academische persberichten moeten voldoen. Dat zou een goede zijn. En ik vind dat je als onderzoeker ook je verantwoordelijkheid moet nemen. Je moet het zelf checken voordat een bericht de deur uitgaat.” 

Volgestapeld met werk 

Dat doet Smeets zelf ook. Sinds augustus heeft ze een vaste aanstelling als hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de Universiteit Leiden. Officieel voor vier dagen in de week, al blijft het daar doorgaans niet bij. “Dat promovendi en universitair docenten worden volgestapeld met werk en 50-60 uur per week moeten werken, vind ik echt niet oké. Voor mezelf is dat anders: als hoogleraar kies je daarvoor.”

Naast haar werk voor de universiteit geeft Smeets lezingen, schrijft ze sinds 2009 wekelijks een column voor de Volkskrant en heeft ze inmiddels een handvol boeken uitgebracht. 

Een bevriende huisarts uitte laatst zijn zorgen en vroeg haar of ze niet te veel hooi op haar vork neemt. De hoogleraar vindt van niet. “Ik heb niet zo veel hobby’s. Veel dingen die ik leuk vind, zijn veranderd in werk. Ik heb vroeger een kleinkunstcursus gedaan; ik sta graag op een podium om een verhaal te vertellen. Schrijven vind ik geweldig; als kind schreef ik al boekjes. En lesgeven – elk jaar een lading enthousiaste studenten – en onderzoek doen, waarbij ik óók nog eens zelf kan bepalen wát ik onderzoek én met wie ik samenwerk, vind ik ook fantastisch.”

‘Ik heb niet zo veel hobby’s. Veel dingen die ik leuk vind, zijn veranderd in werk’

Al kent het hoogleraarschap ook minder leuke kanten. “Ik was journalistieke snelheid gewend. Nu zitten dingen twee of drie jaar in de pijplijn voordat je een stap verder komt. Moet je leuren met je onderzoek om het gepubliceerd te krijgen. En dan heb je nog te maken met de grote organisatie, de bureaucratie, de ‘computer says no’-achtige systemen.” Een zucht, een overdenking en dan: “De leuke dingen zijn zó leuk. Het is de enige baan in loondienst waarvan ik me kan voorstellen dat ik het tot mijn pensioen blijf doen. Of dat gaat lukken, hangt ervan af of ik de niet-leuke dingen kan blijven handelen.”

Uit de hand gelopen

Voor wie Smeets kent als ‘die vrouw van de getallen’, is het misschien verrassend dat ze hoogleraar in de wetenschapscommunicatie is geworden. “Op de middelbare school vond ik wiskunde eigenlijk helemaal niet zo leuk”, vertelt ze. “Nederlands was mijn favoriete vak. Maar goed zijn in wiskunde is schaarser, dus daarom heb ik destijds daarvoor gekozen.”

Tijdens haar promotieonderzoek valt het Smeets en collega-wiskundige Jeanine Daems op dat er zo weinig toegankelijke informatie is voor wie weinig van wiskunde weet. “Blogs waren óf op kinderen óf op diehard-wiskundigen gericht. Wij dachten: laten we iets ertussenin maken. Dat is een beetje uit de hand gelopen.” 

Noem het maar een beetje. In 2006 ziet hun weblog Wiskundemeisjes het levenslicht. Een jaar later winnen ze twee Dutch Bloggies. In 2010 rondt Smeets haar proefschrift af, waarna ze besluit niet in de wiskunde, maar als wetenschapsjournalist verder te gaan. In die rol schuift ze geregeld aan bij De Wereld Draait Door en presenteert ze programma’s als De Rekenkamer en Eureka. In 2014 is ze te gast in Zomergasten en doet ze mee aan De Slimste Mens. Maar inmiddels is Smeets erachter dat bekend zijn niet zo haar ding is. “Vooral die piekbekendheid, dat je de dagen na De Slimste Mens of DWDD continu wordt aangesproken, vind ik heftig.” 

Tegenwoordig wijst ze de meeste tv-verzoeken af. “Voor Jouw Vrouw, Mijn Vrouw VIPS heb ik vriendelijk bedankt”, zegt ze, met een lach. En de talkshow die haar benadert voor een item over moeders met een carrière, krijgt ook nul op het rekest. “Dat dit überhaupt een item is”, klinkt het, voor Smeets’ doen, best fel. “Ik ging laatst met een groep onderzoekers voor een conferentie naar Amerika, waarbij een man mij hogelijk verbaasd vroeg: goh, hoe doe je dat met de kinderen? Dan denk ik: gast, jij hebt toch ook kinderen?” 

Terug naar tv. Zelf programma’s maken staat voor Smeets momenteel ook op een laag pitje. Bewust. “Laatst was ik nog eens een dag aan het filmen. Dan word je met alle egards behandeld. Iedereen regelt alles voor je. Zeg ik ’s avonds thuis tegen Han (haar man, red.): ‘Ik lust wel een glas water.’ Hij kijkt me aan: ‘Daar is de keuken.’ Roem is gevaarlijk voor je persoonlijkheid.”

Bèta’s onderwijzen 

Nee, laat Smeets maar lesgeven op de universiteit: echte bèta’s onderwijzen in haar vakgebied. “Voor studenten biomedische of bio-farmaceutische wetenschappen die gewend zijn om kwantitatief onderzoek in een lab te doen, is het soms wel een shock als ze mensen moeten gaan interviewen.” Het roept de vraag op wat deze bèta’s aan een master wetenschapscommunicatie hebben als ze later in een laboratorium staan. “Ook als je verdergaat als onderzoeker, is het een pre als je je resultaten kunt communiceren.”

