Opmars van coaches

Er zijn steeds meer (para)medici die coach (willen) worden. Dat is vrij eenvoudig. Een inschrijving bij de KvK volstaat om aan de slag te gaan. Maar om zorgprofessionals goed te kunnen begeleiden is veel meer nodig, stellen ingewijden. “Er is maar een klein clubje dat coaching als professioneel vak beoefent.” 

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Tamar Smit

Als Lizzy Boonen rond de millenniumwisseling aan (loopbaan)-coaching begint, treft ze rollende ogen en opgetrokken wenkbrauwen. “Het werd toen gezien als iets vaags voor zwevers, ‘normale mensen’ hadden geen coach nodig”, zegt Boonen, adviseur leiderschap- & talentontwikkeling bij het Erasmus MC. “In het bedrijfsleven is coaching anno 2021 geïnstitutionaliseerd en ook in de medische wereld wordt het steeds normaler om een coach in te schakelen.” Hoewel het taboe nog niet helemaal doorbroken is, stijgt de vraag naar coaching wel, zeker onder jonge artsen. En waar de vraag stijgt, neemt het aanbod toe. 

Steeds meer mensen, onder wie ook medici, leggen zich toe op coaching. Dat blijkt wel uit cijfers die Arts en Auto heeft opgevraagd bij de Kamer van Koophandel.

 Op 1 januari 2015 stonden er zo’n 50.000 ondernemingen ingeschreven met ‘coach’ in de bedrijfsomschrijving. In oktober 2020 waren dat er bijna 87.000. Daar zitten allerlei coaches tussen: van executive coaches tot flirtcoaches en van opruimcoaches tot coaches voor artsen. Hoeveel medici actief zijn als coach, is niet te achterhalen. Kijken we naar bij de KvK ingeschreven bedrijven die in hun omschrijving zowel de term ‘coach’ als ‘arts’ of ‘dokter’ gebruiken, dan is dat aantal verdubbeld in de periode 2015-2020: van 166 naar 331. Al betreft dit uiteraard slechts een ruwe indicatie.

Boonen herkent de trend wel. “Sommige medici hebben zelf een succesvol coachtraject doorlopen en gunnen dat anderen ook. Maar er zijn er ook die al jarenlang 70 tot 80 uur in de week keihard werken en zich afvragen: wil ik blijven rennen? Of zou ik collega’s willen ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling? Zeker nu steeds duidelijker wordt hoe waardevol coaching kan zijn.” 

Carrièreswitch 

Janneke Prein is zo’n arts. Ze was psychiater, maar sinds 2017 is ze coach. “Uit nieuwsgierigheid en om mezelf te ontwikkelen, heb ik een coachopleiding gevolgd. Al snel merkte ik dat dit bij me past. De gelijkwaardigheid, de autonomie van de ander. Ik kon er uiteindelijk meer mijn ei in kwijt dan in de psychiatrie.” Prein koos ervoor het beroep waarvoor ze ruim tien jaar was opgeleid, te verruilen voor een titel die iedereen op zijn cv kan zetten. Coach is immers een onbeschermd beroep. “Met het woord ‘coach’ heb ik niet zoveel. Ik ben trots op wat ik doe, ik zie dagelijks hoe zinnig het is.”  

Prein is helemaal gestopt als psychiater, maar er zijn ook medici die coaching naast hun reguliere werk doen. “Voor mij werkt het het beste om me hier volledig op te richten”, geeft Prein aan. “Maar als iemand zich bewust is van de verschillende rollen, dan is het denk ik wel te combineren.” Boonen sluit zich daarbij aan. “Bij coaching is er sprake van een heel andere energie dan in de praktijk of op de poli. Je kunt geen tien coachgesprekken op een dag voeren. Daarom vind ik het niet zo verkeerd om die rollen af te wisselen, zolang men het coachen maar wel bloedserieus neemt.”  

‘Ik ben trots op wat ik doe, ik zie dagelijks hoe zinnig het is’

Executive coach Arvid Buit – die zelf geen medische achtergrond heeft, maar weleens medisch specialisten begeleidt – staat daar anders in. “Als je iemand met jouw ervaring en wijsheid wilt helpen om valkuilen te voorkomen, dan is dat prima, alleen ben je dan geen coach, maar een mentor. Coaching is een vak. Wil je iemand helpen om zijn gedrag duurzaam te veranderen, dan vraagt dat 100 procent toewijding en een stevige opleiding. Iedereen wil coach zijn, maar er is maar een klein clubje in Nederland dat coaching als professioneel vak beoefent.”

Beroepsorganisaties 

NOBCO (Nederlandse orde van beroepscoaches), ICF (International Coach Federation), LVSC (beroepsvereniging voor supervisoren en coaches) en Noloc (beroepsvereniging voor loopbaanprofessionals en jobcoaches) certificeren coaches in Nederland. Wie zich aansluit bij een van deze beroepsorganisaties ondertekent een ethische code, moet zich laten bij- en nascholen en volgt intervisie en/of supervisie. NOBCO en ICF hanteren een internationaal accreditatiesysteem. NOBCO accrediteert – als onderdeel van de European Mentoring & Coaching Council (EMCC) – op vier EIA-niveaus (European Individual Accreditation): Foundation, Practitioner, Senior Practitioner en Master Practitioner. De ICF voert accreditatie op drie niveaus: Associate, Professional en Master Certified Coach.

