‘Opleiding los van productie’

DJS-bestuurslid Irma Scholten: “Je móet je profileren”

De medisch specialistische vervolgopleiding moet korter, maar de dokter moet steeds meer kunnen. Irma Scholten, bestuurslid van De Jonge Specialist en gynaecoloog in opleiding, vertelt over de struggles van de aios in deze tijd.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp

Een mailtje, twee dagen voor dit interview. Of we vroeg in de ochtend kunnen afspreken in plaats van om 14.00 uur. Ze neemt namelijk nachtdiensten over van een zieke collega. Als we het interview na haar dienst doen, dan kan ze daarna gaan slapen. Met dit voorstel leidt Irma Scholten (32), aios in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, zelf de eerste vraag in: heeft ze weleens het gevoel dat ze zichzelf voorbijloopt? “Voor mij is het wel te doen”, geeft ze aan. “Maar ik heb in tegenstelling tot andere aiossen geen gezin én ik werk maar vier dagen klinisch.” Sinds een jaar combineert ze het ziekenhuis met een dag bestuurswerk voor De Jonge Specialist (DJS). “Vijf dagen klinisch werken, vond ik te pittig. Op een bepaald moment dacht ik: hoe brei ik dit allemaal rond? Hoe houd ik iedereen tevreden? Het werd te veel. Want je bent niet alleen maar aan het werk. Je moet elke dag een leerdoel stellen. Elke dag groeien. Elke dag je portfolio bijhouden. Natuurlijk wil je je voortgang inzichtelijk maken, maar het portfolio voelt ook als extra administratie. Nu is het portfolio leidend, volgens mij zou het ondersteunend moeten zijn. Misschien kunnen we in navolging van (Ont)Regel de Zorg ook de opleiding een beetje ‘ontregelen’.”

‘Misschien kunnen we in navolging van (Ont)Regel de Zorg ook de opleiding een beetje ‘ontregelen’’

Scholten doet haar verhaal uiteindelijk een paar dagen later, op een andere plek. Aanvankelijk zouden we afspreken in een café in Amsterdam, maar nu zitten we aan de keukentafel in haar ouderlijk huis, een boerderij in een klein plaatsje in Overijssel. “Als ik iets ga uitwerken of uitzoeken, dan zit ik graag hier. Ik heb hier geen enkele afleiding.” Als ze over haar laptop naar buiten tuurt, ziet ze alleen weilanden. Vroeger had haar vader een varkenshouderij. Sinds een aantal jaren heeft hij geen varkens meer, maar een klusbedrijf. Hij heeft nog wel schapen, voor de hobby. “‘Misschien moet je vandaag nog aan het werk’, zei mijn vader vanochtend voordat hij vertrok. De eerste lammeren zijn gisteren geboren.” Mocht het nodig zijn, dan redt de gynaecoloog in opleiding zich daar wel mee. “Op mijn zevende zag ik voor het eerst een keizersnede bij een koe. Toen ik ouder was, heb ik met mijn vader weleens een verlossing van een schaap gedaan.”

Misschien komt het daardoor, maar ze heeft iets met schapen. In haar appartementje in Amsterdam hangt een grote foto van schapen boven de bank. Zelfgemaakt, fotograferen is een hobby. “Ik kom er alleen bijna niet aan toe”, lacht ze. “Dat is jammer, maar niet erg. Ooit wil ik een cursus fotografie doen. Toen ik minder klinisch ging werken, had ik daar ook voor kunnen kiezen, maar in deze fase geef ik de voorkeur aan bestuurswerk.” Omdat ze het een uitdaging vindt, dat op de eerste plaats, maar wat ook meespeelt, is dat een bestuursfunctie beter op haar cv staat dan een cursus fotografie. “Je móet je profileren. Dat begint steeds eerder. Ik ben mentor van twaalf eerstejaars geneeskunde, die zijn allemaal decentraal binnengekomen. Die hebben dus op hun achttiende al voor het eerst hun kop boven het maaiveld uitgestoken. En zij zeggen al: alleen je opleiding doen is niet genoeg. Dat vind ik wel zorgwekkend, zeker als je kijkt naar hoeveel geneeskunde-studenten kampen met een burn-out of burn-outverschijnselen hebben.”

