Pensioenbewustzijn nog steeds laag
Ondanks allerlei initiatieven om het te vergroten is het pensioenbewustzijn in Nederland nog steeds erg laag. Ook onder zorgprofessionals, zo blijkt uit recent ledenpanelonderzoek van VvAA. Elma van Vulpen, financieel planner bij VvAA, schetst hoe belangrijk het is tijdig inzicht te krijgen in de financiële situatie na pensionering.
Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Shutterstock
Er hebben zich de afgelopen jaren nogal wat wijzigingen voorgedaan op pensioengebied. In 2006 schafte de overheid de VUT en het prépensioen af. Een aantal jaren later volgde de gefaseerde verhoging van de AOW-leeftijd en in 2014 de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar en vanaf 2018 naar 68 jaar. In 2015 zijn de maximale opbouwpercentages verlaagd en sinds 1 januari 2015 is het (fulltime) pensioengevend inkomen gemaximeerd op € 100.000,-. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd, voor 2018 bedraagt het € 105.075,-. Deze aftopping geldt ook voor aanvullende producten, zoals lijfrente. En daar komt nog bij dat de indexaties bij veel pensioenfondsen de laatste jaren achterblijven bij de inflatie. “De meeste men-sen kennen deze wijzigingen wel”, zegt financieel planner Elma van Vulpen van VvAA, “maar wat de consequenties zijn voor de persoonlijke situatie na pensionering of bij overlijden, daarvan is lang niet iedereen zich bewust.”
Uit de Pensioenmonitor 2016 van Wijzer in Geldzaken blijkt dat twee op de drie werknemers niet op de hoogte is van het inkomen na pensionering. Recent onderzoek van VvAA onder 3700 leden bevestigt dat beeld. Zo weet 72 procent van de respondenten met een inkomen boven de aftoppingsgrens niet wat de financiële consequenties van de aftopping van het pensioen zijn, en is 80 procent niet bekend met de financiële consequenties van de aftopping van het partnerpensioen. Van Vulpen: “Voor pensionering heb je mogelijk nog langer de tijd om hierop te anticiperen, maar de financiële gevolgen bij overlijden merk je natuurlijk meteen.”
Wat de gevolgen zijn, hangt af van het inkomen, de beroepsgroep en het pensioenfonds. Sommige beroepsgroepen, zoals de tandartsen, vallen niet onder een verplicht pensioenfonds. “Zij zijn zich er wel van bewust dat ze iets aanvullends moeten regelen”, zegt Van Vulpen. “Want doen ze dat niet, dan moeten ze het vanaf de pensioendatum doen met de AOW van netto circa € 750,- per maand.” Ook bij andere beroepsgroepen spelen er specifieke factoren. “Zo geldt bijvoorbeeld bij het pensioenfonds voor dierenartsen (SPD) en het pensioenfonds voor fysiotherapeuten (SPF) een maximaal inkomen waarover pensioen kan worden opgebouwd. Bij het SPD is dit beroepsinkomen gemaximeerd op € 57.369,- (2018) en bij het SPF voor een zelfstandige op € 44.954,- (2018).”
Wie niet door het pensioenfonds met zo’n maximum geconfronteerd wordt, heeft bij een inkomen van € 105.075,- of meer (in 2018) dus wel te maken met de pensioenaftopping. “Een zelfstandige huisarts met een winst uit onderneming van € 150.000,- bruto”, noemt Van Vulpen als voorbeeld. “Als hij geen aanvullende maatregelen neemt, daalt zijn inkomen na pensionering van circa € 91.600,- netto naar € 38.700,- netto (zie kader, red.).”
Verschillende oplossingen
De Nederlandse norm voor een ‘goed’ pensioen is 70 procent van het laatste inkomen, maar zeker de hogere inkomens halen dat percentage niet. De huisarts uit het voorbeeld blijft steken op 42 procent. Om een eventueel tekort aan inkomen te voorkomen, zijn er verschillende oplossingen. “Zowel aan de inkomenskant als aan de uitgavenkant”, verduidelijkt Van Vulpen. “Je kunt gewoon vermogen opbouwen door te sparen of te beleggen. In sommige beroepsgroepen kun je fiscaal voordelig een aanvullend pensioen opbouwen via een lijfrenteverzekering of -bankspaarproduct. En je kunt ervoor zorgen dat je minder inkomen nodig hebt na pensionering. Sommige uitgaven stoppen automatisch, zoals de kosten voor de studie van de kinderen. Maar denk ook aan het aflossen van de hypotheek. Het belangrijkste is dat je je bewust bent van je pensioensituatie. Welke doelen en welke uitgaven heb je na pensionering nog? Hoe hoog is je pensioeninkomen en hoeveel moet je er dan bij opbouwen? Als je dat op tijd in beeld hebt, dan kun je daarop sturen.”
Voor vragen en/of meer informatie: fp@vvaa.nl, vvaa.nl/advies/financiele-planning
Rekenvoorbeeld huisarts
“Bij de Stichting pensioenfonds voor huisartsen (SPH) bouwt een huisarts met een winst uit onderneming van € 150.000,- bruto jaarlijks € 861,48 (o.b.v. reglement 2018) aan normpensioen op”, zegt financieel planner Elma van Vulpen. “Het fonds kent een voorwaardelijke toeslagverlening (1,4 procent in 2017; 2,79 procent in 2018) en de regeling gaat uit van een pensioenleeftijd van 68 jaar. Een huisarts van 30 jaar kan dus maximaal 38 dienstjaren x € 861,48 plus de jaarlijkse toeslag opbouwen. Bij een toeslag van gemiddeld 2 procent is dit afgerond € 48.500,- bruto per jaar. Dit is exclusief de AOW van circa € 10.000,- bruto per jaar voor gehuwden/samenwoners. Wat hier netto van overblijft, hangt af van eventuele overige inkomsten/aftrekposten en fiscale faciliteiten. In dit voorbeeld heeft de zelfstandige huisarts recht op ondernemingsfaciliteiten en daalt het inkomen van circa € 91.600,- netto naar € 38.700,- netto.”
Uiteraard is dit een fictief voorbeeld. Het inkomen zal niet gedurende de gehele periode gelijk blijven. Mogelijk wordt er niet de hele periode fulltime gewerkt. Er is geen rekening gehouden met bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid of echtscheiding en ook niet met de toeslag/conversiemogelijkheid in de uitkeringsfase. Maar het laat wel de inkomensdaling zien.