Opnieuw beginnen

Rouhollah Qurishi was kno-arts in Afghanistan en vluchtte 27 jaar geleden met zijn vrouw en twee kinderen naar Nederland, waar hij zich ‘omschoolde’ tot arts in de verslavingszorg. Op 29 november promoveert hij aan de Radboud Universiteit. Hoe kijkt hij terug? “Achteraf denk ik: shit, het was toch wel een zware periode.”

Tekst: Adri van Beelen | Beeld: De Beeldredaktie/Bart van Overbeeke

Zijn gevoel voor humor is nooit geweken. Lachend vertelt Rouhollah Qurishi (61) dat het werken in zijn land hem bijna onmogelijk werd gemaakt omdat hij zonder islamitische baard in het ziekenhuis verscheen. “Fundamentalisten willen een baard zien, als een soort paspoort. En je moet vijf keer per dag bidden. Daar had ik in het ziekenhuis natuurlijk geen tijd voor. Dus werd ik gezien als een tegenstander, die heulde met de linkse oppositie. Dat was geen fijne tijd. Veel collega’s werden opgepakt. In 1992 zijn er collega’s van me doodgeschoten in het ziekenhuis.”

Qurishi komt uit een gezin met tien kinderen. Allemaal met een goed verstand, maar Rouhollah kon het beste studeren. Daarom spoorde zijn moeder hem aan geneeskunde te doen. Ze had regelmatig kaakholteontsteking en daardoor altijd hoofdpijn. “Word jij maar kno-arts, zei ze. Dan kun je mij helpen. Maar toen ik klaar was met de studie, was ze helaas overleden.”

Dat Qurishi in zijn werk gehinderd werd, was onder meer de reden om te vluchten. Mensen zonder enige kennis van kno kwamen hem vertellen hoe hij zijn vak moest uitoefenen. Ze waren beledigend en agressief. Hij noemt het voorbeeld van een collega-arts, een neurochirurg, die een patiënt met een kogel in het hoofd behandelde. De neurochirurg verwijderde de kogel, maar dit leidde helaas tot een complicatie waaraan de patiënt overleed. “Mijn collega werd voor mijn ogen fysiek mishandeld. Ze gingen ervan uit dat hij de patiënt expres niet goed had behandeld. Ze waren zeer achterdochtig.”

Qurishi en zijn vrouw (ook arts) konden geen verantwoorde patiëntenzorg meer leveren en besloten te vertrekken. Ze kwamen naar Nederland, dat bij hen bekend stond als tolerant en vriendelijk. En bovendien democratisch. “Met een koning zonder macht, dat is mooi.” Ze werden gastvrij ontvangen. Eerst in het asielzoekerscentrum in Deventer en na drie maanden in Sprang-Capelle (in het westen van Noord-Brabant), waar ze een huis kregen. 

Hoe kijkt hij aan tegen de huidige opvang van en omgang met asielzoekers, zoals in Ter Apel? Qurishi vindt het jammer en wijt het aan de veranderende tijd. “Er zijn nu andere problemen dan toen wij aankwamen. Er is inflatie, een energiecrisis, toenemende criminaliteit en agressie. De mentaliteit in de maatschappij verandert. Maar Nederland doet nog steeds zijn best.”

In Sprang-Capelle moesten ze eerst erg wennen. In het nogal gelovige dorp werd het bijvoorbeeld vervelend gevonden dat ze op zondag de was ophingen. Qurishi: “De buurman kwam ons dat vertellen. Het verschil met Afghanistan is echter dat je er gewoon over kunt praten. We zeiden dat we het niet wisten en dat werd geaccepteerd.”

Qurishi en zijn vrouw volgden taal- en inburgeringscursussen en kwamen in aanraking met typisch Nederlandse gewoontes zoals stipte afspraken. “Spreek je om twaalf uur af, dan moet je er ook stipt twaalf uur zijn. Verder leerden we dat het normaal wordt gevonden dat je fiets kan worden gestolen. En het is hier ook zo dat je vrouw op straat gewoon naast je loopt en niet 10 meter achter je. Dat soort dingen.”

Voor buitenlandse artsen is Nederland streng, vindt hij. Qurishi kon niet als kno-arts aan de slag, maar moest opnieuw als basisarts beginnen. Om als kno-arts te werken zou hij de hele opleiding van zes jaar opnieuw moeten doen. “En dat zag ik echt niet zitten.”

‘Asielopvang? Nederland doet nog steeds zijn best’

Ook de weg naar basisarts was lang, vertelt hij. “Door de taal was alles dubbel zo moeilijk. Ik wist sommige eenvoudige woorden niet. Bijvoorbeeld ‘scheenbeen’. Ik ken het Latijnse woord tibia. Maar scheenbeen?” 

Dat het uiteindelijk de verslavingsgeneeskunde werd, heeft wellicht vooral te maken met verslavingsproblemathiek in Afghanistan. “Daar zijn 3,2 miljoen aan opium verslaafde mannen en vrouwen”, vertelt Qurishi. “Opium wordt in het land zelf geproduceerd en is goedkoper dan paracetamol. Naast volwassenen zijn ook een half miljoen kinderen onder de 12 jaar verslaafd. En er zijn geen behandelingen.” 

Als basisarts ging Qurishi aan deslag in de verslavingszorg. Vervolgens deed hij een post-master in Addiction Medicine in Nijmegen. Zijn scriptie bewerkte hij tot een Engelstalig artikel, dat verscheen in het Amerikaanse Journal of Addiction Medicine. Hierna kreeg hij de smaak te pakken en publiceerde nog negen artikelen. 

Op 29 november promoveert Qurishi. Dan verdedigt hij zijn proefschrift Case Reports in Addiction Medicine – Bridging the gap between science and practice aan de Radboud Universiteit. In het proefschrift wordt het belang van casestudies in de verslavingsgeneeskunde benadrukt. Hij werd begeleid door verslavingsarts prof. Cor de Jong en mdl-arts prof. Joost Drenth.

Qurishi deed de afgelopen jaren nog meer dan promotieonderzoek. Tot 2021 zette hij zich in als opleider van coassistenten en huisartsen in opleiding van de universiteiten van Utrecht, Nijmegen en Maastricht. Daarnaast was hij tot 2021 praktijkopleider in de opleiding van verslavingsartsen tot verslavingsspecialist. Intussen behandelde hij 28 verslaafde vrouwen in Afghanistan. Dat deed hij online. Ze werkten in de tapijt­industrie en stuurden hem als dank een mooi kleed. “Dat kleed heb ik aan Cor de Jong geven”, vertelt hij lachend. “Ik zei: ‘ik heb van jou immers het vak geleerd’.”

Qurishi richt zich nu op de behandeling van vrouwen met premenstrueel syndroom (PMS), die daardoor periodiek hyperemotioneel, instabiel en/of prikkelbaar zijn en daardoor verslavingsgevoeliger worden. “Ze grijpen eerder naar pijnstillers, alcohol of andere middelen. Die vrouwen wil ik helpen.”

Terugkijkend op het eerste deel van zijn leven in Afghanistan voelt hij zich niet getraumatiseerd. “Achteraf denk ik wel: shit, het is best een zware periode geweest.” Hij wil niet meer terug. “Niet met het huidige taliban-regime zonder mensenrechten en zonder vrouwenrechten. Bovendien is mijn vrouw hier ook als arts gespecialiseerd in verslavingszorg. En mijn twee kinderen zijn hier gesetteld, de een als advocaat, de ander als geregistreerd accountant. Dan wordt terugkeren moeilijker.”

Delen