Moeten promoveren

Zelf heeft Scholten zich ook altijd extra geprofileerd. Al in het vierde jaar van de geneeskundeopleiding doet ze onderzoek. Haar wetenschappelijke stage zet ze, als de kans zich voordoet, om in een promotietraject. “Om een opleidingsplek te krijgen, moet je promoveren. Ze zeggen het niet hardop, maar het is wel zo. Onterecht eigenlijk, want promotieonderzoek zegt niets over hoe je klinisch werkt. Als je eenmaal een plek hebt, ben je met z’n allen weer één pot nat. Dan wil je jezelf weer in de kijker spelen om kans te maken op de baan die jij graag wilt.” Wie die hoge eisen stelt? “De markt, de arbeidsmarkt. Al leg je die druk vooral jezelf op. En elkaar, je maakt elkaar gek.”

Je begint vanuit idealisme, alleen is het soms moeilijk om dat vol te houden

Hoewel ze na een blok gynaecologie in het derde jaar al weet welke kant ze op wil, slaan de twijfels toe in de periode dat ze als anios werkt. “Het onbekende, het onzekere, het onderzoek doen, het promoveren, geen idee wanneer je aan je opleiding mag beginnen – kan ik dit wel, wil ik dit wel?” Maar uiteindelijk is ze blij dat ze haar hart heeft gevolgd. “Er wordt weleens gezegd: voor deze generatie is arts zijn geen roeping maar een beroep. Ik ben ervan overtuigd dat het wel een roeping is. Je begint vanuit idealisme, alleen is het soms moeilijk om dat vol te houden. Vroeger was de traditionele medisch specialist man; de vrouw regelde thuis alles. Tegenwoordig accepteert je omgeving niet meer dat je alleen dokter bent.”

Heeft Scholten met haar keuze voor gynaecologie rekening gehouden met de kansen op de arbeidsmarkt? “Nee”, klinkt het stellig. “Ik doe wat ik leuk vind, je moet vanuit je intrinsieke motivatie kiezen, anders houd je het niet vol.” Al geeft ze toe dat ze daar nu, in de tweede fase van haar medisch specialistische vervolgopleiding, wel iets anders over denkt. “Het liefst zou ik me verder specialiseren in de academische perinatologie, maar dan kan ik straks maar in acht ziekenhuizen terecht. Het is de vraag of de markt tegen die tijd op academische perinatologen zit te wachten. Vanaf april ga ik negen maanden differentiëren, maar in het laatste jaar van de opleiding wil ik wel weer in de breedte werken, om alle opties open te houden.”

Onder de knie

Scholten prijst zich gelukkig dat zij van haar opleiders de vrijheid krijgt om zelf richting te geven aan haar opleiding. Ze weet dat dat niet voor elke aios geldt. “Competentiegericht opleiden en individualisering is het ideaalbeeld, maar is nog niet in elk specialisme en niet in elk ziekenhuis aan de orde. Er komen minder opleidingsplekken. Daar pleiten we als DJS ook voor, om te voorkomen dat we opleiden voor werkloosheid. Maar het heeft wel zijn weerslag op de werkvloer. Er zijn minder aiossen, maar er moeten wel net zo veel spreekuren worden gedraaid. Dat is een organisatorisch probleem, maar wat je ziet, is dat aiossen daardoor poli blijven doen, ook als ze dat allang onder de knie hebben. De opleiding zou los moeten staan van productie.”

‘Competentiegericht opleiden en individualisering is het ideaalbeeld, maar is nog niet in elk specialisme en niet in elk ziekenhuis aan de orde’

Met het individualiseren van de opleiding, wordt ook de duur van de opleiding op de individuele aios afgestemd, afhankelijk van verworven competenties. Scholten benut echter het liefst de hele opleidingstijd. “De opleiding moet korter, maar de dokter moet steeds meer kunnen. De afgelopen jaren zijn er competenties bijgekomen, zoals samenwerken, organiseren en maatschappelijk handelen. En medisch inhoudelijk kan er steeds meer. Omdat er bijvoorbeeld met medicatie veel meer kan, worden bepaalde indicaties, zoals in mijn vak het verwijderen van een baarmoeder, minder vaak gesteld. Zo’n operatie zie je dus veel minder dan vroeger, maar toch krijg je na de opleiding te horen: kun jij die operatie niet uitvoeren? Ik denk dat duidelijker bedacht moet worden wat reële uitstroomeisen van een opleiding zijn.”

