Over betrokkenheid

Kun je als zorgprofessional te betrokken zijn? Of is die betrokkenheid juist nodig? Waar de een afstand zoekt, vindt de ander dat je een band met de patiënt moet opbouwen.

Tekst: Anouk Brinkman | Beeld: Tamar Smit

“Ja, natuurlijk helpen we mee met verhuizen!” Psychiater Lara Stavenuiter van Centrum De Brouwerij in Amsterdam klinkt tegelijkertijd verbaasd en enthousiast als ze antwoord geeft op de vraag of een cliënt helpen verhuizen binnen de grenzen van betrokkenheid valt. De onorthodoxe zorginstelling voor de begeleiding van mensen met een psychose staat voor kameraadschap tussen zorgprofessional en cliënt – bij De Brouwerij ‘leden’ genoemd. De opvatting van oprichter, psychiater en rockgitarist Jules Tielens is dat je als zorgprofessional een vriendschappelijke band met de patiënt moet opbouwen. Volgens Stavenuiter komt deze aanpak de kwaliteit van zorg ten goede. “Ik heb hier de mogelijkheid om meer van mijzelf als mens te laten zien. Ik vind dat heel plezierig, ook voor mij is het leuk om niet in die formele rol te zitten. Mijn boodschap over de behandeling komt daardoor makkelijker binnen bij een patiënt.”

En dus is het voor Stavenuiter de normaalste zaak van de wereld om cliënten te helpen verhuizen, boodschappen te doen, tijdens een huisbezoek even op te ruimen en schoon te maken – ‘zolang er geen misbruik van wordt gemaakt’ – of samen een stuk te wandelen. “Tijdens de lunch eten leden en medewerkers samen aan een grote tafel en daar worden allerlei onderwerpen besproken. Ik heb een gezin en mijn man en kinderen komen hier af en toe over de vloer, bijvoorbeeld als ze de sleutel zijn vergeten. Dat werkt ook normaliserend. In de reguliere GGZ is dat toch een stuk minder gebruikelijk.”

Mee op vakantie

Herlind Stuijt coacht als arbeids- en organisatiepsycholoog veel zorgprofessionals via het CarrièreCentrum Zorg. Zij merkt dat vooral verzorgend personeel ver kan gaan in de betrokkenheid richting patiënten. “Ik heb gezien dat iemand een patiënt meenam op vakantie. Over het algemeen zijn we geneigd te zeggen dat zoiets niet goed is, maar misschien is het in de huidige participatiemaatschappij juist wel goed. Als je een patiënt thuis helpt met het schilderen  van de muren, omdat je weet dat je dan makkelijk contact maakt, is dat dan verkeerd?”

‘Vooral verzorgend personeel kan ver gaan in de betrokkenheid richting patiënten’

Psychiater Lara Stavenuiter erkent dat medewerkers van Centrum De Brouwerij de grenzen opzoeken. “Maar het contact blijft altijd binnen de grenzen van professionele betrokkenheid. Ik ga natuurlijk anders om met leden dan met mijn vrienden. Zo ben ik buiten kantoortijden niet mobiel bereikbaar voor patiënten. Onze verpleegkundig specialisten zijn dat wel. Ik heb ervoor gekozen dat niet te doen, voor mij ligt daar dus de grens. Uiteraard ben ik indirect wel bereikbaar voor mijn collega’s.”

Kinderarts-oncoloog en hoogleraar Gertjan Kaspers van VUmc geeft ook zijn mobiele nummer niet aan ouders. “Er zijn collega’s die dat wel doen en bij wijze van spreken dag en nacht bereikbaar zijn voor patiënten, maar voor mij gaat dat te ver. Ik blijf op de werkvloer ook altijd dokter Kaspers. Dat houd ik stug vol. Al corrigeer ik ouders en kinderen die me tutoyeren niet.” Een zekere mate van afstand komt volgens Kaspers het medisch handelen ook ten goede. “Ik heb weleens bij vrienden gekeken of ze iets gebroken hadden, maar eigenlijk durfde ik ze geen pijn te doen. Daardoor miste ik bij iemand dus mooi een breuk.”

Noodzakelijke afstand

Weinig vakgebieden zullen emotioneel meer confronterend zijn dan de oncologische kindergeneeskunde. Ook daarom is volgens Kaspers afstand noodzakelijk. De medisch specialist ziet regelmatig kinderen overlijden en zegt dat het loslaten met de jaren moeizamer wordt. Toen Kaspers voor het eerst een kind met hersenstamkanker in zijn spreekkamer zag dat een aantal maanden later overleed, maakte dat zo veel indruk dat hij vrijwel direct instemde toen de ouders van zijn patiënt vroegen of hij wetenschappelijk onderzoek zou willen doen met het geld dat zij via een stichting wilden gaan inzamelen.

‘Als je van alle ouders en kinderen je vrienden maakt, maak je het jezelf heel moeilijk’

Inmiddels is Kaspers alweer tien jaar ambassadeur van Stichting Semmy. Toch omschrijft hij het contact met deze ouders niet als dat van goede vrienden. “Als je van alle ouders en kinderen je vrienden maakt, maak je het jezelf heel moeilijk. Dan krijg je telkens een emotionele dreun als het niet goed afloopt met een patiënt. Deze ouders deden een appèl op me en dat raakte mij. Er werd nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar hersenstamkanker, niet in Nederland en internationaal ook bijna niet. Ik voelde me heel erg verantwoordelijk. Bovendien is nee voor mij eigenlijk geen antwoord. Het zit in mijn karakter om meteen ja te roepen.”