Van alle coaches in Nederland zijn er (december 2020) 4.100 aangesloten bij NOBCO. Van hen zijn er 524 in het bezit van een EIA-accreditatie. Van alle NOBCO-coaches die aangeven dat ze (mede) in de gezondheidszorg actief zijn (917) hebben 171 coaches een EIA-accreditatie.

Coachopleidingen zijn er in overvloed. Met onderling grote verschillen, zowel in vorm, duur als inhoud. “Het is haast niet meer bij te houden”, ziet Boonen. “De ene opleiding verdwijnt, de volgende gaat van start. Mijn advies is: kies in elk geval een gecertificeerde opleiding. Laat je certificeren én hercertificeren.” 

Nederland kent verschillende beroepsorganisaties voor coaches die opleidingen certificeren (zie kader). Volgens Buit zit er een wezenlijk verschil tussen. “NOBCO en ICF zijn de enige die coaches accrediteren op niveau. In zo’n procedure wordt echt alles gecontroleerd. Opleidingen en ervaring; voor de hoogste ICF-accreditatie is 2,5 duizend uur ervaring vereist. Je moet assessments doen. Transcripties van coachgesprekken inleveren die worden gescoord. Ik vind accreditatie een basisvoorwaarde voor een professionele coach. Een chirurg zonder BIG-registratie laat je toch ook niet op patiënten los?”

‘Als coach moet je jezelf blijven scholen en uitdagen tot groei’

Prein (zelf ICF-gecertificeerd) en Boonen vinden die vergelijking te kort door de bocht. Die laatste: “Een van de allerbeste coaches die ik ken, was heel lang niet geaccrediteerd, simpelweg omdat het destijds nog niet bestond. Accreditatie zegt niet alles. Het geeft aan dat je voldoet aan een aantal harde eisen: opleiding, certificering, vlieguren. Die eisen onderschrijf ik: als coach moet je jezelf blijven scholen en uitdagen tot groei. Maar minstens zo belangrijk is de klik tussen coach en coachee en dat je als coach de wereld van de coachee kent en begrijpt. Daar zegt een accreditatie niks over, dat is de kracht en persoonlijkheid die je als coach inbrengt.” Buit vindt dat een ‘drogredenatie’. “Natuurlijk zegt een accreditatie niet alles en bestaan er goede coaches zonder accreditatie, maar bij accreditatie weet je dat diegene over basiskwalificaties beschikt, maar ook getoetst is én blijft.”

Over het belang van kennis van de medische wereld zijn ze het wel eens. Boonen: “Je hoeft niet per se zelf arts te zijn of te zijn geweest, maar wanneer je bijvoorbeeld een aios of specialist in een academische setting wilt coachen, dan moet je die specifieke cultuur echt begrijpen.” Prein: “Het helpt als je weet wat er speelt in een sector, dat je de hiërarchische processen kent, maar het kan ook een valkuil zijn, wanneer je bijvoorbeeld verkeerde aannames doet.” Buit ten slotte: “Je kunt een ander niet verder brengen dan je zelf geweest bent. Dat maakt een medische achtergrond een mooie basis om een goede coach voor medici te worden, maar dan moet je wel éérst heel goed worden in coaching.”

Roep om coaching steeds luider

Van de in totaal 1.419 a(n)iossen die deelnamen aan de Nationale a(n)ios gezond en veilig werken enquête 2020 van De Jonge Specialist (DJS), heeft op dit moment 24 procent gebruikgemaakt van coaching. In de enquête van twee jaar geleden kwam het woord ‘coach’ niet eens voor. “Toch horen we nog vaak genoeg van aiossen en aniossen dat ze een drempel ervaren”, zegt Charlotte Boateng, DJS-bestuurslid en aios psychiatrie.

“Nog altijd wordt coaching soms ten onrechte geassocieerd met het hebben van problemen. Er is zeker een cultuuromslag gaande, maar het taboe is nog niet helemaal doorbroken.” In de DJS-enquête van 2020 geeft 56 procent van de aniossen aan meer behoefte te hebben aan persoonlijke begeleiding tegenover 36 procent van de aiossen. Beide groepen hebben daarbij de voorkeur voor coaching (aniossen 54 procent en aiossen 64 procent).

Dierenartsen 

Ook in het veterinaire zorgveld neemt de vraag naar coaching toe. “Er is tijdens de opleiding veel aandacht voor burn-out en hoge uitvalcijfers binnen vijf jaar na afstuderen”, laat Tierney Mepham, dierenarts en voorzitter van het Platform Jonge Dierenartsen (PJD), weten. “Daardoor is de gemiddelde jonge dierenarts zich bewuster van de risico’s, maar ziet men ook wat het belang van persoonlijke ontwikkeling is. Uit de laatste enquête (december 2018, 210 respondenten, red.) die we hebben gehouden onder onze leden, blijkt dat jonge dierenartsen persoonlijke ontwikkeling belangrijker vinden dan vakinhoudelijke nascholing en een goed salaris.” 

Delen