Maar kijken we naar de medische wereld, dan is het overbrengen van wetenschappelijke informatie natuurlijk vooral van belang voor wie patiëntcontact heeft. Anno 2020 is daar meer aandacht voor dan ooit in medische opleidingen. Voor patiënten zijn er toegankelijke flyers en filmpjes én ze mogen gesprekken met hun behandelaren opnemen. “Het gaat veel beter dan twintig jaar geleden”, erkent Smeets. “Maar als ik een lezing voor een groep artsen geef, is er altijd wel eentje die zegt: ‘Wil je een arts die je goed behandelt of een arts die het goed uitlegt?’ Volgens mij is dat een vals dilemma.”

“Ook als je verdergaat als onderzoeker, is het een pre als je je resultaten kunt communiceren.”

Dat het gros van de (para)medici dit met haar eens zal zijn, gelooft Smeets wel. Maar of het hen lúkt om medische informatie op alle patiënten goed over te brengen, betwijfelt ze. “Laaggeletterdheid komt veel voor en het gaat snel mis, zonder dat je daar erg in hebt.”

Ze wijst op een studie waarbij onderzoekers gesprekken tussen artsen en laaggeletterde diabetespatiënten hebben opgenomen. “Ondanks dat deze artsen zich er bewust van waren, gebruikten ze best veel jargon. En dat gaat verder dan Latijnse benamingen. Als de arts zei: ‘Uw gewicht is stabiel’, dan zagen sommige patiënten dat als iets positiefs, terwijl het ook kon betekenen dat hun gewicht stabiel te hoog was. Maar erger nog: patiënten werden later opgebeld en gevraagd wat de arts nou had bedoeld. De meesten hadden geen idee en durfden dat in het gesprek niet te zeggen. Ik maak me geen illusies over de tijd die artsen hebben, maar als het even kan, is het goed om een patiënt te vragen de belangrijkste dingen samen te vatten.”

Kanswoorden interpreteren 

Een woord als ‘stabiel’ is dus voor meerdere interpretaties vatbaar, en dat geldt ook voor veelgebruikte kanswoorden. Dat blijkt uit een onderzoek dat Smeets recent met twee statistici heeft uitgevoerd. “Als de kans 87 procent is dat iets aanslaat, geven we zo’n resultaat vaak in woorden weer. Logisch ook, want bij zo’n percentage heb je te maken met onzekerheidsintervallen en andere haken en ogen. Maar het is goed om te beseffen dat er ontzettend veel variatie zit in hoe mensen kanswoorden interpreteren. Bij een woord als ‘zeker’ valt het mee, maar bij woorden als ‘mogelijk’, ‘misschien’, ‘vaak’ en ‘waarschijnlijk’ verschilt de interpretatie enorm. Dus als mensen moeten beslissen, is het goed om tóch de percentages te noemen.”

Zo spelen getallen in dit onderzoek een prominente rol, zoals ze dat altijd doen in Smeets’ lezingen en in haar Volkskrant-columns – recent gebundeld in het boek Superlogisch – die ze elke week ophangt aan een getal. 

‘Wil je een arts die je goed behandelt of een arts die het goed uitlegt? Volgens mij is dat een vals dilemma’

“Er wordt veel met getallen gesmeten. In de politiek, in de wetenschap, in de media. Ik hoop mensen bewust te maken van wat deze getallen betekenen. Zodat ze niet in de stress schieten als ze in een glossy lezen: ‘Bij stress tijdens de zwangerschap is de kans twee keer zo groot dat je kind met een bepaalde afwijking wordt geboren.’ Maar dat je kijkt: was die kans al 30 procent of was die kans slechts één op een miljoen?” 

Die bewustwording geldt niet alleen voor het algemene publiek. “Het wordt godzijdank steeds minder, maar als je ziet in hoeveel wetenschappelijke onderzoeken alleen over gemiddelden wordt gerept, is dat schrikbarend. Als ik hoor dat Amerikaanse gezinnen gemiddeld ongeveer 100.000 dollar hebben gespaard voor hun pensioen, dan maak ik me zorgen. Niet over die 100.000 dollar, al is dat misschien ook niet genoeg, maar om het woord ‘gemiddeld’. En wat blijkt als je in die cijfers duikt: de mediaan is 5.000 dollar. Dat betekent dat die gezinnen gemiddeld weliswaar een ton opzij hebben gezet, maar dat de helft minder dan 5.000 dollar heeft gespaard voor hun oude dag. Ga dus altijd op zoek naar de mediaan wanneer je iets leest over gemiddelden, want er kunnen best grote groepen zijn die daar ver van afzitten.”

Curriculum vitae

Ionica Smeets (1979) geboren in Delft

  • 1998-1999 Technische informatica, Technische Universiteit Delft
  • 1999-2005 Toegepaste wiskunde, cum laude, Technische Universiteit Delft
  • 2004-heden Wetenschapsjournalist voor o.a. de Volkskrant en New Scientist NL
  • 2005-2010 PhD On continued fraction algorithms, Universiteit Leiden
  • 2006-2010 Blog Wiskundemeisjes met Jeanine Daems
  • 2010-2011 Postdoc over publiek begrip van wetenschap met Bas Haring, Universiteit Leiden
  • 2013 Eureka – vierdelige televisieserie over wiskunde in het dagelijks leven, KRO
  • 2014 Boek: Het exacte verhaal – wetenschapscommunicatie voor bèta’s
  • 2015-heden Hoogleraar wetenschapscommunicatie, Universiteit Leiden
  • 2019 Voorzitter Libris Literatuurprijs 
  • 2019 Boek: Superlogisch – Hoe getallen je helpen om de wereld beter te begrijpen

Delen