Overbelasting

Harma Stenveld, arts bij de Levenseindekliniek en voorheen dermatoloog, weet uit eigen ervaring dat ze met haar neiging om altijd ja te zeggen zichzelf soms te zwaar belast. Stenveld heeft sinds de jaren negentig last van bronchiëctasieën, waardoor ze vorig jaar is gestopt als dermatoloog. “Meestal voel ik het niet op tijd aan als ik een grens overschrijd, de vermoeidheid van de ziekte blijft me overvallen. Daarom heb ik nu begeleiding om mezelf te leren begrenzen.”

Overbelasting ontstaat volgens organisatiepsycholoog Stuijt niet alleen als gevolg van extreme betrokkenheid. “Overbelasting komt ook voort uit verplichtingen op het werk. Veel zorgprofessionals hebben moeite om nee te zeggen. Ze willen het goed doen, vaak zijn het loyale mensen die zich aan hun afspraken willen houden. Toch is dat niet hetzelfde als bevlogenheid. Als je iets wilt creëren, heb je een bepaalde geestdrift nodig.” Stuijt refereert aan wetenschappelijk onderzoek van Wilmar Schaufeli, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht. Daaruit blijkt dat bevlogen werknemers zich vitaal en energiek voelen, toegewijd en betrokken zijn en volledig opgaan in hun werk, terwijl opgebrande werknemers zich juist vermoeid en afstandelijk voelen. Schaufeli stelt dat bevlogenheid en burn-out tegengestelde polen zijn en krijgt hierin bijval vanuit verschillende wetenschappelijke onderzoeken.

Veel zorgprofessionals hebben moeite om nee te zeggen

Psychiater Lara Stavenuiter noemt zichzelf ‘goed belastbaar’. “Wel vind ik het soms moeilijk om voortdurend samen in de grote ruimte te verblijven, het prikkelgehalte is hoog. Maar dan ga ik gewoon af en toe even naar buiten om een stuk te wandelen.”

Voor het ambassadeurschap van de Stichting Semmy is Kaspers regelmatig betrokken bij fondsenwerving en familiedagen en is hij beschikbaar voor vragen. “Buiten dat word ik met mate gevraagd voor een beperkt aantal bijeenkomsten. Daar ben ik wel blij om, want ik kan me voorstellen dat het lastig is als je wordt overvraagd.”

Enorme drijfveer

Ondanks de fysieke beperkingen waar Stenveld als gevolg van haar longaandoening mee kampt, is stilzitten geen optie. Ze voelt een enorme drijfveer om zich sterk te maken voor goede communicatie tussen arts en patiënt. “Het is een merkwaardige rol waar je als patiënt in terechtkomt: ik ben een mondige vrouw, maar geen mondige patiënt. Ik ervaar soms een ongelooflijk gebrek aan empathie.”

Stenveld deelt haar ervaringen op congressen voor zorgprofessionals. “Tijdens lezingen hoor ik vaak dat een gebrek aan empathie niet meer aan de orde zou zijn, maar ik maakte het een paar maanden geleden nog mee.” Vanuit die motivatie zit Stenveld sinds vorig jaar in het vrijwillige promotieteam van het boek Focus dat Kevin Wubbels schreef over zijn ervaringen als patiënt met lymfeklierkanker en ALS. “Dit boek is geen terechtwijzing of aanklacht tegen de gezondheidszorg. Het verhaal gaat niet over lijden, maar laat juist een enorme levenslust zien. Hoe Kevin schrijft over zijn ervaringen met artsen, daar kan iedereen iets van leren.” Haar drijfveer komt volgens Stenveld voort uit ‘bijna een soort woede’. “Naar mijn mening kun je als arts niet té betrokken zijn of te verweven raken met de patiënt. Ik denk dat horkerige artsen als mens lang niet zo horkerig zijn. Nam iedereen dat stukje mens-zijn maar wat meer mee in zijn werk. Ik vind dat we dit als zorgprofessionals moeten veranderen, want van de patiënt mogen we dat niet verwachten.”

Voldoening

Over het algemeen zijn zorgprofessionals volgens Stuijt extreem betrokken en is het juist deze manier van werken waar zij voldoening uit halen. “Dat kan soms schuren met de visie binnen een maatschap of organisatie die geënt is op maximalisatie van productie. Maar als er geen ruimte is voor betrokkenheid zorgt dit voor chronische ontevredenheid, dat lekt energie. Heel betrokken, breed georiënteerde specialisten gaan in zo’n situatie uiteindelijk weg, uit frustratie. Dat is een beetje een vreemde paradox. Het zijn heel betrokken mensen, maar ze stappen uit het vak.”

Volgens Stuijt is het belangrijk dat collega’s en leidinggevenden met elkaar in gesprek gaan over de grenzen van compassie en bevlogenheid. “Het gaat over rolopvattingen, ideeën die voor iedereen anders zijn. Er is niet één harde manier van: zo moet het. Juist de variatie aan manieren om bevlogenheid vorm te geven is inspirerend.”

Delen