De ontwikkeling die Scholten schetst, gaat alleen maar verder en sneller. Om de zoveel seconden verschijnt er een nieuw biomedisch artikel, maar ook als het gaat om e-health en technische innovatie gaat het razendsnel. Is dat ook iets wat voor druk zorgt? “Dat verschilt per persoon, maar in algemene zin niet”, zegt Scholten. “Als het om innovatie gaat, zijn medisch professionals onbewust onbekwaam. We zien het niet als een probleem, maar er komt steeds meer op ons af en we hebben geen idee hoe ermee om te gaan.”

‘Als het om innovatie gaat, zijn medisch professionals onbewust onbekwaam. Er komt steeds meer op ons af en we hebben geen idee hoe ermee om te gaan’

Dat blijkt uit interviews die de DJS-bestuurder momenteel houdt met specialisten en aiossen. Als portefeuillehouder Opleidingen is Scholten kartrekker van een gezamenlijke projectgroep met de Federatie Medisch Specialisten (FMS) die als doel heeft een innovatieprofiel toe te voegen aan alle opleidingsplannen. “Het ziekenhuis komt steeds verder van de buitenwereld af te staan. De afstand tussen dokter en patiënt wordt steeds groter. Patiënten gebruiken allerlei gezondheidsapps en vragen zich af: moet ik hiervoor nog langskomen? De dokter kan niet achterblijven. Iets anders: ik loop nog steeds met een pieper rond. Als de pieper afgaat, kan ik niet zien wie er belt en of het dringend is. Ik moet op zoek naar een vaste telefoon, mijn nummer intoetsen en dan kan ik opnemen. Dat is toch niet van deze tijd? De dokter hoeft niet op de hoogte te zijn van de laatste technologische ontwikkelingen, maar heeft wel handvatten nodig om te kunnen bepalen of iets geschikt is, of iets meerwaarde heeft en wat ervoor nodig is om te implementeren of te gebruiken. Technisch geneeskundigen kunnen daar een belangrijke rol in spelen, maar veel medisch specialisten zijn nog niet bekend met hun expertise.”

Hetzelfde niveau

De projectgroep zal eerst een raamwerk opleveren. Uiteindelijk moet er een soort leidraad komen voor de wetenschappelijke verenigingen. “Zij kunnen zelf bepalen hoe zij vaardigheden rondom innovaties een plek geven in de opleiding; op de afdeling Interne hoeven ze bijvoorbeeld niet te weten hoe een operatierobot werkt. Bijzonder aan deze competentie is dat de aios vaak hetzelfde niveau, of misschien zelfs een hoger niveau heeft dan de supervisor. Wij zijn ermee opgegroeid. Mogelijk kan de aios op dit vlak ook de opleider een beetje opleiden.”

Voorwaarde is dan wel dat de aios zich durft uit te spreken tegen en over de opleider. Dat is in de meeste gevallen zo, maar niet altijd, blijkt uit een enquête die DJS het afgelopen jaar heeft gehouden over de opleidingsvisitaties. Scholten: “Het gros van de aiossen ervaart de visitatie als veilig en objectief, maar een deel verzwijgt voorafgaand aan (20 procent) of tijdens de visitatie (34 procent) zaken die van invloed kunnen zijn op de uitkomst. Dan gaat het vooral om onderwerpen als sfeer, werkdruk, functioneren van de stafleden en veiligheid van het opleidingsklimaat.”

Dat laatste onderwerp staat centraal in de DJS-enquête die binnenkort de deur uitgaat. “Daarbij vragen we aiossen ook hoe veilig zij zich voelen bij hun supervisor. Als je op je tenen loopt, durf je dat dan te zeggen? Zelf vond ik het heel lastig om aan mijn opleider te vragen of ik een dag minder klinisch mocht gaan werken. En dat terwijl parttime werken in de gynaecologie heel gebruikelijk is; bijna niemand werkt fulltime. Ik kan me voorstellen dat de drempel om zoiets te vragen in andere specialismen nog veel hoger ligt. Maar uit ervaring zeg ik: stap die drempel over. Voor mij is de druk nu beheersbaar geworden.”

Curriculum vitae

Irma Scholten (1985), geboren in Ommen

  • 2003-2010 geneeskunde, Rijksuniversiteit Groningen
  • 2010-2014 anios obstetrie en gynaecologie, Kennemer Gasthuis, Haarlem
  • 2012-2015 PhD traject ‘Medically Assisted Reproduction in the context of time’, AMC Amsterdam
  • 2014-heden specialisatie obstetrie en gynaecologie, AMC Amsterdam
  • 2016-heden bestuurslid De Jonge Specialist, portefeuillehouder Opleidingen

 

Delen